Feelgoodproject met Canta’s

Het Parool / Kunst & Media (29 juni 2012)

In Het Nationale Canta Ballet maken dansers en lichamelijk gehandicapten samen theater met invalidenautootjes. ‘Iedereen heeft zijn grenzen verlegd.’

DANIËL BERTINA

Rakelings racen ze langs elkaar. Vanuit zes hoeken scheuren 53 invalidenautootjes over de speelvloer van de Gashouder. Deze Canta’s, hun mindervalide bestuurders, twintig dansende studenten van het Nova Collega, twee autocoureurs en dertig afgetrainde topdansers van Het Nationale Ballet maken samen theater.

Gisteren was Het nationale canta ballet twee keer te zien in de Gashouder op het Westergasfabriekterrein, ter ere van het vijftigjarige bestaan van Het Nationale Ballet. Dit vormde het hoogtepunt én het sluitstuk van een veelzijdig multimediaal project over de canta.

Documentairemaker Maartje Nevejan ontdekte het prille idee van deze dansende canta’s in een droom. Die droom ging een eigen leven leiden, en ontwikkelde zich tot groot project over de grenzen én ongekende mogelijkheden van het menselijk lichaam – van dansers als gehandicapten. Met als resultaat: een boek van Karin Spaink, een radioprogramma van Bert Kommerij, Nevejans tv-serie, een dansvoorstelling van Het Nationale Ballet én een televisieregistratie.

De voorbereiding duurde twee jaar. “Pas in december 2011 kregen we groen licht om het project ook écht te realiseren,” zegt schrijver Karin Spaink. “Het is verbazend hoe snel die droom toen een realiteit is geworden.”

Als ‘prima canta’ danst Spaink in de voorstelling een geestig en ontwapenend duet met een gespierde ballerino. In haar felrode Canta sleurt ze hem – hangend aan het portier – heen en weer over het beton. En ze danst heel even behoedzaam zonder kruk, ondersteund door haar tegenspeler.

Los van de spectaculaire fysieke interacties tussen de dansers en Cantarijders komen in Het nationale canta ballet flarden gesproken tekst voorbij. Deels in het Engels, deels in het Nederlands. Het zijn overpeinzingen over het lichaam van de sprekers. Maar of er dansers of gehandicapten aan het woord zijn, blijft vaak onduidelijk. Hun belevingswerelden blijken niet zoveel van elkaar te verschillen.

“Veel invaliden zitten vaak in een isolement,” zegt Nevejan. “Dat hebben we proberen te doorbreken. Ik hoop dat mensen door dit project beter leren kijken naar de bijzondere mensen die in die malle Canta’s zitten. Veel van onze gehandicapte spelers hebben me verteld dat hun leven een hele positieve wending heeft gekregen door hieraan mee te werken. Na alle stress vallen we morgen misschien met z’n allen wel in een diep zwart gat, maar dit was echt een feelgoodproject.”

Feelgood, zeker. Maar het was ook zes weken buffelen, zegt choreograaf Ernst Meisner. “Je hebt te maken met amateurs – grotendeels mindervalide mensen – naast professionele en jonge dansers die samen in korte tijd een eenheid moeten vormen. En dan nog ruim vijftig van die rare autootjes erbij. De charme van deze voorstelling is dat we het tóch voor elkaar hebben gekregen. Iedereen heeft daarbij zijn grenzen verlegd en we zijn een hechte groep geworden.”

Vlak voor de voorstelling steekt Cantarijder Nel Hafkamp nog snel even een sigaret op. De ras-Amsterdamse met haar rauwe stem maakte een memorabele indruk in Nevejans documentaire. In de voorstelling speelt ze voor ceremoniemeester, samen met haar echtgenoot Toon. “Eerst werd ik gefilmd toen ik aan de dialyse hing, daarna toen ik de kroeg aan de whiskey zat, en nu mag ik meedansen in m’n Canta: héérlijk. Nee, ik kan nog gewoon over straat. Zo beroemd ben ik nog niet.”

Naast haar zit Dick Waaijenberg, voormalig autocoureur en uitvinder van de Canta. Hij had zo z’n twijfels bij het project. “Vanochtend dacht ik nog: die mensen zijn stápelgek, dat gaat niets worden. Maar er viel echt een last van m’n schouders toen ik net aanschoof bij de generale repetitie. Ik ben diep geraakt.”

Het nationale canta ballet is 1 juli om 19.00 te zien op Nederland 2. www.hetnationalecantaballet.nl

Holiday on Ice, met een rauw randje

Het Parool / Kunst & Media (23 juni 2012)

Met de show Speed gaat Holiday On Ice voor één keer op de experimentele toer. Met Meer rock ‘roll op en boven het ijs.

DANIËL BERTINA

Het is nog maar de warming up, maar kunstschaatser Rohene Ward en zijn collega Mauro Bruni lijken over het ijs te vliegen. Achteloos en zwierig maken ze waanzinnige, kungfu-achtige sprongen, spins en haarscherpe bochten. Geschaafde snippers ijs spatten in het rond, terwijl de technici onverstoord doorknutselen aan een defect projectiescherm. Na een intense tournee van negen maanden is Speed, de nieuwe schaatsshow van Holiday on Ice, neergestreken in de Zénith Arena in het Franse Lille. Vanaf 18 oktober toert Speed vier weken door Nederland, en is te zien in Utrecht, Den Bosch, Amsterdam en Rotterdam.

Creative director Bart Doerfler kijkt naar de capriolen van zijn schaatsers en glimt van trots. Speed is zijn eerste productie voor Holiday On Ice: een megaconcern met een 70-jarige traditie van wereldberoemde schaatsshows. Doerfler: “Op basis van mijn shows in Las Vegas en het Hard Rock Theme Park werd ik benaderd om een meer experimentele draai aan deze nieuwe productie geven. Met meer rock ’n roll, sexy spektakel en snelheid. Een show die ook spannend is voor mensen die helemaal niets met schaatsshows hebben.”

Elke regisseur die benaderd wordt door Holiday On Ice krijgt een dik draaiboek in handen, met daarin de eisen en richtlijnen waaraan een nieuwe show moet voldoen. Zo ook Doerfler. Ondanks dat hij, naast zijn carrière als gelauwerd regisseur in de Amerikaanse showdans, ook in de film- en televisie-industrie zijn sporen al had verdiend. Doerfler: “In dat draaiboek stuitte ik meteen op het woord speed: de show moet een hoog tempo hebben. Dat was voor mij genoeg. Ik wilde een voorstelling maken over de snelheid van onze moderne maatschappij. Vol adrenaline.”

Speed bevat allemaal nieuwe elementen binnen het beproefde Holiday On Ice concept, naast de bekende theatrale schaatscapriolen, razendsnelle verkleedpartijen en muzikale bombast. Aan de hand van tien thema’s – zoals Speed of instinct, Speed of the city, Speed of Thrill of Lightspeed – komen nu ook strakke showdans, videoprojecties, een shorttrackrace, halsbrekende acrobatiek en vuur- en motorstunts voorbij. Dit alles wordt opgezweept door een knallende soundtrack van componist en oud Prix de Rome winnaar Stephen Emmer.

Het is ook Emmers eerste ijsshow. “Ik heb veel ervaring met het maken van leadermuziek voor televisie. Maar Speed was écht even wat anders, want daar moest ongeveer drie uur veelzijdige muziek voor worden geproduceerd. In allerlei stijlen: van rock ’n roll tot techno en big band jazz. Het was een enorme uitdaging om die muziek – binnen de richtlijnen van de show – toch zo interessant, rauw en spannend mogelijk te maken. Daarom worden alle nummers gespeeld en gezongen door artiesten die ook echt uit die verschillende genres afkomstig zijn. Dat is heel belangrijk, want anders klinkt het al gauw als een slechte imitatie. We moesten wel nog even de Holiday On Ice overtuigen.”

[youtube width=”600″ height=”485″]http://www.youtube.com/watch?v=piCJZv3RUWc[/youtube]

Negen maanden lang leefde de cast en crew samen. Als een familie, zegt danser Rohene Ward voorafgaand aan de voorstelling. “Speed voelt niet als een gewone show waarbij iedereen z’n nummertje doet en weer vertrekt. Bart benadrukte dat wij – als sterren – ook gewoon mee moeten dansen in de groepsnummers. Het voelt daardoor veel meer als collectief. Hij heeft een groot risico genomen door al die verschillende disciplines te combineren, maar gaf tegelijkertijd iedereen het vertrouwen dat het goed zou uitpakken.”

Danseres en line captain Kari Lorenzen haakt in. “Elke week staan we in een andere stad, dus je bent heel erg op elkaar aangewezen. Natuurlijk is er een element van competitie en houden we elkaar scherp. Maar we leven, ademen, zweten en bloeden ook samen. Dat schept een bijzondere band. Ik hoop dat het publiek dat ook zal ervaren.”

Terug naar Speed, één uur voor aanvang. Aan het plafond van de Zénith Arena hangt een soort ruimteschip bestaande uit opgeblazen ballonnen in de vorm van mechanische motoronderdelen, opgehangen in een insectachtig skelet. Doerfler: “Het moet een tankstation in de toekomst voorstellen, in de stijl van Mad Max. Maar als mensen dat niet meekrijgen is het geen ramp. Het gaat om de sfeer.”

Het meest complexe deel van de voorstelling vindt plaats boven het ijs. Niet erop. Voor een speciaal nummer balanceert het acrobatenechtpaar Alyssa en David Gray op de wheel of death: een ijzeren kooiconstructie, draaiend als de wijzers van een klok. Metershoog boven het ijs, zonder vangnet. Doerfler lacht: “Het rad des doods? Dat klinkt me iets té akelig, laat ik het maar niet beheksen. Ik houd het liever op wheel of excitement.”

www.holidayonice.nl

‘FATFORM is vet genoeg voor alle vrije radicalen’

Twee jaar geleden annexeerde een aantal kunstenaars van collectief FUCK en productiebedrijf Vinger.nl het dak van winkelcentrum Kraaiennest in Amsterdam Zuidoost, en stampte FATFORM uit de grond. Een ongrijpbaar kunstproject, rooftop-party en vrijstaatje. Nu zijn ze honderd meter opgeschoven.

DANIËL BERTINA

Ingeklemd door de grauwe, modernistische Bijlmerflats, megalomane hoog- en nieuwbouw, de Djame Masdjied Taibah moskee, leegstaande winkelcentra en metrostation Kraaiennest huist de nieuwe incarnatie van FATFORM nu op garage Klieverink, en het aangrenzende kantoorgebouw. Ooit de uitvalsbasis van het Leger des Heils en de Arise for Christ Jesus Ministries International. Na twee jaar heeft FATFORM het gepimpte dak van het voormalige winkelcentrum aan de overkant moeten verlaten. Gelukkig staat er, hier en daar, nog wat leeg in booming Zuidoost.

Net als in voorgaande jaren gaat FATFORM tijdens de zomermaanden evenementen en lopende exposities programmeren. Een vrijstaatje tussen het Bijlmerbeton, waar woest conceptuele beeldende kunst, shows met rauwe Bijlmer hiphop, piepkraak Detroit techno en vunzige postrock, grootschalige installaties en bouwwerken, subversieve debatten, guerrilla gardening en Tae Kwon Do trainingen door elkaar vloeien.

“We vormen hier een klein, onafhankelijk eilandje in een zee van beton,” zegt curator Irene de Craen. “FATFORM is vet genoeg om alle vrije radicalen in zich op te nemen. Ik zie het zélf een beetje als een Temporary Autonomous Zone, helemaal in de geest van Hakim Bey.”

Ze gebaart naar rappers Ell-I-Dee en Mizztamizzo van Free Quincy, nét klaar met hun set, die samen met de Raven Bros. en audioterrorist HAKKI TAKKI staan te headnodden op het a-tonale kabaal van kunstenaar François Dey. Net als de rest van het publiek, deels uitgesmeerd over fatboys en aan het bier. Met bakstenen, drumsticks en blote vuisten ramt Dey op zijn immense harp van schootmateriaal. De Craen: “Je ziet hier dat er niet zoveel verschil is tussen een Sandberg student en een rapper. De energie is hetzelfde, en dat voel je.”

[vimeo width=”600″ height=”485″]http://vimeo.com/43407712[/vimeo]

Terwijl DJ Boris Becker klaarstaat voor haar volgende set, worstelen de Scandinavische rock ‘n rollers van The Traumaclub met hun drumkit. Zanger Jani Erickson: “Heb je niet een kleedje of zo, anders flikkert de drummer straks van het dak. Waar zijn de roadies als je ze nodig hebt? Goed personeel is zó moeilijk te vinden.”

In FATFORM komt tout le monde bijeen. Van lokale rappers, kunstenaars, punks, hipsters, rastafaris, skaters, producers, nietsvermoedende buurtbewoners en expat kunstenaars tot highbrow Rietveld art nerds met strenge brillen. Om samen gemoedelijk bier te drinken en feesten, kunst te maken en te bekijken, of te debatteren over de noodzaak van kunst (in de ghetto). De Craen: “FATFORM is écht een clash van verschillende werelden. Fuck it. Laat het maar botsen.”

Los van het dak, dat dienst doet als festivalterrein en guerrilla garden, heeft de organisatie ook binnen een aantal vrije ruimtes gekaapt voor de expositie The Island. Hier hangt geweldig werk van onder andere Jabu Arnell, Kaleb de Groot, Chris Meighan, Klaas Kloosterboer en Susan Kooi. Kooi maakt ook deel uit van het – nu al legendarische – electropop duo Echo + Seashell, dat tijdens het openingsfestival optrad met hun crowdpleasende smash hit Lonely Coconut. The Island is tot en met 14 juli te bezoeken.

“Het party aspect van FATFORM is gigantisch belangrijk,” zegt kunstenaar Jonas Ohlsson – alias Blodfet & DJ Lonely – die samen met Daniela Bershan, Jeffrey Croese en Sara Mattens mede-instigator van het hele gebeuren, en medecurator van expositie The Island. “Ik heb veel liefde voor de radicale autonome kunst, maar het blijft veel te vaak een eliteding. Niet iedereen trekt al die kunst, maar doordat FATFORM de gedaante heeft van een feest is het veel toegankelijker dan het zoveelste blanke grachtengordelgalerietje.”

De dag na de opening spreek ik een brakke Ohlsson, geveld door een venijnige kater. “We zijn op een gegeven moment afgezakt naar beneden waar Lazy Jay en Baba Electronica nog een paar laatste nummertjes draaiden. Want dat kán nu in het nieuwe pand, zonder politieproblemen, want we zijn helemaal legaal. Nu kunnen we écht grote dingen gaan doen.”

‘Door het licht komt alles tot leven’

Het Parool / Kunst & Media (26 juni 2012)

In haar verstilde portretten, landschappen en stillevens speelt fotograaf Popel Coumou met de werking van het licht. Nu te zien bij Torch Gallery.

tekst DANIËL BERTINA / fotografie MARC DRIESSEN

“Titels vind ik vaak té dwingend,” zegt fotograaf Popel Coumou (Velsen, 1978). “Ik wil mijn werk juist zo ingetogen, open en subtiel mogelijk houden.”

Aan de muren van Torch Gallery hangen haar naamloze foto’s, die allemaal door scherpe lichtval en kleurgebruik een merkwaardige diepte krijgen. Droomachtige slaapkamers en stillevens, duistere (zelf)portretten, verlaten kantoorpanden, en weidse natuurlandschappen bedekt met geometrische vormen en lijnen. Haar nieuwe tentoonstelling en fotoboek tonen een dwarsdoorsnede van haar werk, gemaakt vanaf 2004 tot nu. De foto’s zijn tot en met 30 juni te zien in TORCH Gallery aan de Lauriergracht.

In 2004 studeerde Popel Coumou – als kunstenaar vooral bekend onder haar voornaam – af aan de Gerrit Rietveld Academie. Ze maakte een vliegende start. Popel werd genomineerd voor de Shell Young Art Awards en aangekocht door diverse verzamelaars en collecties; ze exposeerde in Foam Amsterdam en een aantal internationale galeries. Onlangs werd ze genomineerd voor de Foam Talent Call 2012.

Popel: “Mijn werk wandelt over een héle smalle evenwichtsbalk tussen architectonische vormen, en inhoudelijke spanning en emotie. Ik probeer daarbij alle overbodige elementen te verwijderen om tot de kern van het beeld te komen. Door weinig te laten zien, kun je heel veel suggereren.”

Haar foto’s draaien om architectonische lijnen, felle lichtval of opvallende kleuren. Maar aan de basis van haar kunst ligt haar bijzondere collage- en fototechniek. Popel bouwt haar afbeeldingen op uit lagen papier, foto’s, tekeningen, klei of stof – die delen van het beeld verhullen of juist benadrukken. Deze collages worden belicht en analoog gefotografeerd, en het resultaat blaast ze op tot grote, grofkorrelige fotoprints.

“Mijn collages hebben licht nodig om tot leven te komen,” zegt Popel. “Door mijn methode raken de originele details van de afbeelding weliswaar vertroebeld, maar die imperfecties scheppen weer nieuwe details en een mysterieuze sfeer. Ik probeer zo de kijker te verleiden om de tijd te nemen. Want als je goed kijkt, ontdek je steeds meer verborgen details.”

Ze pakt een van haar ingelijste collages van de muur, draait hem om, en houdt hem voor een schemerlamp. Het licht schijnt door de lagen papier heen en vertroebelt de afbeelding: een potloodtekening van een verlaten slaapkamer. Alleen de grote lijnen en vormen zijn nog goed zichtbaar. Veel details zijn vervaagd, verkleurd, of verdwenen naar de achtergrond. Popel lacht: “Kijk, en dáár maak ik gewoon een foto van. Uiteindelijk doet de camera al het werk.”

Al haar kunst is handwerk, vertelt Popel, terwijl ze haar portfolio op tafel legt. “Alles wat je hier ziet hangen, heeft ooit als collage in mijn lade gelegen. Ik vind het belangrijk dat het beeld ook ooit als fysiek object heeft bestaan. Daarnaast geniet ik van het langzame, intensieve en verrassende proces van de analoge fotografie. Je weet vóór het ontwikkelen nooit precies wat voor beeld eruit zal komen. Die spanning dwingt me om heel geconcentreerd te werken.”

In haar portretten figureert Popel zélf, soms naast haar kind. De donkere, intieme portretten vormen een opvallend contrast met de unheimische lege ruimtes en landschappen aan de galeriemuur van Torch. Popel: “Door mijn portretten náást die foto’s van verlaten ruimtes te tonen, probeer ik de fantasie van de toeschouwer te prikkelen. De afwezigheid van de mens wordt daardoor nog sterker voelbaar. Zo ontstaat een menselijke vraag: wat heeft er zich in die lege ruimtes afgespeeld?”

Popel wijst naar haar vier meest recente werken. De onheilspellende, wijdse landschapsfoto’s zijn bedekt met een raamwerk van strenge lijnen en scherpe, geometrische vormen. Alsof een dwangmatige architect heeft geprobeerd met liniaal en potlood de chaotische natuur een beetje te orderen. Maar het blijft mensenwerk: sommige lijnen staan dichter op elkaar dan anderen, een paar lijnen zijn uitgeschoten, of lopen scheef. Popel: “Ik houd van die imperfecties. Die houden het beeld spannend. De natuur is ook veel te sterk om zich in de hand te laten houden.”

Deze vier foto’s vormen een nieuwe, belangrijke stap in haar werk als kunstenaar. Popel: “Vroeger liet ik me leiden door de vormen die al aanwezig waren in de foto. Ik tekende altijd braaf binnen de lijntjes, en durfde nooit over die realiteitsgrens heen te gaan. Nu heb ik dat eindelijk losgelaten; ik ben gewoon woest op die foto’s gaan tekenen. Dat was heel bevrijdend.”

Popel Coumou. Torch Gallery, Lauriergracht 94. Te zien t/m 30 juni.

www.torchgallery.com / www.popelcoumou.nl

 

Onherbergzaam, direct en puur

Het Parool / Kunst & Media (19 juni 2012)

In de tentoonstelling Koeraaj koeraaj tonen filmmaker Marjoleine Boonstra en schrijver Céline Linssen momenten van verstilling in het barre landschap van Centraal-Azië.  

DANIËL BERTINA  

Zand, stof, zout en fel licht. In de foto’s van Marjoleine Boonstra (1959) is de droogte bijna te proeven. Aan de kraakwitte muren van de nieuwe, immense expositieruimte van Galerie Witteveen hangen foto’s van afgehakte geitenpoten onder een kleedje, broeierig donkere interieurs, waar het licht messcherp doorheen snijdt, tot de kurkdroge, uitgestrekte steppen. In haar tentoonstelling Koeraaj koeraaj toont Boonstra in foto’s en vijf korte films de verstilling van het onherbergzame landschap van Centraal-Azië. Waar mensen ondanks alles proberen te overleven.

Koeraaj koeraaj is tot en met 14 juli te bekijken. “Ik ben al heel lang verliefd op Rusland en Centraal Azië,” zegt Boonstra. “Ik ben er vaak geweest, en het blijft aan me trekken. Die streek en de mensen die er leven zijn heel direct en puur.”

Na talloze reizen door Rusland en Centraal-Azië belandde Boonstra in Oezbekistan. Daar zag ze hoe het Aralmeer grotendeels was drooggevallen vanwege de irrigatie van de katoenplantages. Lokale schippers waren noodgedwongen vertrokken of boer geworden, maar leken allemaal terug te verlangen naar het uitgestrekte water. Samen met schrijver Céline Linssen (1958) gebruikte ze dit thema als vroege inspiratie voor Koeraaj koeraaj.

Vóór dit project had Boonstra Linssen al eens benaderd met een ander idee: om samen de roman Dzjan te verfilmen, een werk van de Russische schrijver Andrej Platonov (1899-1951). Linssen was niet enthousiast. “Ik vond het een verschrikkelijk deprimerend boek. Toch was er één scène die me enorm aangreep. Op een gegeven moment rolt een koeraaj – zo’n rollende struik uit Westernfilms – achter de hoofdpersoon aan. Hij gaat ernaast zitten, aait die stekelige plant en voelt zich plotseling helemaal verbonden met de natuur.”

De koeraaj sleurt van alles mee, zegt Linssen. “Maar laat ook zaadjes en nieuw leven in de bodem achter. Dat vonden we allebei een prachtig beeld, waarmee we de onderlinge samenhang tussen mensen konden illustreren. Zo ontstond een serie verhalen waarin de langsrollende koeraaj steeds weer opduikt als verbinding tussen de personages. In een anoniem fantasieland, ergens op de kurkdroge steppen van Centraal-Azië.”

Koeraaj koeraaj begon als filmscript. Al snel nam het project andere vormen aan, want hoewel het Nederlandse Filmfonds direct geld toekende, bleek de buitenlandse financiering wat langer te duren dan verwacht. Op basis van het script schreef Linssen vervolgens een aantal nieuwe verhalen, geïnspireerd op de dromerige foto’s en de mystieke verhalen die Boonstra had verzameld.

Willem van Zoetendaal verwerkte dit alles tot het fotoboek Koeraaj koeraaj, en Galerie Witteveen bood plaats voor de bijbehorende tentoonstelling. Ook de filmversie kreeg nieuw leven ingeblazen. In oktober begint Boonstra met de opnames.

Een opvallend aantal foto’s in de tentoonstelling heeft door bewegingsonscherpte een fascinerend, wazig effect gekregen. Dat is een hele bewuste keuze, vertelt Boonstra: “Als toeschouwer ervaar je zo de kleuren veel directer en intuïtiever. Zo komt de sfeer voorop te staan, en niet de details.” Linssen haakt in: “De foto’s krijgen daardoor een spannende ongrijpbaarheid. Ze laten heel veel aan de verbeelding over, net als mijn teksten. Zo ontstaat er iets tussen de tekst en de beelden, in de fantasie van de kijker en lezer.”

Boonstra: “We proberen de toeschouwers alle ruimte te geven om vrij te fantaseren. Koeraaj koeraaj kent geen dictatuur van slechts één verhaal.”

Boonstra is al jarenlang gefascineerd hoe mensen zichzelf staande kunnen houden in de meest onmogelijke situaties. Het is een terugkerend thema in haar werk. Zoals in haar films voor de Humanistische Omroep, of haar online filmproject Keep on steppin’ – waarvan vijf korte films te zien zijn in de tentoonstelling.

“In mijn werk probeer ik te laten zien hoe mensen illusies en verhalen gebruiken, om zichzelf te troosten of zich even los te maken van de realiteit. Om zo het leven beter aan te kunnen, of betekenis te geven aan het bestaan. Om even op adem te komen. Dat heb ik op talloze plaatsen ter wereld gezien: in het door orkaan Katrina verwoeste New Orleans, in de bloederige Afghaanse oorlogsgebieden, of op de uitgedroogde steppen van Oezbekistan.”

Linssen: “Ik ben niet zo’n reiziger als Marjoleine. Ik ben nog nooit in Centraal-Azië geweest. Ik heb de verhalen bedacht op basis van de foto’s en anekdotes van Marjoleine. Als ik er zélf was geweest was mijn fantasie vast doodgeslagen.”

Marjoleine Boonstra en Céline Linssen. Koeraaj koeraaj. Galerie Witteveen, Konijnenstraat 16. Te zien t/m 14 juli www.marboni.nl

Met haar hemeltergend mooie stem lijkt Shara Worden tijd en ruimte te ontstijgen

Cultureel Persbureau / De Dodo (18-6-2012)

Shara Worden stuitert lenig over het podium van het Bimhuis, gehuld in een rare, veelkleurige sprookjesoutfit met pluche bolletjes. En ze zingt de sterren van de hemel, met waanzinnige timing en souplesse.

Haar hemeltergend mooie stem lijkt te dansen met een geweldige dynamiek. Van beangstigende subtiel en ijl, van warm en diep resonerend tot sidderend hoge uithalen op orkaankracht. Ze lijkt tijd en ruimte te ontstijgen.

[youtube width=”605″ height=”490″]http://youtu.be/GsHQ5B3dgak[/youtube]

In het programma All Things Will Unwind speelde Worden een groot deel van de nummers van haar gelijknamige plaat, ondersteund door haar vaste drummer Brian Wolfe, violaspeler Nadia Sirota en een gelegenheidsensemble van altviool, cello, viool, fluit, klarinet en trompet. De ongelooflijk strakke set werd aangevuld met een stel oude krakers zoals Workhorse, die – hoe kan het ook anders, dat materiaal is natuurlijk veel beter ingesleten – vooral in de laatste maten ontaarden in virtuoze, woest kolkende improvisaties tussen Wolfe en Worden. En weer valt op hoe goed Worden en consorten hun dynamiek beheersen. Van héél subtiel en minimalistisch tot wilde kolereherrie. Maar het is precies raak. Elke keer, en in elk nummer.

Ik heb All Things Will Unwind nu al een tijdje in huis, en hoe interessant en subtiel die plaat ook is, ik kan de verpletterende indruk van Wordens eerdere albums Bring Me The Workhorse en A Thousand Shark’s Teeth moeilijk loslaten. Deze zijn namelijk aanzienlijk meer zwartgallig en duister van klank en thematiek. Worden praat daarover in mijn guerrilla interview, hier. In contrast heeft All Things Will Unwind een veel vrolijkere en optimistische sfeer, en neigt meer naar kamermuziek en cabaret – niet in de laatste plaats dankzij de uitgebreide, sprookjesachtige tringel-trangel instrumentatie.

Niet bepaald iets wat ik normaal bij singer-songwritermuziek erg aantrekkelijk vind. Goede muzikanten moeten namelijk LIJDEN. Toch? Ik zat dus met enige reserve in het Bimhuis. En, toen Worden bij wijze van opening in haar Sesamstraatoutfit en cartoonmasker vrolijk over het toneel begon te stuiteren, vreesde ik het ergste. ‘Dit wordt héél erg shiny happy people!’

Maar dan begint ze te zingen…

En met een ontwapenend enthousiasme krijgt ze de zaal aan haar voeten. Met het hartverscheurende wiegeliedje voor haar zoontje, I Have Never Loved Someone tot de afsluiter: het rockende Inside A Boy. Drie keer moet ze terugkomen voor een encore. Waaronder een spectaculaire versie van Nina Simones iconische uitvoering van Feeling Good. En zo verlaat ik de zaal. Diepgeraakt. Feeling good.

[youtube width=”605″ height=”490″]http://youtu.be/lXzXyZ6g8fY[/youtube]

In Accordion Wrestling gaan 10 Finse worstelaars de strijd aan met 1 accordeonspeler. De raarste voorstelling op het Holland Festival 2012

Cultureel Persbureau / De Dodo (18-6-2012)

Eén voor één komen de worstelaars van Helsinki Nelson het podium van de stadsschouwburg op rennen. Op de mat ligt de grootste van het stel, op zijn buik, uitgestrekt in defensieve positie. Om en om proberen zijn tegenstander hem te kiepen, en hem met z’n beide schouders plat op de mat te drukken. Tevergeefs. Accordeonpunkrocker Kommi Pohjonen komt op, en met één sonische uithaal van zijn instrument vliegt de reus de mat af. De muziek wint.

[youtube width=”605″ height=”490″]http://youtu.be/NYpkuhHqUN4[/youtube]

Accordeon Wrestling, het geesteskind van Pohjonen, is de raarste voorstelling op het Holland Festival 2012. Maar eerst even wat achtergrond. In verwoede pogingen om zijn geliefde instrument wat hipper te maken is Pohjonen al een tijd bezig met woest experiment, en vermengt folk, rock en elektronische muziek met de traditionele klanken van zijn instrument.

In deze zoektocht stuitte Pohjonen op een markante geschiedenis. Tussen de jaren ’20 en ’60 van de vorige eeuw werd er in Finland accordeon gespeeld tijdens de lokale worstelwedstrijden. Overigens gaat het hier niet over die belachelijke hyperagressieve Hulk Hoganachtige clownsacts, maar de zuivere Olympische stijlen: Grieks-Romeins en Vrije Stijl. Na afloop werd er gedanst. Jarenlang ging zo in Finland de oudste über-masculine vechtkunst ter wereld als vanzelfsprekend samen met volksdans en smartlappen. Dit undergroundfenomeen verdween toen de versterkte muziek de overhand nam.

Geweldig verhaal natuurlijk. En een documentaire op zich waard. Helaas slaagt Pohjonen er niet in om van Accordeon Wrestling ook een spannende voorstelling te maken.

Dat ligt zeker niet aan de tien worstelaars – twee vrouwen, twee oude mannen, en zes jerommeke’s. Zij doen hun stinkende best om de gechoreografeerde sequenties van grepen, worpen, takedowns, suplexen, valpartijen, rollen, salto’s en andere acrobatische toeren er fantastisch spectaculair uit te laten zien. Het ligt ook niet aan de inzet van Pohjonen, die een imposante en desoriënterende bak kabaal uit zijn instrument krijgt getovert, en als een demonische dompteur annex poppenspeler met zijn muziek de worstelaars opjut.

Het grote probleem van Accordion Wrestling is dat de voorstelling eigenlijk niet zoveel om het lijf heeft. Los van het spectaculaire gooi- en smijtwerk dan. De worstelaars worstelen op de klanken van Pohjonen. En na een machtstrijd nemen ze uiteindelijk zijn muziek over. That’s it.

o

Hier en daar wordt de actie onderbroken door een voiceover uit een interview met een stel worstelaars van de oude garde, die vertellen over the good old days. Die zijn interessant, want geven een inkijk in de geschiedenis van deze ongebruikelijke Finse versmelting van Kunst en Strijd. Zo komt het verhaal voorbij over de eerste vrouwelijke worstelaars, en hoe zij, na een periode van argwaan door de mannen, uiteindelijk toch als volwaardige trainingspartners werden gezien.

Accordeon Wrestling was een stuk interessanter geweest, als er meer van dit soort documentaireachtige passages in waren verweven. Of als er bij wijze van contrast naast de worstelaars ook echte acteurs of dansers hadden meegespeeld, om de spelscènes wat meer op scherp te zetten. Nu blijft de voorstelling voornamelijk hangen op het niveau van een knappe act. Een héle spectaculaire act. Dat wel.

Meer info

Interview met Kimmo Pohjonen

Stadion met groene ambities

Het Parool / Floriade Special (16-6-2012)

De Amsterdam ArenA is hard op weg om het groenste stadion van Europa te worden. Directeur Henk Markerink wil zelfs een windmolen voor de deur.

DANIËL BERTINA

Henk Markerink, algemeen directeur van de Amsterdam Arena, stapt op de middenstip. Hij wijst naar het gras van Ajax. “Als het gaat om de Floriade en de innovatie in de tuinbouw, mag ik je dan even wijzen op onze grasmat? Jarenlang waren we het lachertje van de Nederlandse voetbalstadions, maar nu zijn we een van de beste. Er zit héél veel onderzoek in dit gras.”

Sinds 1995 is Markerink als algemeen directeur betrokken bij de organisatie. De ArenA speelt – als landmark in Zuidoost – een belangrijke rol in het Amsterdamse ontwerp voor de Floriade 2022. Markerink: “Het unieke is dat de Floriade 2022 helemaal wordt ingebed in het bestaande woonwerkgebied.”

Het Floriadeconcept bleek naadloos aan te sluiten bij de drie thema’s waar Markerink en zijn geestverwanten uit het lokale bedrijfsleven al een tijd op kauwden: duurzaamheid, diversiteit, en slimme technologie die dat alles mogelijk kan maken. Gericht om Zuidoost – één van de oudste kantorenparken van Nederland – in een nieuwe levensfase te brengen. Markerink: “De Floriade biedt de ArenA de mogelijkheid om onze ambities op een wereldpodium te tonen, en met onze evenementen kunnen we bezoekers naar de Floriade trekken.”

In 2009 tekende Markerink een intentieverklaring om samen met de gemeente een grote duurzaamheidslag te maken. De ArenA heeft de ambitie om per 2015 volledig klimaatneutraal te opereren. Dat betekent dat er per saldo geen CO2 meer wordt uitstoten, en dat het bedrijf minimaal voor de helft gebruik zal maken van duurzame energie. “Onze groene ambitie is de sterkste van Europa,” zegt Markerink.

“Ik ben nog geen enkele collega-stadiondirecteur tegengekomen, die er zó indringend mee bezig is. Het thema begint maar nét in de sector door te dringen; veel stadions hebben nog totaal niet in beeld hoe vervuilend ze eigenlijk zijn.”

In de periode 2009-2010 maakte de ArenA een overzicht van de footprint op het gebied van afval, energie en geproduceerde CO2-kilometers. Een nulmeting, om de mate van vervuiling en energieverbruik in kaart te brengen.

Markerink: ”Toen hebben een aantal maatregelen uitgerold om die footprint te reduceren en meer zelfvoorzienend te gaan werken. Denk aan efficiënter energiegebruik, slimme afvalscheiding volgens het cradle-to-cradle principe, en we hebben het gebruik van openbaar vervoer steeds meer gestimuleerd.”

Van alle groene maatregelen, is vooral die laatste essentieel. Markerink: “Onze grootste vervuilingspost ontstaat door het aantal verkeersbewegingen rond de evenementen, en dat terwijl we hier een prachtig station op loopafstand hebben liggen. Een andere grote vervuiler is de grasmat. De huidige groeilampen vréten energie, maar we hopen snel te kunnen overstappen naar led-verlichting.”

Het gebouw is nu aangesloten op zowel stadsverwarming als stadskoeling: twee milieuvriendelijke en efficiënte manieren van klimaatbeheersing. Verder zijn er proefopstellingen met zonnepanelen en windturbines geïnstalleerd, en heeft de ArenA belangstelling voor een eigen windmolen voor de deur – allemaal om eigen energie te kunnen opwekken. Ook wordt er in het nieuwe hoofdkantoor een systeem aangelegd om met regenwater de toiletten te spoelen.

“Die innovatiedrang zit vanaf het begin in ons dna,” zegt Markerink trots. ”Eind jaren negentig was de ArenA een vooruitstrevend concept. We waren de eerste in onze soort: een multifunctioneel stadion geschikt voor voetbal en grote evenementen, continu in gebruik. Maar als je eenmaal state of the art bent moet je flink investeren om dat ook te blijven. We hebben die vernieuwingsdrift behouden.”

“Duurzaamheid is niets abstracts, maar het vereist wél een fundamentele omslag in het denken. Zeker in het bedrijfsleven waar alles draait om de jaarrekening. Natuurlijk schermen veel bedrijven met mooie woorden over corporate social responsibility, maar uiteindelijk vraagt iedereen zich af: hebben we nog geld verdiend? Nu bevinden we ons in een bijzondere tijd. Technische vooruitgang heeft het mogelijk gemaakt dat duurzame maatregelen steeds beter betaalbaar worden, en nu zelfs geld kunnen opbrengen.”

Het is voor de ArenA van groot belang dat Zuidoost een succesvol gebied is. Investeringen rond de Floriade 2022 kunnen daarvoor zorgen, zegt Markerink. ”Dit is een uitgelezen kans om duurzaam te investeren in het gebied, waardoor het voor mensen steeds aantrekkelijker wordt om hier te wonen, werken en recreëren. En dat zijn onze potentiële bezoekers. Zo versterken we elkaar. Ingewikkelder is het niet.”

Tulpenvelden tussen de flats

Het Parool / Floriade Special (16-6-2012)

Hoe komt de Floriade 2022 eruit te zien? Drie landschapsarchitecten en een stedenbouwkundige vertellen over het project, in een fietstocht langs de vier ‘transformatiegebieden’ in Zuidoost.

DANIËL BERTINA

Charlotte Buys van Dienst Ruimtelijke Ontwikkeling, Minke Mulder en Frank Meijer van MTD Landschaparchitecten, en Gerard Lont van Stadsdeel Zuidoost klimmen op de fiets voor een tocht langs de Floriadeplannen.

“Meer dan vijftig procent van de wereldbevolking woont nu in steden,” vertelt Mulder, al trappend door de Amsterdamse Poort. “Ik ben al sinds mijn studententijd bezig met het idee dat we in deze stad moeten zoeken naar een duurzamer verband tussen voedselproductie en landschaparchitectuur.”

Amsterdam is naast Boskoop, Almere en Groningen in de running om de Floriade 2022 te mogen organiseren. Sinds 1960 wordt deze Wereldtuinbouwtentoonstelling om de tien jaar in Nederland gehouden. Want op het gebied van de tuinbouw – de teelt van groenten, planten, bomen, struiken, bloemen, bollen of zaden – is Nederland een van de absolute wereldspelers. De stad heeft de Floriade al twee keer eerder georganiseerd, respectievelijk in 1972 en 1982. De tuinbouwraad beslist. Na elk evenement hield Amsterdam er een aantal parken aan over, zoals het Amstelpark, het Beatrixpark en het Gaasperpark.

Traditiegetrouw wordt er voor een Floriade enorm geïnvesteerd in tijdelijke infrastructuur en voorzieningen die na zes maanden weer worden afgebroken. Die kapitaalvernietiging past niet meer bij de huidige tijd. Lont: “Uniek aan het Amsterdamse voorstel is dat het ontwerp grotendeels gebruik maakt van de aanwezige infrastructuur, middenin Zuidoost: leegstaande gebouwen, parken en onhandig ingerichte openbare ruimte.”

Buys: “Onze insteek is gericht op duurzaamheid en het leggen van nieuwe, slimme verbindingen in de bestaande fysieke en maatschappelijke infrastructuur. Neem die entree van de Amsterdamse Poort, dat is toch ook een prachtige entree voor de Floriade? Hier is nog zó veel mogelijk.”

Op de paar vierkante kilometer van Zuidoost wonen al zo’n 140 verschillende nationaliteiten, vertelt Mulder, terwijl we door de winkelstraat rijden. “Veel van de lokale kooplieden halen hun producten van over de hele wereld. Terwijl het veel logischer zou zijn om juist hier in de buurt die gewassen te verbouwen. De Nederlandse tuinbouw opereert internationaal maar is het contact verloren met de lokale consument. En die consument is zich in toenemende mate bewust van de herkomst van het voedsel.”

De Floriade 2022 moet een bewustwordingsproces op gang helpen om die twee werelden weer dichter bij elkaar te brengen. Buys: “Omslachtige voedselketens moeten veel overzichtelijker worden gemaakt. Daar willen we met deze Floriade aandacht voor vragen. Er is voor de sector een boel te winnen. Ook om de jongere generatie enthousiast te krijgen voor de (stads)tuinbouw, want dat is echt een interessant, hightech gebeuren.”

Meijer gebaart naar de brede, groene bermen langs het fietspad: “Moet je kijken. Er is ontzettend veel ongebruikte ruimte in deze stad, maar dat is nergens voor nodig.” Mulder wijst op een leegstaand kantoorpand: “Veel van die bedrijventerreinen zijn gebouwd met de jaren ’80 mentaliteit, toen the sky nog the limit was. Dat is nu wel anders.”

Het Amsterdamse Floriadeontwerp is een vierkante route, van grofweg één bij één kilometer, door vier transformatiegebieden. Elke zijde van het vierkant heeft een thema: Bedrijven, Stad, Park en Nieuw Land.

Het thema Bedrijven begint op het punt waar de A9 en het spoor elkaar kruisen, en loopt door tot de Bijlmer ArenA. Vanaf hier begint de het transformatiegebied Stad: een route die via de Amsterdamse Poort als groene loper naar het Bijlmer Parktheater leidt. Bedrijven en Stad vormen de ‘rode’ kant van het ontwerp: de (leegstaande) kantoren en hoogbouw, winkels, uitgaanscentrum, hotels en stedelijke openbare ruimte.

In het Bijlmer Parktheater begint het themagebied Park, met bomen, water, hagen en tuinen. Vanaf hier loopt de route door het Bijlmerpark, richting de A9. In 2022 zal een deel van de snelweg onder de grond zijn verdwenen en voorzien van een dek met een nieuw park en kassen. Dit deel van het traject, getiteld Nieuw Land, vormt een natuurlijke verbinding met het achterliggende Gaasperdam. Dit vormt de ‘groene’ kant van het Floriadeplan, zegt Meijer. “In ons ontwerp vormen de rode en groene kant een soort ying-yang.”

“Onze Floriade wordt geen afgesloten park met een hek eromheen,” zegt Mulder. “Dit alles wordt gerealiseerd middenin de bestaande stad. Daarin is ons ontwerp wezenlijk anders dan de voorgaande edities van de Floriade. Die bleven vaak beperkt tot een terrein aan de stadsrand.”

Buys: “Essentieel aan ons concept is dat we in 2022 ál die facetten: stad, land, wonen, voedselproductie, expositie, recreatie en nieuw land duurzaam met elkaar zullen verbinden. De Floriade wordt een podium om die innovatie aan de rest van de wereld te tonen.”

Verder op de fiets gebaart Meijer naar de flats Hoogoord. “Hier komen hangende tuinen.” Even verderop wijst Buys op de glooiende, groene binnentuinen aan de voet van een ander flatcomplex. “Plant hier een paar bollen en je bent klaar. Kun je die tulpenvelden voorstellen, zo tussen de flats?”

Aangekomen bij de hoge toren in de hoek van het Bijlmerpark, wijst Meijer naar de snelweg A9. Straks verdwijnt die onder de grond. Lukt dat wel binnen tien jaar, zeker met de moeizame bouw van de Noord-Zuidlijn nog in het achterhoofd? Lont: “We hebben héle goede gesprekken gevoerd met Rijkswaterstaat, en we hebben de garantie dat dit bouwproject op tijd klaar zal zijn.”

De wereldwijde belangstelling voor de stadstuinbouw hangt al een tijd in de lucht, vertelt Meijer. ”Net zoals op bepaalde momenten overal ter wereld vlinders en vogels hetzelfde gedrag vertonen, dringt er nu overal ter wereld het besef door dat we onze voedselproductie en -verspreiding fundamenteel moeten veranderen. De Floriade wordt als Wereldtentoonstelling een unieke gelegenheid om dit statement te maken – in de enige wereldstad die Nederland rijk is.”

In de oksel van de A9 en de spoorlijn, op het hoekpunt waar de transformatiegebieden Nieuw Land en Bedrijven in elkaar overgaan, moet een verticale kas verrijzen. Tijdens de tentoonstelling zal deze dienst doen als ruimte voor expositie, horeca, kweek, teelt en onderzoek. Als het aan de organisatie ligt wordt dit de permanente huisvesting van de Nederlandse Tuinbouwsector; nu nog een miljardenindustrie zonder vast adres.

Het idee is om in de tienjarige aanloop naar de Floriade elk jaar een stukje van het project te voltooien. Buys: “Het proces náár de Floriade toe is net zo belangrijk als die 6 maanden Wereldtentoonstelling. Want zo kunnen de plannen steeds meer worden ingebed in de omgeving, en kunnen we sneller inspringen op innovaties en maatschappelijke ontwikkelingen. En het mooie is: na afloop houden we een blijvend, duurzaam verbonden gebied over.”