Het Parool / Kunst & Media (15 februari 2011)
De tentoonstelling Picasso in parijs, 1900-1907 in het Van Gogh Museum laat zien hoe de negentienjarige Pablo Picasso zich in Parijs ontwikkelde tot groot kunstenaar. Hoe zit dat met jonge kunstenaars in Amsterdam? Alex Dordoy vertelt.
DANIËL BERTINA
“Ik voel me bijna gedwongen om hier enorme kunstwerken te maken,” zegt Alex Dordoy (Newcastle, 1985). Zijn gigantische atelier, een immense witte kubus, is verworden tot chaos van brokstukken gips, verfklodders, rollen plastic, bouwmaterialen en houtsnippers. Tegen de muur staan een rijtje schilderijen en andere probeersels. “Soms verlies ik mezelf in deze enorme ruimte. Vreemd genoeg lijkt daardoor mijn werk juist kleiner van schaal te worden.”
Na zijn studie aan de Glasgow School of Art werkte Dordoy een tijdje als zelfstandig kunstenaar, vanuit zijn een piepkleine studiotje in Glasgow. “Dat ging me bijna té gemakkelijk af. Ik was heel productief en had goede contacten met galeries. Maar ik moest mezelf even uit dat beschermde wereldje trekken. Tijd om mijn geluk ergens anders te beproeven.”
In 2009 reisde hij naar Amsterdam voor een twee jaar durende werkperiode bij kunstinstituut De Ateliers. Samen met zijn collega’s Sarah De Vos, Fritz Bornstück en Patrizio Di Massimo is Dordoy een van vier jonge buitenlandse kunstenaars, wonend en werkend in Amsterdam, die meedoen mee aan kleine expositie van jong schildertalent in het Van Gogh Museum. Deze loopt parallel aan Picasso in parijs, 1900-1907. Een grote tentoonstelling over hoe Pablo Picasso zich als negentienjarig Spaans talentje onderdompelde in de wereldstad Parijs – het brandpunt van de avant-garde – en zich ontpopte tot legendarisch kunstenaar. Picasso in parijs, 1900-1907 opent op 18 februari.
“Ze hebben allebei een rare Van Goghachtige sfeer, met felle kleuren en woeste kwaststrepen,” zegt Dordoy over zijn twee schilderijen die in het Van Gogh Museum komen te hangen. Hij wijst naar I had met my equal (2010): een prachtige knokscene tussen twee piraten, balancerend in de scheepstouwen, geschilderd in fel psychedelische kleuren. “Die details in de horizon en het water zijn best Van Goghesk. Al zeg ik het zelf.”
Dordoy’s kunst is sterk beïnvloed door strips. One more step, mr. hands (2010) – een schipbreukeling, knutselend aan een reddingsvlot – is een letterlijke verwijzing een scene uit een piratenverhaal uit de invloedrijke superheldencomic Watchmen uit de jaren tachtig. Beide schilderijen waren vorig jaar te zien in Dordoy’s soloshow Pirates bij Grimm Gallery.
“Mijn werk gaat over eigendom en reproductie. Als kunstenaars roven we overal onze invloeden vandaan en maken er iets nieuws van. Ik houd ontzettend van het idee om iemand anders’ werk te gebruiken en mijn eigen kunst erop los te laten. Piraterij is voor mij een metafoor voor het leven.”
In Amsterdam is Dordoy dieper op zijn kunst ingegaan, vooral door de vele ontmoetingen met andere kunstenaars in de stad. “Het is een snelkookpan. Het is heel intens om hier twee jaar lang te werken. Elke week krijg je gerenommeerde kunstenaars en critici over de vloer, die je kunst komen fileren. Maar het is goed om veel over je werk te kunnen praten, anders wordt je gek. Ik denk dat ik pas over een jaar of vijf écht kan zeggen wat deze ervaring met mij heeft gedaan.”
“Ik ben een ontzettende chaoot,” zegt Dordoy. “Ik vlieg alle kanten op, spring snel van medium naar medium. Mijn werk ziet er al snel best goed uit, maar het probleem is dat het soms teveel op de oppervlakte blijft – daar werd ik steeds weer op gewezen.” Een verrijking, maar soms sloeg hij daarna wel een paar schilderijen stuk.
Dordoy wijst naar de muur. “Ik had die twee schilderijen gemaakt op gips en vond het allemaal veel te braaf. In een driftbui pakte ik een hamer en ramde er een paar gaten in. Maar door het rasterwerk van de gipsplaat bleef het beeld in brokstukken bijeengehouden. En, een stuk interessanter om naar te kijken. Slopen is vaak een loutering en het begin van iets heel moois.”