Na de laatste noot stopte het loon van de Titanic-musici

Het Parool / Kunst & Media (7 april 2012)

Honderd jaar geleden zonk de Titanic, terwijl de band troostende liedjes bleef spelen. Christopher Ward schreef een boek over de nasleep van de ramp. Met een hoofdrol voor zijn grootvader, één van de muzikanten.

DANIËL BERTINA

Acht dagen na de ramp werd violist John Law Hume – roepnaam ‘Jock’ – door de bergingsploeg uit de Atlantische Oceaan gevist. Morsdood, samen met zijn twee collega’s, maar ze waren in het harnas gestorven. Tot op het laatst waren ze blijven spelen, terwijl de Titanic ten onder ging. 1500 mannen, vrouwen en kinderen stierven die nacht. Tweederde werd niet teruggevonden. De 21-jarige Jock werd begraven in Halifax (Canada) terwijl zijn zwangere verloofde Mary alleen achterbleef in Schotland, dwarsgezeten door haar rancuneuze schoonfamilie.

Jocks kleinzoon Christopher Ward (Londen, 1942) schreef een beklemmende reconstructie van de nasleep van de ramp: En de band speelde door. Hoe de vaarmaatschappij White Star Line alle verantwoordelijkheid probeerde te ontwijken, en hoe de Titanic een verwoestende schaduw zou werpen over de getroffen families – verwikkeld in een bittere strijd voor erkenning.

Ward werkte 25 jaar als journalist bij tabloid The Daily Express, en richtte in 1983 het internationale pr-bedrijf Redwood Publishing op. Hij begon het project als familiekroniek. “Vijf jaar geleden stierf mijn zuster. Toen realiseerde ik me dat ik de enige levende persoon was die het hele familieverhaal kende en dat ik het dus moest vastleggen. Het dappere verhaal van mijn grootvader sprak ontzettend tot de verbeelding. Maar ik ontdekte dat er nog veel meer gebeurd.”

Alle boeken en films over de Titanic eindigen ongeveer op het moment dat het schip zinkt, zegt Ward. “Over wat er daarna gebeurde is bijna niets geschreven, terwijl dat bijna nog tragischer is. Het was shockerend om te ontdekken dat het Britse klassensysteem zélfs in de dood nog werd nageleefd. De rijke passagiers werden met voorrang zorgvuldig geborgen, geïdentificeerd en begraven. Driekwart van de ‘gewone’ slachtoffers kreeg een anoniem zeemansgraf.”

Zo bleek dat rederij White Star Line om exact tien voor half drie ’s nachts, toen het schip nét was gezonken, het loon van grootvader Jock werd stopgezet. Net als dat van de rest van de crew. Jocks vader Andrew kreeg per direct een rekening toegestuurd, voor de koperen knopen op zijn zoons muzikantenjasje. Het lichaam terugsturen naar Schotland voor de begrafenis kon alleen tegen het reguliere transporttarief, liet het bedrijf weten. Dat geld was er niet, dus Jock werd begraven in Canada.

“Ik heb geprobeerd om een menselijk gezicht te geven aan die catastrofe,” zegt Ward. “Maar op een gegeven moment was het verhaal té goed voor slechts een familiekroniek.“ Hij besloot er een boek van te maken. Vorige maand werd As the band played on uitgegeven bij Hodder & Sloughton. Discovery Channel gebruikte Wards verhaal als basis voor hun documentaire Titanic, the aftermath.

De verantwoordelijken van White Star Line hebben nooit hun spijt betuigd. Ward: “Los van het feit dat onze trotse Britse scheepsbouw en navigatie had gefaald, bleken we als natie totaal niet in staat te zijn om goed voor onze slachtoffers te zorgen. Dat is een enorme morele klap voor Groot Brittannië geweest.”

100 jaar later ziet Ward grote overeenkomsten tussen het laffe egoïsme van Bruce Ismay, de voorzitter van The White Star Line, die mét zijn fortuin de ramp overleefde, en de hoofdrolspelers in de hedendaagse bankencrisis. “Ismay deed me denken aan Fred Goodwin, de voorzitter van The Royal Bank of Scotland – ook wel bekend als ‘Fred The Shred’ – die zonder scrupules duizenden mensen heeft ontslagen. Beiden hebben alle verantwoordelijkheid voor hun wanbeleid van zich af laten glijden. En ze kwamen ermee weg. Dat is kennelijk iets van alle tijden.”

Christopher Ward: En de band speelde door. Uitgeverij Mistral. € 15,-