Feddersens hang naar wildgroei in de ruimte

De Duitse kunstenaar Dennis Feddersen exposeert zijn levensgrote, organische sculpturen bij Galerie Cokkie Snoei.

DANIËL BERTINA

“Ik houd ervan als een kunstwerk de hele ruimte kaapt,” zegt kunstenaar Dennis Feddersen. Vanuit Berlijn vertelt hij over zijn eerste solotentoonstelling in Nederland. “Ik ben nieuwsgierig naar de mogelijkheden van kunst op grote schaal. Als een kunstwerk véél groter is dan je eigen lichaam, dwingt het respect af. Je moet het wel serieus nemen.”

In de galerie van Cokkie Snoei hangt een van Feddersens bizarre bouwsels: Parasite *19. Een chaotische, manshoge brei van omgebogen planken tropisch ceibahout, die krullend als een soort woekerend gezwel uit de witte muur van de galerie lijkt te barsten. Speels en dreigend tegelijk.

Parasite *19 maakt samen met een aantal kleinere pentekeningen en waterverfschilderijen deel uit van zijn expositie (Warning) Spectrum. Te zien tot en met 1 mei in de Hazenstraat.

Dennis Feddersen (Braunschweig, 1979) studeerde pas deze week af aan de Meisterschüle van de Hogeschool voor Beeldende Kunsten in Braunschweig. Hij timmert al sinds zijn eerste tentoonstelling bij de Berlijnse Galerie Koal – nu drie jaar geleden – flink aan de weg met vreemde installatiekunst. Zijn werk was al te zien in Polen, Engeland, Zwitserland en de Verenigde Staten.

Feddersens organische sculpturen zijn nooit hetzelfde. De structuur en vorm van de beelden worden bij elke expositie opnieuw aangepast aan de architectuur, totdat de tentoonstellingsruimte helemaal is overwoekerd. Wildgroei, als een parasiet.

“In onze tijd wordt alles uit elkaar gehaald en op een nieuwe manier weer opgebouwd. Alles is het resultaat van samplen, om in dj-termen te spreken,” vertelt Feddersen. “Heel erg postmodern allemaal. Dat idee maak ik in mijn kunst tot een abstractie.”

Parasite *19 is volledig te demonteren. Door de tientallen lagen hout nat te maken kan het geheel als ‘een grote rol sushi’ worden opgerold, en op een nieuwe locatie weer op een unieke manier in elkaar gezet. Ook het materiaal zélf lijkt een eigen leven te lijden. Donkere schimmelsporen – over een periode van jaren zorgvuldig door de kunstenaar gekweekt – lopen in dikke banen over het hout.

“Zo kan het kunstwerk als een soort organisme evolueren,” verteld Feddersen. “Die instabiliteit trekt me heel erg aan. Het is een uitdaging om elke nieuw beeld weer nét iets beter te maken.”

“Ik heb zelf vaak geen idee wat eruit zal komen. Toen ik werkte aan mijn expositie bij Cokkie Snoei voelde ik me ontzettend ziek en beroerd. Misschien ziet het er daarom wel uit als een enorme ziektekiem.”

Na een aantal mislukte pogingen om in gebroken Engels te vertellen over de ingewikkelde kunsttheorieën van Robert Morris, Gilles Deleuze en Michel Serres – allemaal grote inspiratiebronnen voor zijn werk – bekent Feddersen lachend: “Mijn fascinatie voor die organische vormen werd eigenlijk vooral opgewerkt de horrorfilm The blob. Over dat vormeloze slijmmonster.”

The blob is natuurlijk een rare b-film, zowel de versie uit 1958 met Steve McQueen en de remake uit de jaren tachtig. Maar er zitten hele interessante ideeën over architectuur en ruimtegebruik in. Hoe dat amorfe monster rondkruipt, steeds groter wordt, alles opvreet en de ruimte probeert te overheersen – vond ik heel tof. Dat idee ben ik in mijn kunst gaan uitwerken.”

Op de achtergrond bij al zijn werk speelt de constante staat van verandering, waarin de moderne mens zich bevindt. Niets is blijvend, stelt Feddersen. De enige constante is de verandering.

“Mijn werk toont een belichaming van die superflexibele tijdsgeest,” zegt Dennis Feddersen. “Maar ik vind het heel leuk als mensen er totaal onverwacht op reageren, en er hun eigen dingen in zien. Of smerig vinden, en lelijk. Het is dan ontzettend spannend om te horen waarom.”

www.cokkiesnoei.com / www.dennis-feddersen.de

Het Parool / Kunst & Media (9 april 2010)