De Zweedse beeldend kunstenaar en dj Jonas Ohlsson is een van de zeven genomineerden voor de Amsterdamprijs voor de Kunst. Tot zijn eigen verbazing. “Ik dacht dat ik teveel mensen boos had gemaakt.”
DANIËL BERTINA
“Ik deed kennelijk mee aan een wedstrijd, zonder dat ik het wist,” zegt Jonas Ohlsson verontschuldigend. In zijn atelier en woonruimte in Zuidoost heeft hij een verzameling elektronische muziek op cd’s, mixtapes en platen uitgestald, deels van eigen makelij.
Op de grond staan twee van zijn ingelijste tekeningen. Potlood, viltstift en verf vormen veelkleurige collages van schedels, wapens, vervormde mensenlijven, opgezwollen geslachtsdelen en maniakaal grijzende stripfiguurtjes. “Ik ben benieuwd wat de jury van mijn werk heeft gezien.”
De Zweedse Jonas Ohlsson (Örebro, 1967) woont en werkt sinds 1996 in Amsterdam. Als dj en kunstenaar maakt hij – met zes anderen – kans op de Amsterdamprijs voor de Kunst. Vormgevers Mevis & van Deursen, theatermaakster Adelheid Roosen, de muzikanten van het Calefax Rietkwintet, graffitikunstenaar Boris Tellegen, performer/choreograaf Marco Gerris en dichter F. Starik dingen ook mee naar de prijs die sinds 2003 jaarlijks wordt toegekend aan hen die een rol spelen in de ontwikkeling en stimulering van de kunst, en het imago van de stad versterken.
Drie van hen zullen donderdag tijdens een ceremonie in het Muziekgebouw aan het IJ de prijs ontvangen: een geldbedrag van 35.000 euro. “Straks sta ik daar misschien naast Job Cohen,” grijst Ohlsson. “Ik heb heel lang het ideaal gekoesterd van de kunstenaar als buitenstaander, maar het establishment komt nu wel heel dichtbij.”
Zelfs in dit bonte gezelschap van genomineerden is Ohlsson een vreemde eend in de bijt. De boomlange Zweed met dreadlocks is naast beeldend kunstenaar, dj en muzikant ook curator van tentoonstellingen, anarchist, fanatiek globetrotter en docent aan de Gerrit Rietveld Academie.
“Mijn kunst is schizofreen – op een goede manier,” zegt Ohlsson. “Ik heb altijd heel multidisciplinair gewerkt. Vroeger moest je juist specialiseren. Mijn vader was boekhouder, maar toen zijn fabriek sloot stond hij daar met lege handen. Die schizofrenie betekent dat ik veelzijdig inzetbaar ben.”
Ohlsson schrijft over kunst, maakt kunstinstallaties in de openbare ruimte, tekent, schildert, en vormt samen met Daniela Bershan het muzikale electroduo DJ Lonely & Bàbà Electronica. Daarnaast runt hij een eigen projectruimte genaamd FUCK.
Zijn uitvalsbasis is al zes jaar de wijk Florijn in stadsdeel Zuidoost. “Ik vind de Bijlmer heel mysterieus,” zegt Ohlsson. Die buurt is jarenlang genegeerd en heeft zichzelf moeten uitvinden. “Je voelt hier een bijzondere levenslust en zelfredzaamheid, die je ook aantreft in de sloppenwijken van Rio de Janeiro.”
De nominatie voor de Amsterdamprijs voor de Kunsten kwam als verrassing, want Ohlsson mag graag provoceren. “Je moet vechten tegen slechte kunst en slechte ideeën. Die strijd is heel leerzaam, maar ik dacht dat ik al teveel mensen boos had gemaakt om voor zo’n prijs in aanmerking te komen.”
Zo fulmineerde hij onlangs in een interview met Maxine Kopsa tegen de ‘curatorhoeren’ van kunstinstituut De Appel. Veel kunstenaars maken in probleemwijken misbruik van de misère voor hun eigen artistieke plannen, zonder oprecht geïnteresseerd te zijn – aldus Ohlsson.
“Daar moet ik trouwens ook voor uitkijken, want kunst in achterstandswijken is moeilijk. Het kan snel een enge mix worden van zendingsdrang, ramptoerisme en cultureel kolonialisme.”
Deze kunst zou meer moeten draaien om gelijkwaardigheid. Onder het mom van diversiteit proberen veel kunstinstellingen proberen immigranten en minderheden naar de musea te halen. “Maar waarom gaat dat ook niet andersom?” vraagt Ohlsson. “Waarom komen die dikke elitaire blanken ook niet eens naar een hiphopfeest in de Bijlmer?”
Ook zijn kunstwerken steken vaak de draak met fijngevoeligheden. Op eerdere stukken zoals Eeuwig kind vernedert de dood (2006) prijkt een doodshoofd voorzien van hakenkruis en plassende Hilterbabies. Recentelijk was opdrachtgever Imagine IC ook niet gecharmeerd van de cd Baba bijlmer, die hij maakte samen met Daniela Bershan. De droogkomische electropopliedjes over slavernij, kolonialisme en dikke billen werden door de opdrachtgever als té confronterend bestempeld.
“Het gaat me niet om het shockeffect, maar om vragen te stellen over onderwerpen waar ik zelf mee worstel. Ik roep soms ook maar wat,” relativeert Ohlsson. “Ik zoek de lol in de kunst. Als je alleen maar boos bent kan je geen goede kunst maken.”
Jonas Ohlsson studeerde hij aan drie kunstacademies: die van Örebro, de Gerrit Rietveld Academie en het Sandberg instituut. Hij werkte onder andere in Brazilië, China en de Verenigde Staten. Sommige vrienden uit underground kringen noemde hem een verrader toen hij naar de kunstacademie ging. Echte kunstenaars hebben geen opleiding nodig, was de gedachte. Inmiddels maakt niemand van hen nog kunst.
“Ik heel blij dat ik hier ooit ben terechtgekomen,” zegt kunstenaar Jonas Ohlsson. “Vanuit Amsterdam kan je zo makkelijk overal naartoe om goede kunst te gaan zien, en je te laten inspireren. Als ik in Örebro was blijven hangen was ik ongetwijfeld een hele slechte kunstenaar geworden. Nu ben ik een enorme cultuurvreter.”
Hij pakt een groot kladboek, vol met geschreven teksten, schetsen, pijlen en doorgekraste zinnen. Een verzameling ideeën voor zijn komende expositie samen met Anne-lise Coste, die op 5 september opent bij Ellen de Buijne Projects. In de uitgeschreven gedachtenchaos staan de namen van Islamgeleerde Tariq Ramadan en architect Rem Koolhaas onder elkaar.
“Ramadan wordt nu gekruisigd door de media, omdat hij een programma maakte voor de Iranese staatstelevisie,” zegt Ohlsson. “Maar Koolhaas bouwde het hoofdkantoor van de Chinese staatstelevisie, en werd heel anders behandeld. Dat vind ik nu interessant en spannend. Daar kan ik wel iets mee.”
Het Parool / Kunst & Media (25-8-2009)