De overzichtstentoonstelling van kunstenaar Hoshyar Rasheed is te zien bij Beemster Art Center. Kunst uit Koerdistan, via Abu Ghraib, terechtgekomen in Amsterdam.
DANIËL BERTINA
Kunstenaar Hoshyar Rasheed pakt een schets. Een kleurrijk Gaudí-achtig fantasiewezen spert zijn bek open en steekt z’n lange tong uit. Dit wordt de poort voor de speelplaats in het Gerbrandypark in Amsterdam West. Over de tong, door de bek van droombeest kunnen kinderen de speeltuin in. Grote mensen zullen moeten bukken. “Volwassenen moeten soms een beetje kind worden,” lacht Rasheed. “Dat is het idee.”
Hoshyar Rasheed (1971) is een veelzijdig kunstenaar. Naast zijn speelse en dromerige schilderwerk tekent hij met verdunde koffie, bouwt en boetseert hij totempalen en figuurtjes van klei, glasvezel en papier-maché, en maakt keramische schalen, gedetailleerde mozaïeken en kunstobjecten in de openbare ruimte.
Morgen opent een overzichttentoonstelling van zijn werk in Beemster Art Center in de Sint Nicolaasstraat. De expositie duurt tot en met 26 maart.
“Ons huis bestond uit boeken en verf,” lacht Hoshyar Rasheed. Zijn familie stamt uit de Koerdische provincie Sulaimania, in het noordoosten van het huidige Irak. Het gezin bestond uit activisten, kunstenaars, critici, journalisten en kunsthistorici. “Er werd thuis altijd gediscussieerd over literatuur, politiek en kunst. Het voelde heel poëtisch.”
De familie Rasheed maakte deel uit van de linkse oppositie tegen Saddam Hoessein en vocht voor een onafhankelijk Koerdistan. “Het was een angstige tijd zonder hoop. Toen ik zestien was ben ik door een ‘vriend’ verraden en uitgeleverd aan de geheime politie. Drie jaar lang zat ik in de Abu Ghraib gevangenis. Ik heb daar vreselijke dingen meegemaakt.”
Rasheed pakt een zwarte map met tientallen prachtige, heel gedetailleerde pentekeningen op kleine stukjes papier. Gemaakt in gevangenschap. Ondanks de martelingen bleef hij in het geheim kunst maken en liet zijn tekeningen naar buiten smokkelen.
In 1992 bemiddelde de Verenigde Naties in een gevangenenuitruil en werd Rasheed met zeventien anderen vrijgelaten. Puur geluk, want hij stond al enige tijd op de dodenlijst. “Toen ik terugkwam in Koerdistan was het de mooiste dag van mijn leven. Ik werd als held onthaald, was zwak als kauwgum, maar vrij.”
De euforie duurde niet lang. Rasheed kreeg al snel te horen dat hij weer op een zwarte lijst stond. “Ze konden me niet langer beschermen. Ik was een soort symbool van het verzet geworden, dus kwetsbaar.”
Hij vluchtte naar Moskou, voelde zich ook daar niet veilig, en eindigde in Amsterdam. “Het enige wat ik kende van Nederland was Vincent van Gogh, maar ik voelde me hier meteen thuis.” Bij aankomst in 1992 werd hij meteen toegelaten tot de AKI kunstacademie in Enschede, en stroomde na twee jaar door naar de Rietveld Academie in Amsterdam.
“Mijn eigen nachtmerries gingen snel over,” zegt Rasheed nuchter, terwijl hij de map met gevangenistekeningen dichtslaat. “Kunst werd een taal om te overleven en bleek de beste manier om de pijn uit te drijven. Misschien is dat een reden voor mijn enorme productiviteit, maar het voelt alsof ik nog niet eens echt ben begonnen.”
Zijn huis staat tot de nok toe vol met kunst. Enorme stapels schilderijen leunen tegen de muren van zijn woonkamer, en rijen van beelden staan in de vensterbanken te drogen. Op zijn tentoonstelling in Beemster Art Center gaat hij van alles wat laten zien.
Hoshyar Rasheed maakte ook werk in opdracht van Amnesty International, waaronder het ontwerp voor de vluchtelingenactie Human rights have no borders (1997). In 2002 bouwde hij een vredesmonument in het stadje Trujillo (Colombia), voor de driehonderd burgers die in het geweld tussen paramilitairen en guerrilla’s waren vermoord.
“Ik kwam daar om een monument te maken en een workshop te geven voor de weeskinderen. Maar wat kan je daar als kunstenaar nog betekenen? Ik ben – met mijn gebroken Spaans – toen maar begonnen met het opruimen van de school. Zo ontstond er vanzelf een wederzijds vertrouwen.”
“Op verzoek van de nabestaanden heb ik uiteindelijk de stoffelijke resten van de slachtoffers van hun graf naar het monument gedragen. Ik heb heen en weer gelopen met plastic zakken vol botten. Dat blijft je bij.”
“Mijn werk is een eerbetoon aan de mooiste vrienden die ik verloren heb,” zegt Hoshyar Rasheed. “Dat verdriet is soms té groot om te bevatten, maar het is je taak als kunstenaar om schoonheid te creëren.”
www.hoshyar.nl / www.beemsterart.com
Tentoonstelling 26 februari t/m 26 maart – Beemster Art Center, Sint Nicolaasstraat 21, Amsterdam Centrum
Het Parool / Kunst & Media (25 februari 2010)