De nuchtere onheilsprofeet John Gray horen spreken, is altijd een verademing

Courtesy of DeDodo

DANIËL BERTINA

Eind jaren tachtig was John N. Gray (South Shields, 1948) adviseur van Margaret Thatcher – Gray: “I was just a small mote of dust in her administration” – nu is hij felle criticaster van alles wat met het neoconservatieve gedachtegoed te maken heeft. Op Writers Unlimited voelde publicist Bas Heijne hem aan de tand.

Gray is politiek filosoof, voormalig docent aan de prestigieuze London School of Economics, beeldenstormer, taoist, onheilsprofeet en schrijver van magistraal scherpe, maar bij vlagen zeer sombere polemieken als False Dawn (1998), Straw Dogs (2002), Al Qaeda and What it Means to be Modern (2003), Heresies (2004) en Black Mass (2007). De man is – net als Noam Chomsky of Zygmunt Bauman – een van die zeldzaam visionaire politieke denkers die over bijna alles iets zinnigs te zeggen heeft.

Het is een verademing om hem te horen spreken. Ook al is zijn blik verre van optimistisch. Want, stelt Gray, na jarenlange van relatieve rust, stabiliteit en grote economische groei moeten wij Europeanen ons voorbereiden op een langdurige periode van stagnatie en terugval. “Wij mensen zijn ontzettend flexibele dieren, maar voor mensen die zich blijven vastklampen aan hun zekerheden en bang zijn voor verandering wordt de komende tijd heel desoriënterend.”

Onder de titel Should we love one another? (vrij naar een essay van Heijne) besprak Gray op Writers Unlimited het persoonlijke en politieke leven van Margaret Thatcher, het opkomende populisme in Europa, de erfenis van Tony Blair, globalisering, de haatpolitiek, de crisis en de dreigende desintegratie van de euro, de Tea Party en de Occupy beweging, de opkomst van Europees fascisme in nieuwe en oude stijl, de onvermijdelijke teloorgang van de Verenigde Staten als oppermacht in de wereld en de invloed van de nieuwe machtsblokken Brazilië, India en China.

Natuurlijk kwam ook Gray’s stokpaardje voorbij: zijn grote scepsis over de maakbare samenleving en het geloof in vooruitgang. Zoals hij uiteenzette in Heresies, zijn vlijmscherpe tirade met de ondertitel Against Progress and Other Illusions. Vooruitgang is de wetenschap is een feit, stelt Gray. Het is cumulatief, en vergaarde kennis gaat niet snel weer verloren. Dat is niet het geval in de ethiek en politiek. Moeizaam bevochten vrijheden en breekbare inzichten kunnen ‘in a blink of an eye’ weer teniet worden gedaan.

Nuchtere, maar geen vrolijke kost. Gray lijkt genoegen te scheppen in de profetische inhoud van zijn essays. Met nauwelijks verhulde zelfgenoegzaamheid verwijst hij, per aangesneden onderwerp, naar eerdere publicaties. Zoals in het geval van marteling. In 2003 schreef Gray een satirisch stuk in The New Statesman, vrij naar Jonathan Swift’s A Modest Proposal, waarin Gray een pleitte voor de onvermijdelijke toepassing van fysieke en geestelijke foltering, om informatie te kunnen inwinnen bij Oorlogsvoering 2.0. “Het was toen ondenkbaar dat de meest invloedrijke democratie in de wereld – lees: de Verenigde Staten – marteling zou goedkeuren. En kijk nu eens. Ze keuren zelfs waterboarding goed.”

[youtube]http://www.youtube.com/watch?v=4LPubUCJv58[/youtube]

Terug naar de titel van het gesprek: should we love one another? “Wél in je persoonlijke leven, maar zéker niet in de politiek,” zegt Gray lachend. “Liefde in de politiek is een gevaarlijke illusie. Die liefde is vaak gereserveerd voor bepaalde groepen, en gaat ten koste van de rest. In de politiek is een houding van sympathie en mededogen genoeg. Ik ben doodsbang voor elke leider die zegt uit liefde te regeren.”