Cultureel Persbureau / De Dodo (28-9-2011)
Talkshow van kunstenaar Miet Warlop en filmwetenschapper Hilde D’haeyere is een té vrijblijvende slapstickcollage.
DANIËL BERTINA
Ze bukt voorover. Een enorm houten schot dondert over filmwetenschapper Hilde D’haeyere heen en smakt tegen de speelvloer. Ze blijft in leven door een uitsparing in het hout. Onverstoord veert ze op en gaat verder met het voorlezen uit haar essay: een wetenschappelijk traktaat over functie van slapstick in de stomme films van Charlie Chapin en Buster Keaton, én in het werk van beeldend kunstenaar annex theatermaker Miet Warlop.
Het publiek is vanavond getuige van een talkshow, zo zegt D’haeyere. Letterlijk. Terwijl D’haeyere droge kost doceert, sjokt Warlop stoïcijns over het podium – een ruimte vol vervaarlijk ogende houten bouwwerken – en haalt de ene na de andere slapstickstunt uit. Ook komen beelden uit Warlops eerdere voorstellingen en performances voorbij, zoals de wandelende decorstukken uit Springville (2009) en de opblaaspoppen uit Trailer Park (2011). Als een constante, sadistische sabotage van D’haeyeres doorwrochten theoretische betoog.
De stunts in Talkshow zijn geestig, maar wel een beetje braaf. Zeker voor liefhebbers van de sadomasochistische skateboardslapstick van de mannen van Jackass, of de krankzinnige fratsen van de Finse rock ’n roll stunters Race Horse Company – overigens de ongekroonde koningen van het genre.
Zo lanceert Warlop met een katapultconstructie een speelgoedhond tegen een Chinese vaas – die met een knal vanaf een stellage te pletter valt. Ze kruipt in een tafeltje op wielen dat, op vaart gebracht door een Ter land, ter zee of in de lucht-achtige rolbaan, lomp tegen de eerste rij van de publiekstribune botst. Of ze treitert D’haeyere door met een fietspomp de hoogte van haar microfoonstandaard te manipuleren.
Een groot deel van Talkshow leunt op deze korte gags. Pas wanneer de beelden en ideeën zich even opstapelen, wordt de voorstelling écht interessant.
Zoals wanneer Walrop met een karatetrap een gat beukt in het eerdergenoemde houten schot. Gehuld in een strakke bruine overall, voorzien van één zwartharige gorillavoet en één zwartharige gorillaklauw, klautert de Vlaamse kunstenaar door het gat en stapt tussen een aantal blokken piepschuim. Dit onder begeleiding van knetterhard horrorgekrijs uit een dertiger jaren B-film. Het opgestapelde verpakkingsmateriaal doet denken aan de oude skyline van Manhattan – inclusief Twin Towers. Als hoogblonde, gedeconstrueerde King Kong pakt Warlop een van de witte torens en duwt deze langzaam naar beneden, in een pannetje met een (vermoedelijk) superchemische substantie. De piepschuimen torenflat lost van onder naar boven helemaal op. Bedeesd is D’haeyere nauwelijks boven het kabaal uitgekomen.
Toch knaagt er iets bij Talkshow. Het voelt allemaal nét iets te vrijblijvend. Dat heeft te maken met de manier waar Warlop zich over het podium beweegt: volkomen onnadrukkelijk en onbewogen in alles wat ze doet, in de beste traditie van de het-zal-me-een-worst-wezen-of-er-iemand-wat-van-begrijpt-performancekunst. Zo’n houding voldoet in een galerie, maar in het theater is dat niet zo spannend om naar te kijken.
Talkshow, door Miet Walrop en Hilde D’haeyere. Gezien op 27 september in de Rotterdamse Schouwburg, Kleine Zaal. Daar nog te zien tot 28 september.