De ‘Lange Mars’ van Het Stedelijk / interview met Gijs van Tuyl

Het Stedelijk Museum is tijdelijk dakloos, en toert nu een jaar door de stad. Directeur Gijs van Tuyl spreekt: “Het is heel slecht dat we al zo lang dicht zijn, maar er is hoop.”

DANIËL BERTINA

“Ik heb niet echt een verklaring waarom het zo lang duurt,” verzucht directeur Gijs van Tuyl (1941). Sinds 2004 zijn de deuren van het Stedelijk Museum aan de Paulus Potterstraat gesloten voor een ingrijpende renovatie. Deze duurt langer dan verwacht – ‘zijn’ geliefde museum is verworden tot bouwterrein.

Van Tuyls relatie met het Stedelijk zit diep. Van 1969 tot 1976 werkte hij er als conservator – en heeft er zelfs nog even gewoond. “Ik vind het heel verdrietig om te zien hoe het Stedelijk er nu bij staat.”

Het Stedelijk vond in het Post CS-gebouw op het Oosterdokeiland een tijdelijk onderkomen. In ruim vier jaar bezochten bijna één miljoen bezoekers deze locatie – zo trok de tentoonstelling Andy Warhol – other voices, other rooms ruim 124.000 bezoekers.

Slepende problemen met de klimaatbeheersing maakten het echter onmogelijk om grote delen van de vaste collectie te tonen.
Uiteindelijk zei eigenaar MAB het Stedelijk vorig jaar de huur op – het pand kreeg een andere bestemming. Verschillende alternatieven kwamen in aanmerking als vervangende ruimte, maar de meesten gebouwen zouden voor miljoenen moeten worden verbouwd.Van Tuyl had geen succes: “Ik heb Amsterdam ondersteboven gekeerd maar niets gevonden” – het Stedelijk Museum werd dakloos.

Nu overbrugt het museum deze verbouwingsperiode met Stedelijk in de stad. In het kader van dit project zal een deel van de vaste collectie te gast zijn in achtereenvolgens De Nieuwe Kerk, het Van Gogh Museum en Het Rijksmuseum. Daarnaast is er De bouwkeet on tour: een mobiele ontmoetingsruimte die elke maand in een ander stadsdeel opduikt.

Gijs van Tuyl heeft ervaring met het (her)starten van een museum. Als directeur slaagde hij er in om in tien jaar tijd het Duitse Kunstmuseum Wolfsburg internationaal op de kaart te zetten. In 2005 werd hij voor een periode van vijf jaar als directeur aan het Stedelijk verbonden.

“We zitten sinds 2004 in een museumloos tijdperk en dat is aller-beroerdst,” geeft van Tuyl toe. Eind dit jaar moet het museum ‘tentoonstellingsrijp’ zijn, met een nieuwe huisstijl. In maart/april volgend jaar kunnen de eerste bezoekers worden verwelkomd. In de tussentijd is de tentoonstelling Heilig vuur. religie en spiritualiteit in de moderne kunst te bezichtigen in De Nieuwe Kerk.

Bekende schilderijen van Malevich, Mondriaan en Chagall hangen naast de grove, knoestige schilderstijl van Jan Toorop en het Sjamanisme van performancekunstenaar Joseph Beuys. Veel van dit geroemde werk is al tijden niet in Nederland te zien geweest.

“We maken een lange mars door de instituten – om met Marx te spreken – als aanloop voor de heropening. Met Heilig vuur komen we eindelijk nader tot u.” De tentoonstelling trok sinds de opening in december vorig jaar ruim 18.000 bezoekers en kreeg overwegend goede kritieken.

Van Tuyl is opgelucht dat de topstukken weer te zien zijn. De rijke collectie heeft er volgens hem voor gezorgd dat het Stedelijk onder de aandacht van de internationale kunstwereld is gebleven. “Er is veel liefde voor het Stedelijk op basis van het legendarische verleden. Dat geeft hoop. Maar zonder vast museum kan je natuurlijk niet echt meedoen.”

Naast deze gasttentoonstellingen probeert Stedelijk in de stad ook op een andere manier de relatie met het publiek in stand te houden. Hiertoe dient De bouwkeet on tour. Dit zwarthouten gebouwtje is een mobiele workshopruimte en informatiekiosk, en staat elk maand in een ander stadsdeel. De keet is vier dagen per week open als uitvalsbasis voor speciale activiteiten, lezingen en workshops. Maandag tot woensdag is het gebouwtje echter een afgesloten blokhut die weinig toevoegt aan de locatie. Naast contactcentrum doet De bouwkeet ook dienst als publieksonderzoek. De reacties en suggesties van bezoekers worden door een onderzoeksbureau verwerkt, zodat het museum op de verwachtingen kan inspelen.

Heeft het Stedelijk last van ideeënarmoede? Van Tuyl ontkent stellig: “We willen weten wat er bij het publiek leeft. De resultaten buigen we om naar onze eigen plannen. Uit reacties blijkt dat men het een sympathiek initiatief vindt, maar De bouwkeet functioneert inderdaad nog niet optimaal. We hebben als museum ook niet zoveel ervaring met op een dergelijke manier naar buiten te treden.”

Volgens Van Tuyl dient De bouwkeet vooral als communicatiemiddel. De nadruk van Stedelijk in de stad ligt op de gasttentoonstellingen. “Je kunt in zo’n keet natuurlijk geen kunst tentoonstellen.”

In 2010 is het dan eindelijk zover. Een tentoonstelling van de multimediale kunst van Mike Kelley zal – naast de klassieke collectie – het nieuwe Stedelijk Museum inwijden. Eén werk van Kelley is al te zien bij Heilig vuur: de spookachtige videoinstallatie Switching marys (2005) waarin een vrouw tot Maagd Maria wordt gekroond en verandert in een woest schuimbekkende heks. “Mike Kelley belichaamt de tijdgeest,” roept Van Tuyl enthousiast. “Hij keert het modernisme binnenstebuiten.”

Volgens Van Tuyl had het allemaal niet zo lang hoeven duren. “Het Museum of Modern Art in New York moest worden gerenoveerd, dus ze verhuisden naar Queens, en na twee jaar konden ze weer terecht op hun oude stek.”

Het feit dat het MOMA beschikt over het tienvoudige budget van het Stedelijk speelt een rol, maar niet een doorslaggevende. Juist met minder geld is een strakke planning nodig, en daar heeft het volgens Van Tuyl in het verleden aan ontbroken. “De gemeente gaat als eigenaar uiteindelijk over de renovatie, wij zijn slechts de huurder.”

Zijn er nog beren op de weg? “Dat weet alleen God – of mijn sjamaan,” zegt directeur Gijs van Tuyl. “Maar zodra mensen het nieuwe museum inlopen zullen ze het lange wachten zijn vergeten. Daar ben ik van overtuigd.”

stedelijkindestad
Het Parool / Kunst & Media (16-2-2009)