‘Ik neem niets mee dan ideeën’

Het Parool / Kunst & Media (3 augustus 2012)

De Amsterdamse kunstenaar Cathelijn van Goor vertrekt voor vier maanden naar het Chinese European Art Center in Xiamen, Zuidoost-China. Op zoek naar de undergroundkunst.

DANIËL BERTINA

Haar atelier is opgeruimd en de tekeningen en schilderijen zijn grotendeels weggeborgen. Kunstenaar Cathelijn van Goor (Beverwijk, 1976) vertrekt over een paar dagen naar Xiamen, een miljoenenstad aan de zuidoostkust van China, voor een residentie bij het Chinese European Art Centre (CEAC). Toch haalt ze nog een paar gedetailleerde tekeningen tevoorschijn. Zoals We are stardust #1 (2012), waarop menselijke gezichten zijn opgebouwd uit een duizelingwekkende achtergrond van duizenden minuscule cirkeltjes, als atomen. Maar deze tekening en haar overige recente werk blijven in Amsterdam. Van Goor lacht: “Naar China neem ik niets mee. Behalve een paar ideeën.”

In 1999 studeerde Van Goor af aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten. Naast een solo’s en groepshows in Amsterdam had ze tentoonstellingen in New York en Miami, en maakte deel uit van het alternatieve kunstenaarsensemble Kattenbak Collectief.

Van Goor was zes jaar geleden ook al in China, vlak voor de Olympische Spelen. “Ik zat toen een tijdje in Peking. Die stad maakte een verpletterende indruk op me. Zo zag de winkelstraat naast mijn hotel er elke dag totaal anders uit: dan was er wéér een gebouw tegen de vlakte gegaan of een nieuwe bouwput gegraven. In Sjanghai zag ik een gigantische torenflat, bedekt met een hightechbeeldscherm waarop animaties werden vertoond. Dan zwom er opeens een enorme school vissen over de zijkant van het gebouw. Heel surreëel, alsof je middenin een computerspel stond. Ik wil heel graag iets met die extreme omgeving doen.”

In haar schilderijen, tekeningen en filmprojecties speelt Van Goor met thema’s als vergankelijkheid, het menselijke streven naar vooruitgang en de desoriënterende versnelling van de moderne tijd. Als basis van haar kunst filmt ze de kronkelende mensenmassa’s in krankzinnige drukke steden zoals Tokyo, New York en Amsterdam. Van de Kalverstraat met zaterdagmiddagdrukte, de propvolle metro in het Japanse zakendistrict Shinjuku, of de 24-uurschaos van Times Square in New York. Vervolgens fotografeert ze deze beelden met een lange sluitertijd, waardoor het beeld vervaagt en de mensen transparant lijken te worden. Uit die foto’s selecteert ze een aantal spannende, terugkerende elementen. Die vormen het uitgangspunt van haar tekeningen.

Zo ontstaat in haar werk een enorme dynamiek, waarin mensen met de omgeving versmelten tot één grote maalstroom. De menselijke vormen lijken in fragmenten uiteen te vallen, of komen soms juist steeds scherper en hoekiger in beeld. Ze veranderen van dromerige geestverschijningen in strakke robotachtige figuren.

Het duurde even voordat Van Goor haar draai als kunstenaar had gevonden: “Tijdens de academietijd werkte ik heel erg op intuïtie en kon ik moeilijk benoemen wát ik maakte. Eerst wilde ik alleen maar die fascinerende menselijke beweging vastleggen. Pas na de academie begon het kwartje te vallen en kreeg ik steeds beter voor ogen wat ik eigenlijk met m’n kunst wilde vertellen.”

“In onze zapcultuur willen we in steeds kortere tijd álles uit het leven halen,” zegt Van Goor. “Maar daardoor gaan we ook steeds meer voorbij aan de dingen die er écht toe doen. Zoals intiem, menselijk contact. Dat voel je vooral in de grote stad waar iedereen dicht opeengestapeld langs elkaar heen leeft. En ook op het internet. Iedereen zit lekker te ‘communiceren’ via sociale media, maar zit wel eenzaam achter de pc of smartphone.”

Binnenkort vertrekt ze naar Xiamen, met steun van het Mondriaan Fonds. Tijdens haar vier maanden durende residentie bij het CEAC gaat ze nieuw grootschalig werk maken met lokale kunstenaars, twee exposities houden met nieuw werk, en een lezing geven aan de universiteit. Van Goor: “Ik heb het idee dat Europese kunstenaars steeds meer de schaduwkanten zien van de voortdenderende techniek en onze eigen vooruitgangsidealen. Ik vraag me af of de Chinese kunstenaars dat ook zo ervaren.”

Het CEAC werd twaalf jaar geleden opgericht door de Nederlandse Ineke Gudmundsson als expositieruimte en werk- en ontmoetingsplaats voor hedendaagse Europese en Chinese kunstenaars. De censuur houdt het centrum scherp in de gaten. Vermeende obsceniteit of kritiek op de Communistische Partij wordt absoluut niet getolereerd, maar Gudmundsson en haar kunstenaars proberen waar mogelijk de grenzen op te zoeken. Of op creatieve manier de regels te omzeilen.

“Ik ben benieuwd wat ik in Xiamen zal aantreffen,” zegt Van Goor. “Zes jaar geleden was ik een beetje teleurgesteld in de Chinese hedendaagse kunst. Het was vaak nogal traditioneel. Veel van die cartooneske schilderijen met grimassende mannetjes. Ik hoop nu met een aantal jonge kunstenaars samen te werken en zo te ontdekken of daar ook een alternatief, underground kunstcircuit bestaat. Zo niet? Dan kan ik ze misschien op ideeën brengen.”

www.flickr.com/cathelijnvangoor