Interview met regisseur Titia Bouwmeester, voor de werkgroep Gedeelde Verbeelding / Domein voor kunstkritiek.
DANIËL BERTINA
Regisseur Titia Bouwmeester was van 1999 tot 2003 artistiek leider van Dogtroep: een pioniersgezelschap op het gebied van locatietheater, met internationale allure. Met haar kunstenaarscollectief 5eKwartier leidt zij het community art project De Verhalenkeuken in de Slachthuisbuurt: een arbeiderswijk in Haarlem-Oost. Vanuit de uitvalsbasis in multifunctioneel buurtcentrum De Hamelink probeert 5eKwartier – sinds oktober 2008 in twee jaar tijd – nieuwe vormen van gemeenschapzin te organiseren.
Vier deelprojecten gingen vooraf. Er werd afgesloten met een vijfde, en laatste, project: een locatievoorstelling waarin persoonlijke verhalen van de bewoners in een nieuwe artistieke en universele vorm worden gegoten. Een gesprek over communicatie, bezieling, betrokkenheid. En kwaliteit.
Van Dogtroep naar Community Art
“Ik heb mijn vak als kunstenaar bij Dogtroep geleerd,” vertelt Titia Bouwmeester enthousiast. “Het ging er bij Dogtroep om kunst direct te laten communiceren. Het was belangrijk om je daaraan te staven, want in onze vorm van locatietheater speelden we vaak niet alleen voor kunstpubliek, maar vooral ook voor ‘gewone’ mensen die op die bepaalde plek wonen, werken en functioneren. Onder mijn artistieke leiding zijn we meer op levende locaties gaan werken, waar het inhoudelijk gegeven van die plaats het belangrijkste onderwerp werd. Het is nogal een verschil om in Brugge een voorstelling te maken in een gevangenis, of op het strand van Terschelling. Bij Dogtroep was je continu de afweging aan het maken, of datgene wat jou als kunstenaar fascineert ook écht goed over komt bij het publiek. Dat zit niet alleen maar in je hoofd; dat is iets wat je doet met heel je wezen. En dat kan je niet alleen. Door als collectief te werken kan je veel kracht aan elkaar ontlenen.”
“Mijn werk gaat altijd over geworteld zijn, of ontworteld worden, en draait om mensen die verdwaald zijn in het hedendaagse leven. Mensen die ‘wankelen’ door maatschappelijke veranderingen om hen heen. Die worstelen met de vraag: ‘wie ben ik?’ Dat is iets waar je heel je leven mee bezig kunt zijn. Maar waar worden dat soort fenomenen zichtbaar? Ik vind het fascinerend om dat grote thema te zoeken in hele specifieke plekken in beweging. Hoe zie je dat terug bij mensen in een ruimte als de Passenger Terminal Amsterdam, op het plein van de Revolutie in Moskou, of in de Slachthuisbuurt in Haarlem? Uiteindelijk was mijn fascinatie meer documentair van aard dan die van Dogtroep – zo scheidden onze wegen. Daarom was het nodig dat ik een eigen gezelschap oprichtte en nieuwe geestverwanten vond die een nieuwe zoektocht met mij wilden aangaan. Dat werd 5eKwartier.”
Dichter op de huid
“Na mijn vertrek als artistiek leider bij Dogtroep ben ik zelf weer als maker begonnen. Een van de eerste projecten was het vormgeven van het Dolhuys (2005): een museum voor psychiatrie hier in Haarlem, samen met Kossmann de Jong. Dat ging over het persoonlijke verhaal van psychiatrische patiënten. Wat is gek en wat is normaal? Daar heb ik toen ruim een jaar aan gewerkt. Dat werd het fundament van 5eKwartier. Een openbaring: ik kwam erachter dat ik nog véél meer op de huid van mensen moest gaan zitten om echt uit te zoeken wat er speelt. Een middel om dat te doen is mensen uitvoerig te interviewen, over wat er met je gebeurt op het moment dat je in transitie bent, als je houvast verliest, of op het moment dat je weer tot rust komt. Die momenten van overgang. Bij een ander project in Terschelling, Fon Twa Kanten (2006), heeft Ted van Leeuwen (artistieke kern 5eKwartier) daarna ook weer heel veel interviews afgenomen. Dat werk ging over een (ooit) trotse boerengemeenschap die in de loop der jaren is veranderd in een groep dienstverleners, werkzaam in de recreatie. Wat doet dat met je identiteit en met het gevoel van gemeenschapzin?”
“5eKwartier zoomt in op persoonlijke verhalen om maatschappelijke veranderingen zichtbaar te maken. Wij zijn – zoals ik dat ook wel eens noem – kroniekschrijvers van gemeenschappen in verandering. Ik wil heel graag mensen getuige laten zijn van dat soort veranderingen en hun verhalen weerspiegelen. Waardoor je kunt zeggen: jullie zijn niet alleen op drift, er is wel degelijk een nieuwe identiteit: dat is deze.”
“Ik vind het daarbij erg interessant om mijzelf, met mijn gezelschap, voor een bepaalde tijd in een gemeenschap te plaatsen die van identiteit verandert. Hoe kunnen door onze interventies die verhalen zichtbaar worden gemaakt? Met zo’n insteek moet je heel goed weten wie de grote actoren zijn die de maatschappelijke condities van die plaats veroorzaken, je hebt mensen die daar uitvoerend vorm aan geven en je hebt mensen die daar wonen. Ik vind het interessant om al die mensen te horen bij het vormgeven en definiëren bij mijn projecten en vervolgens hen ook als medemaker in te zetten. Dat is iets wat mij fascineert.”
De Verhalenkeuken
“Met De Verhalenkeuken hebben we gedurende anderhalf jaar allemaal verhalen verzameld. Mensen hebben verhalen met ons en elkaar gedeeld en we hebben ook veel tussen de regels opgevangen. Als je een tijd lang in die wijk al die verhalen hoort, dan komt er op een gegeven moment een soort groter verhaal bovendrijven. Dat wordt de basis van de slotvoorstelling. De transporteur van het slachthuis en de Marokkaanse bruiden delen het verlies van een ‘wij-gevoel’. Beiden zijn ooit deel geweest van een hechte gemeenschap. Op het moment dat de gemeenschap wegvalt waarin je jezelf weerspiegelt ziet, verlies je zicht op wie je bent.”
“Als je als theatermaker in staat bent om daar het universele verhaal uit te vissen, in een voorstelling de parallellen te laten zien tussen al die mensen, dan doet dat iets met de bewoners van die wijk – daar ben ik van overtuigd. Dat kweekt meer begrip en draagt bij aan een minder stereotiepe beeldvorming. Als we kunnen laten zien dat het grotere verhaal bij heel veel verschillende generaties en culturen speelt, dan hoop ik dat mensen anders naar elkaar en dit soort probleemwijken gaan kijken.”
“Uiteindelijk is het natuurlijk ook mijn verhaal. Ik weet hoe het is om niet meer een taal en een vakmanschap te delen met de mensen om mij heen. Toen ik wegging bij Dogtroep ben ik een heel stuk van mijn identiteit verloren. Die ervaring is een voortdurende inspiratiebron. Ik weet hoe ontzettend belangrijk het is om een taal, passie en vakmanschap te delen, om familie te zijn. Onderdeel zijn van een gemeenschap en een groep is heel belangrijk. Daar kan je door worden opgetild, uitgedaagd en daar kan je jezelf ontwikkelen: omdat je gezamenlijk iets maakt wat van belang is. Dat is cruciaal om een gezond mens te zijn. Ik heb toen voor het eerst in mijn leven meegemaakt om niet meer in die positie te staan. Identiteit is nauw verweven met je omgeving en hoe de wereld naar jou kijkt. Dat werd een leidmotief in al mijn verdere projecten.”
Aanpak
/// Hoe is De Verhalenkeuken opgezet?
“We hebben bewust gekozen voor vijf verschillende deelprojecten, verspreid over een langere periode van twee jaar. In die wijk was helemaal geen gemeenschapsgevoel, mensen leefden langs elkaar heen en de partners – verantwoordelijk voor maatschappelijk beleid – werkten niet synchroon. Na een analyse van problemen, kwaliteiten en wensen van bewoners en samenwerkingspartners, zijn we na een maand meteen begonnen met een groot concert als een soort muzikale reis door de buurt. De muzikale kwaliteiten uit de buurt werden verwerkt tot een nieuwe compositie. Bij eerdere projecten hadden we namelijk gemerkt dat je heel snel iets moet laten zien aan de wijk. Wie ben je? Waar staat je gezelschap voor? En wat is dat eigenlijk: kunst?”
/// Kunst is een lastig woord.
“Inderdaad bestaat er over kunst vaak een abstract, ver-van-m’n-bed-beeld. Maar de activiteiten die wij aanboden werden synoniem voor kunst. Een eerste voorproefje van wat we in de wijk gingen doen was de vlaggenparade en het concert. Het doel was om mensen nieuwsgierig te maken en hun vertrouwen te winnen. Honderden mensen deden mee bij het maken van die vlaggen en het resultaat had kwaliteit. Dat is erg belangrijk. Als mensen een stukje van zichzelf in het project leggen dan moet het ook opgetild worden. Hun inzet wordt zo vermenigvuldigd; het resultaat is meer dan de optelsom der delen, door invloed van kunstenaars die bij het project zijn betrokken.”
“Daarna was er de opening van het wijkrestaurant, met de drie ‘filmportretten’ van buurtbewoners die vertellen over hun favoriete eten. Dit was de eerste vorm waarin persoonlijk verhalen zichtbaar werden gemaakt. Mensen kregen een kijkje in elkaars keuken en werden uitgenodigd om hun eigen verhaal daaraan toe te voegen. Ook om te laten zien dat wij niet een groep kunstenaars zijn met alleen maar een eigen artistieke agenda, maar dat we openstaan voor ideeën uit de buurt. Want het oprichten van een wijkrestaurant kwam voort uit een wens van Moedercentrum Doenja. Dat gegeven hebben wij ‘verbijzonderd’. In onze projecten laten we ons leiden door wensen en dromen van mensen uit de buurt.”
“Vervolgens hebben we een oral history project gedaan waarbij we allerlei mensen samenbrachten met een gemeenschappelijk verleden. Al die verhalen hebben we verzameld en opgetekend. Voorheen verzamelden we ons documentair materiaal één op één, kwamen we zelf bij mensen thuis. Nu hebben we tijd genomen om buurtbewoners aan elkaar te laten vertellen in een intieme setting onder leiding van een gespreksleider. Alle verhalen werden vertaald naar een fototentoonstelling en een boek, waar trouwens ontzettend veel vraag naar is. Het idee was eerst om maar één exemplaar te maken en tentoon te stellen in De Hamelink. Maar iedereen wil dat boek zelf graag hebben, dus we zijn aan het zoeken naar een vorm waarin dat kan. Daarna hebben we de traditionele kinderliedjes verzameld van buurtbewoners van verschillende generaties en culturen. De liedjes zijn in een nieuwe muzikale jas gestoken en teruggegeven aan de buurt. Daarna volgde een concerttournee langs lagere scholen in Haarlem. Na de zomer zijn we gestart met het vijfde en laatste project.”
Duurzaamheid
/// Wat is er nu gaande in De Hamelink?
“Een succes – niet alleen onze verdienste, maar door de samenwerking met onderwijs en welzijnsorganisaties – is dat het centrum écht op de kaart is gezet. Mensen ontmoeten elkaar, komen samen eten in het wijkrestaurant. Er worden nu ontzettend veel activiteiten georganiseerd. De bewoners hebben zèlf dingen opgezet, zoals darten, klaverjassen en schilderen. En er zijn lokale kunstenaars die bij ons aankloppen om cursussen aan te bieden, of die via ons kunstonderwijs hebben gegeven aan de school en zich nu willen inzetten voor de naschoolse opvang.”
Mede-eigenaars
/// Hanteert u een kwaliteitscriterium voor al die initiatieven?
“Daaraan vooraf gaat de vraag: wie is eigenaar van dit project? De Verhalenkeuken is geïnitieerd door het 5eKwartier en we werken samen met de Brede School De Talenten en welzijnsorganisatie DOCK. Dus wij zijn voor alle activiteiten die wij vanuit het 5eKwartier organiseren verantwoordelijk en hebben artistieke vrijheid. Maar van alle activiteiten die door welzijn en onderwijs worden opgestart zijn wij geen eigenaar of regisseur. Die hanteren hun eigen criteria en dat is helder afgesproken. Het is wel zo dat er soms hele bijzondere kruisbestuivingen ontstaan.”
“Ik hanteer wel een kwaliteitscriterium voor projecten die wij organiseren. Voor de locatievoorstelling selecteer ik de kunstenaars en theatermakers en doe ik de eindregie. De eerste vier projecten van De Verhalenkeuken draaiden veel meer om het proces en onderzoek. Daar was de interactie met de bewoners ontzettend van belang. De ontmoetingsfunctie stond eigenlijk nog meer centraal dan de inhoudelijke en kunstzinnige verdieping. Bij het laatste project – de slotvoorstelling – heeft de artistieke verdieping de hoogste prioriteit en zijn die andere elementen meer ondergeschikt, maar blijven wel een onderdeel vormen.”
/// Wat is uw rol nu?
“Ook bij de locatievoorstelling vind ik het belangrijk dat de buurtbewoners mede-eigenaar blijven van dat project. Ze moeten zich kunnen blijven identificeren met de verhalen. We maken een videoverslag van belangrijke stappen in het artistieke proces. Dat resulteert in zes filmpjes op YouTube. De eerste is nu al te zien. Als artistiek leider en regisseur houd ik me nu bezig met hoe we die hele groep van mensen die input heeft gegeven, medemaker of eigenaar van die voorstelling kunnen laten worden. Ik probeer hen deelgenoot te maken van de artistieke keuzes, of vraag hen ook om suggesties. Zo krijgen ze ook – weliswaar een kleine – inhoudelijke rol bij die voorstelling. Een aantal van hen wordt gids. Het publiek wordt opgesplitst in vijf groepen die simultaan door de wijk gaan lopen. Ik hoop dat ze daardoor een soort trots en troost zullen ervaren – door daar als gids en buurtexperts bij betrokken te zijn en de bezoekers hun verhaal te laten zien.”
Kwaliteiten van Kunstenaars
/// Welke vereisten moet een kunstenaar hebben om ingezet te kunnen worden in dit project?
“Ze moeten oprecht nieuwsgierig zijn. En ze moeten iets van hun eigen zoektocht in het leven kunnen koppelen aan het verhaal van mensen in de buurt. Een kunstenaar die bijvoorbeeld het verhaal van de Katholieke winkelier gaat vormgeven is zelf ook Katholiek opgevoed, met al die dogma’s en rituelen. Zij kent de benauwdheid van die gemeenschap; de keerzijde van het niet af kunnen wijken van de norm. Dat je als kunstenaar je persoonlijke fascinatie kunt koppelen aan de verhalen die daar leven is van groot belang. En ze moeten iets kunnen maken dat toegankelijk is voor een groot publiek. Dus niet té abstract. Het moet communiceren. Het moet je raken. Het moet onder je huid kruipen. Dat is een voortdurende zoektocht, waarbij de makers aan elkaar hun werk presenteren en met elkaar in gesprek gaan.”
/// In hoeverre kregen die betrokken kunstenaars artistieke vrijheid?
“Uiteindelijk ligt de eindverantwoordelijkheid van die voorstelling bij mij. Maar ik heb die makers uitgenodigd op basis van hun eigen fascinaties en vakmanschap. Zij krijgen de vrijheid om het op hun eigen manier te doen. Ik heb een basisconcept gemaakt: ik wil dat verhaal over wij en zij, over gemeenschappelijkheid en saamhorigheid versus eenzaamheid en ontworteling erin terug zien. Daar moeten ze naar op zoek. Ik heb op basis van alle verhalen een keuze gemaakt voor vijf personages die een soort icoon zijn voor verschillende generaties en culturen in de wijk. Dit was mijn keuze en selectie, omdat ik een goed overzicht heb van welke verhalen er spelen. En ik heb de vijf locaties gekozen. Het is aan de makers om daar weer helemaal hun ding van te maken.”
Kunst vs. Welzijn
/// Hoe houdt u kunst en welzijnswerk gescheiden?
“Dat is een goede vraag. In dit project is die scheidslijn – zéker in het begin – moeilijk te trekken. Dat willen we eigenlijk ook niet, omdat het in de eerste instantie er om gaat dat je daar als initiator van het project mensen persoonlijk verwelkomt en gelijk inschakelt en bij alles betrekt. In het begin ben ik voornamelijk bezig geweest met kennismaken en mensen eventueel door te verwijzen naar Ruud Barnhof (brede school De Talenten) of Geja Muffels (Stichting DOCK). De Verhalenkeuken is de eerste keer dat wij zo nauw hebben samengewerkt met onderwijs en welzijnsorganisaties. Dat heeft te maken met ons eerdere project BinnenWereldBuiten (2007) in Delft. Toen werkten we in opdracht van de gemeente en kregen de vraag: maak iets bijzonders, laat de bewoners deelnemen aan een kunstproject, waarbij mensen zich uiteindelijk verantwoordelijk voelen voor hun eigen leefomgeving. Een mega groot idee, waar dertig jaar falend gemeentebeleid op was gestruikeld, dat mochten wij met een klein budgetje in twee maanden proberen goed te maken. Er waren torenhoge en slecht gedefinieerde verwachtingen, waar we niet aan konden voldoen.”
“Ik moet eerlijk zeggen dat wij er in eerste instantie ook met een grenzeloos en blind optimisme zijn ingesprongen. Totdat we zagen dat mensen in die wijken worstelen met wezenlijke maatschappelijke vragen: ze willen goed onderwijs voor kun kind, hulp bij het vinden van werk en juridische bijstand. In dit soort wijken waar de maatschappelijke problematiek zo groot is moeten die vragen heel serieus worden genomen en waar mogelijk worden beantwoord. Hier moet je niet aankomen met het zoveelste leuke ad hoc kunstprojectje.”
De rol van de kunstenaar
“Wie is nu nog de vertrouwenspersoon in de wijk? Wie is de hedendaagse pastoor? Is er nog een centrale, bindende figuur bij wie mensen aan kunnen kloppen, die zich voor langere tijd verantwoordelijk voelt voor de problematiek in die wijk? Dát is echt een probleem in Nederland – zag ik in Delft. Welzijnswerkers werken part time anderhalf jaar in zo’n locatie en zijn ook zelf ook een speelbal van maatschappelijk beleid. Die hebben een prestatiecontract van hun werkgever en welzijnsorganisatie en zijn niet in staat om werk op maat te maken. Dat is een groot probleem waar ik als kunstenaar niet aan voorbij kan gaan. Dat wordt een deel van mijn werk.”
“Ik ben geen welzijnswerker en ik kan die problematiek niet oplossen, maar ik kan me wel met mijn organisatie breed maken. Daarom hebben wij ook besloten om in Haarlem nauw samen te werken met welzijn en onderwijs, omdat daar de grootste behoefte van bewoners ligt. Daar konden we gelijk ook vorm geven aan de wens van bewoners om vertrouwenspersonen te hebben: bezielde mensen die zich ook voor langere tijd aan een gemeenschap verbinden en een brug kunnen slaan tussen de realiteit en beleid.”
“Soms vraag ik me wel af: ‘Ben ik nog bezig om een voorstelling te maken, of ben ik hier een gesprekspartner en medevormgever van het maatschappelijke beleid?’ Maar ik vind dat het zó fout gaat in Nederland, dat er zó ad hoc wordt gedacht. De problematiek wordt niet integraal aangepakt. Daar is ontzettend veel te winnen en ik geloof echt dat kunstenaars daar een rol in hebben. Omdat zij onafhankelijk zijn en niet gekoppeld zijn aan de gemeente of woningcorporaties. Kunstenaars kunnen zich veel flexibeler bewegen. Dat zit niet alleen in de financiering, want wij krijgen ook geld van de gemeente en de corporaties. Maar wij hebben artistieke vrijheid voor dat project en uiteindelijk voor de voorstelling, naast een autonome positie als gesprekspartner in het maatschappelijke beleid.”
“Uiteindelijk wil ik niet op de stoel van de gemeente zitten om na te denken wat er in de lengte van dagen in die wijk moet gebeuren, maar ik kan wel tegen die gemeente zeggen dat de manier waarop welzijnswerk nu inhoudelijk wordt geregeld niet goed is. Het welzijnswerk wordt van boven af vormgegeven en is daardoor helemaal niet op maat van de specifieke situatie in die wijk. Geja Muffels moet als coördinator van De Hamelink gewoon een eigen budget krijgen. De welzijnsorganisatie moet investeren in bezielde medewerkers: ruimte geven aan autonomie, persoonlijke passie en vakmanschap: een hele omwenteling van hoe het welzijnswerk in Nederland is georganiseerd.”
Collectieve proceskunst
/// U hanteert een hele structurele benadering.
“Het is ook niet zo dat iemand die kunst maakt in wijken, of community art, zich áltijd met die beleidsmatige kant moet bezighouden. Maar ik vind dat interessant. Ik ben een proceskunstenaar. Daar zit mijn grootste creativiteit. In het maatschappelijk debat wordt zoveel ‘democratisch besloten’ in eindeloze, ongeïnspireerde inspraakprocedures. Er wordt zoveel gepolderd. Dat kan toch anders?”
“Ik geloof – toch even een bruggetje naar Dogtroep en onze collectieve manier van werken – héél erg in de integrale aanpak. Maatschappelijke projecten zijn vaak eindeloos; hebben geen deadline en hoeven niet tot zichtbare resultaten te komen voor de bewoners. Ik vind het belangrijk dat er een gevoel van urgentie in zit. Dat er op korte termijn resultaat zichtbaar wordt en dat je mensen daarbij aanspreekt op hun persoonlijke kwaliteiten. Wat kan jij – Daniël Bertina – doen? Hoe kijk jij naar deze gemeenschap, wat vindt jij ervan en wat kan jij met jouw kwaliteiten bijdragen om de situatie te verbeteren? Ik geloof in teams waarin uiteenlopende persoonlijke kwaliteiten worden verenigd, die aangevoerd worden door een geïnspireerde procesregisseur. Dan kan je op korte termijn veel dingen voor elkaar boksen. Daar zit trouwens ook veel lol in, veel creativiteit.”
Terugblik
/// Wat is het allergrootste obstakel geweest bij dit project? Wat had u anders willen doen?
“Ik ben – toch nog – met een zekere naïviteit in dit project gestapt. Hoe langer ik nu in de Slachthuisbuurt werk, hoe meer ik zicht krijg op het maatschappelijke krachtenveld dat erboven hangt. Hoe de gemeente inspraak organiseert op haar beleid, of hoe beslissingen over sloop en herbouw worden genomen. Een volgende keer zou ik bij voorbaat nog meer willen weten over de beleidsmatige kant bij het formuleren van mijn analyse. Wat is hier nodig? Wie doet wat? Wat is de concrete inzet van partners?”
“Vroeger deed ik alleen maar onderzoek naar de kwaliteiten van de bewoners. Wat zijn hun verhalen en wat wil ik daar nu zelf mee zeggen? In de afgelopen vijf jaar heeft zich dat verschoven: ik wilde ontdekken wie er in zo’n wijk nou invloedrijk zijn op uitvoerend én beleidsmatig niveau. Dus toen kwam ik Geja Muffels en Ruud Barnhorn tegen en in het gevolg daarvan natuurlijk nog veel meer mensen. Belangrijke figuren die bezieling brachten in die wijk. Belangrijke actoren die daadwerkelijk dingen tot stand brachten. Ik heb me – nu ik terugkijk – eigenlijk té weinig verdiept in het beleid van de gemeente en de corporaties. Dat zal ik me bij een volgende meer op gaan richten.”
/// Wilt u dan een econoom inschakelen?
“Nee. Het gaat om autonomie. Ruud Barnhorn is baas over zijn eigen school. Hij heeft weliswaar een bestuur boven zich, maar hij kan bepalen hoe het geld wordt uitgegeven en hoe hij geld binnenhaalt. Maar Geja Muffels is dat niet. Zij is uitvoerend en heeft geen budget. Terwijl de samenwerking met welzijn ontzettend belangrijk is geweest in dit project. Zij heeft meer last gehad van haar werkgever, dan dat die haar ondernemende rol heeft gestimuleerd. Bij een volgend project ga ik eisen dat mijn partner-in-welzijn voor dat specifieke project een acceptabel budget en werkuren krijgt. Zodat we niet afhankelijk zijn van een soort eerder geformuleerde doelstellingen vanuit Den Haag, Rotterdam – of God weet waar die moederorganisaties zitten.”
“Dat is allemaal heel moeilijk gebleken om goed aan te pakken. Wat ik heb geleerd is dat je al die partners en bewoners ook de hele tijd in het project moet meenemen bij al de tussentijdse presentaties. Dat hebben we nu ook voor het eerst gedaan, in de vorm van expertmeetings zoals De Verhalenkeuken voor Professionals. Als je als community artist ambities hebt om met een kunstproject een duw te geven aan hoe het maatschappelijk beleid in de toekomst wordt vormgegeven, is het heel belangrijk om die mensen er ook bij te betrekken gedurende het project.”
Kwaliteit?
/// Kunt u zelf de kwaliteit van De Verhalenkeuken benoemen?
“Het gaat het mij om bezieling. Dàt is mijn criterium voor kwaliteit. We hebben een belangrijke rol gehad in het op de kaart zetten van een kleinschalig multifunctioneel buurtcentrum (De Hamelink) waar uiteenlopende professionals met bezieling hun werk doen. Waar buurtbewoners elkaar ontmoeten, waar een vruchtbare voedingsbodem is ontstaan voor allerlei initiatieven. Het project heeft ook steeds meer eigenaars gekregen. De lijst van deelnemers en partners is steeds langer geworden, steeds meer mensen zeggen: ‘Dit is van ons’.”
“Het begint met die integrale aanpak, waarbij we samenwerken met partners uit welzijn en onderwijs. We hebben een kleinschalig plan gemaakt op basis van de kwaliteiten van die twee mensen, specifiek gemaakt op deze gemeenschap. Daardoor is het overzichtelijk en haalbaar, want je hebt maar een beperkte energie. Je moet ook niet té groot denken. Mensen herinneren zich onze concerten, films en voorstellingen. Bij veel buurtbewoners laten we een herinnering achter aan kleurrijke, bezielde momenten. We hebben verhalen gespiegeld, waardoor mensen even opnieuw konden luisteren en kijken naar elkaar en naar hun directe omgeving. Dit zijn gedeelde herinneringen, nieuwe ijkpunten in de ontwikkeling van een gemeenschap.”
/// U wilt bij De Hamelink betrokken blijven?
“Dat is van veel factoren afhankelijk. We hebben een virus gezaaid, dat zich heeft gecombineerd met de visie en het vakmanschap van Geja en Ruud en vervolgens met vele anderen. Als deze sleutelfiguren zich nog een tijd lang aan De Hamelink verbinden en dat ook weer kunnen doorgeven aan anderen door samen te werken, dan hoeven wij daar niet meer betrokken te zijn. De aanjaagfunctie van die eerste twee jaar zal nog wel na-echoën. Maar als er mensen in cruciale functies tussenuit vallen zullen we misschien wel even terug moeten komen om weer iets te doen.”
/// Hangt dat uiteindelijk toch van geld af?
“Nee. Als al die mede-eigenaren betrokken blijven bij De Hamelink dan is onze missie geslaagd. Dan zijn we daar echt overbodig geworden.”