Sociaal Darwinisme op de Werkvloer

CORPUS KUNSTKRITIEK 2009/2010 www.domeinvoorkunstkritiek.nl


Voorstelling: Glengarry Glen Ross door Toneelgroep Amsterdam / Toneelschuur Producties
Gezien: 29 september, Theater Frascati, Amsterdam
Door: Daniël Bertina

Regisseur Eric de Vroedt maakte een bewerking van het toneelstuk Glengarry Glen Ross van David Mamet. Mamets grimmige kritiek op de kapitalistische graaicultuur krijgt in de versie van De Vroedt een manische vrolijkheid mee. Hoe ervaar je een toneelstuk als je de filmversie hebt verslonden?

Empire. Keizerrijk. In grote rode neonletters hangt dit woord boven over de hoofden van de acteurs. Als een zwaard van Damokles. Onder deze dreigende boodschap staan – als een groep onderdanen – vijf zakenmannen fel blauwe cocktails achterover te slaan. Deze snelle vastgoedjongens, gehuld in afgrijselijk glimmende maatpakken, zijn aan het netwerken in de lounge van een Aziatisch restaurant. Druk in gesprek en flirtend met de serveerster is toch de spanning voelbaar: het zijn krappe tijden. Ontslag dreigt voor twee van hen, en het is ieder voor zich. Dit is Glengarry Glen Ross.

Mercedes Benz
Regisseur Eric de Vroedt bewerkte het stuk voor acteurs van Toneelgroep Amsterdam, in coproductie met De Toneelschuur. Glengarry Glen Ross is een toneelstuk in twee bedrijven en volgt in die vorm een avond en ochtend uit het leven van vier vastgoedverkopers – Roma, Mos, Levi en Aaron – die in hun werk worden bijgestaan door Willems, een stuntelende manager.

Op hun vastgoedkantoor is een markante verkoopwedstrijd uitgeschreven. Eerste prijs is een bonus en een Mercedes Benz, de tweede prijs een set steakmessen. De derde en vierde prijs? Ontslag. In een wanhopige poging het hoofd boven water te houden en hun baan te behouden staan de werknemers elkaar – scheldend, tierend en huilend – naar het leven. Met dramatische gevolgen. Sociaal darwinisme op de werkvloer.

Het nachtelijke eerste bedrijf speelt zich af in het eerder genoemde Aziatische restaurant. Uit wrok – of is het uit puur egoïsme? – besluit een van hen ’s nachts in te breken op kantoor. Het cruciale adressenbestand met potentiële klanten wordt gestolen (het hart en ziel van de bedrijfsvoering) en de dief laat een ravage achter. Wie verantwoordelijk is blijft lang onduidelijk. In het tweede bedrijf probeert een vrouwelijke rechercheur de dader te vinden, terwijl het meedogenloze backstabben onder de mannen alleen maar verhevigt.

Recht van de sterkste
Auteur David Mamet schreef het stuk in 1982: het Amerika van Reaganomics en het allesoverheersende geloof in de ideeën van Milton Friedman – Nobelprijswinnaar economie en adviseur van menig reactionair Westers staatshoofd – over deregulering, privatisering en vrije marktwerking.

Mamet baseerde het verhaal deels op zijn eigen bittere werkervaring in de vastgoedwereld, waar deze ideeën over het recht van de sterkste gemeengoed waren geworden. Tien jaar later herschreef Mamet zijn toneelstuk tot filmscenario en voegde een proloog toe, speciaal geschreven voor acteur Alec Baldwin. Glengarry Glen Ross werd vervolgens magistraal verfilmd door regisseur James Foley.

De film Glengarry Glen Ross was een masterclass ensembleacteren door de Grote Helden van de Amerikaanse cinema: Al Pacino, Kevin Spacey, Ed Harris, Alan Arkin en Jack Lemmon. Ik heb die film verslonden, minstens tien keer gezien, en ken de dialogen grotendeels uit het hoofd. Als een film zó diep in het geheugen is verankerd, is het bijna onmogelijk om de toneeluitvoering als een op zichzelf staand kunstwerk te ervaren. Wat kan een toneelstuk nog toevoegen?

Een glas whisky
Regisseur Eric de Vroedt baseerde zijn toneelbewerking op de originele toneeltekst van David Mamet, en deze blijkt heel dicht tegen het filmscript aan te liggen. Maar de toneelversie van De Vroedt verschilt opvallend van toon. Waar James Foley’s film vooral een aangrijpend spektakel opleverde door hyperrealistisch spel in de beste traditie van het ‘method’-acteren – het hevig ingeleefde spuug en zweet vliegt door het beeld – heeft De Vroedt in zijn voorstelling duidelijk gekozen voor een afstandelijke, cartooneske speelstijl.

In het eerste bedrijf barst het ensemble tussen de eerste paar scènes zelfs meerdere malen in gezang uit. Een aantal cynische Amerikaanse liedjes passeren in suikerzoete uitvoering – letterlijk – de revue, waarbij vooral het refrein van het liedje ‘Oh Lord, won’t you buy me a Mercedes Benz’ op wrange manier blijft hangen.

Met het smakelijke geschmier van Al Pacino in het achterhoofd is het maniakale spel in de toneelversie, zoals dat van acteur Fedja van Huêt, een aangename verrassing. Het personage van Richard Roma was in Pacino’s vertolking een zeer berekenende manipulator, maar ontzettend sympathiek. Je wilde als toeschouwer met dat personage een glas whisky drinken en over het leven praten.

Dat gebeurt ook: in een prachtige scène begint Pacino spontaan slap te ouwehoeren tegen een man die naast hem aan de bar zit. Volkomen ontwapenend en geestig palmt hij zijn toehoorder helemaal in. Pas helemaal aan het eind van de scène krijg je door waar Roma mee bezig is: hij probeert de man een ordinair stuk grond aan te smeren. Op het moment dat hij daadwerkelijk een prospectus openvouwt en zijn toehoorder toemompelt: “Luister naar wat ik je ga vertellen”, is er een cut naar de volgende scène. Hoe hij zijn klant uiteindelijk tot een verkoop weet over te halen is een mysterie. De charme blijft intact.

American Psycho
In de toneelversie van De Vroedt is deze menselijkheid grotendeels verdwenen. In de eerder genoemde barscène speelt Fedja van Huêt – met zichtbaar plezier – Roma als een aalgladde gluiperd met een hysterische nepgrijs, die vanaf het eerste moment volkomen gemaakt en naarmate het stuk vordert steeds gestoorder overkomt.

Van Huêt – in glimmend maatpak, met strak achterover gekamd haar – zit weggedoken in een kuipstoeltje. Een stuntelige man, Jos Link (Noël S. Keulen), komt binnen en neemt naast hem plaats. Uit de manier waarop de man – enigszins gegeneerd – terloops naar de schaars geklede serveerster kijkt, wordt meteen duidelijk: dit is een ongevaarlijke, onzekere loser die wel valt te bewerken. Roma ruikt bloed, en schuift een stoeltje op om dichter bij hem te gaan zitten. Ze kijken elkaar even aan, en bij wijze van begroeting schiet Roma’s gezicht in een verkrampte, Jokerachtige grimas.

De filosofische – enigszins impertinente – levenswijsheden die Pacino in de film als charmante monoloog volkomen vanzelfsprekend over zijn potentiële klant uitstrooide, klinken uit de mond van Van Huêt totaal misplaatst en banaal. Na elke rare opmerking – “Elke treincoupé stinkt vaag naar stront”, of: “Denk je dat je een nicht bent? We zijn allemaal nicht” – valt Van Huêt stil, kijkt zijn toehoorder veelbetekenend aan en trekt weer die rare grijns.

Hoewel totaal niet gemeend en overduidelijk nep, lijkt Link toch op onbegrijpelijke wijze te worden ingepalmd. Als enige, want de situatie is zo weird, over de top en geestig gespeeld, dat het publiek hard moet lachen. Als Link later tegen het eind van het tweede bedrijf de verkoop toch wil afblazen, blijkt onder de stress van de situatie Roma’s grijns te zijn gemuteerd tot een bijna monsterlijk spasme, dat hij hevig schuddend en kwijlend steeds maar ternauwernood kan onderdrukken.

Deze stilering die De Vroedt in Glengarry Glen Ross heeft doorgevoerd in het spel van bijna al zijn acteurs – met uitzondering van het zalvend vriendelijke spel van Janni Goslinga als de politieagent – roept associaties op met Bret Easton Ellis’ iconische roman American Psycho (1991) over de massamoordende en –verkrachtende investeringsbankier Patrick Bateman en diens obsessie met uiterlijk vertoon, mode en muziek. Ook zo’n vlijmscherpe en amorele satire op de monsterlijke kanten van de moderne consumptiemaatschappij.

In Foley’s film – hoewel erg fragiel – valt er ondanks de onderlinge rivaliteit toch nog een vorm van vriendschap en lotsverbondenheid bij de personages te bespeuren. Ze blijven menselijk en herkenbaar. Levi’s wanhoop over zijn miserabele situatie – hij heeft al in tijden geen goede verkoop afgesloten – wordt in de film pijnlijk duidelijk omdat zijn dochter op sterven ligt en hij geen geld heeft voor een levensreddende medische ingreep. Ook is de succesvolle Roma oprecht in zijn bewondering voor Levi, de ouwe rot in het vak.

De personages in de toneelversie van Glengarry Glen Ross zijn echter bijna allemaal Patrick Batemans: ze zijn op moreel gebied volledig hol: aan het eind van het toneelstuk probeert Roma de diep gekelderde Levi nog met een onderhandse deal te besodemieteren. Met verve zetten de acteurs in de voorstelling een stel egomaniakale rotzakken neer – door woeste, overdreven mimiek en heel fysiek spel. Dat doen ze ontzettend grappig en scherp getimed en het publiek moet vaak lachen. Maar hierdoor blijft alles voor een groot deel van de voorstelling wél – bewust – op afstand.

Het Grote Graaien
Eric de Vroedt staat bekend om zijn politiek geëngageerde theater. In zijn lopende, tiendelige project ‘Mighysociety’ neemt hij al jaren verschillende problemen in de Nederlandse samenleving onder de loep. Zo besteedde hij onder andere aandacht aan de traumaverwerking door Uruzgan veteranen (Hoe ook ik de oorlog mee naar huis nam, 2009) en het opkomende populisme in de politiek (Hoe ook ik leerde te houden van het nieuwste politieke wonderkind, 2004). De voorstelling speelt op een interessant moment. De gevolgen van de economische crisis, deels veroorzaakt door het Grote Graaien, zijn nog totaal niet te overzien. En geen enkele regering, denktank of ideologie lijkt een bevredigende oplossing te hebben.

De vraag is welke strategie uiteindelijk het meest overtuigt. Is het beter om ontroerd te worden, of te lachen om deze pijnlijke thematiek? Beide makers tonen met Glengarry Glen Ross de mentaliteit die de crisis mogelijk heeft gemaakt, maar het statement van Eric de Vroedt komt harder aan. Ondanks de komische speelsheid is zijn bewerking uiteindelijk zwartgalliger dan die van James Foley. Waar Foley zijn filmpersonages toch nog enige sympathie en empathische vermogens meegaf, zijn die niet terug te zien in het inktzwarte universum van De Vroedt.

Alle momenten van zwakte worden uitgebuit, wie valt krijgt een trap na. De stelling van De Vroedt wordt zo bikkelhard duidelijk: hij heeft alle hoop in het oude systeem opgegeven, als deze graaimentaliteit wordt doorgezet zijn we reddeloos verloren – naar mijn mening de enige juiste les die te trekken valt uit de crisis.

Een teken aan de wand is de overgang van avond naar ochtend, van het eerst naar het tweede bedrijf: het lichtbord Empire knippert uit. Het (ons) keizerrijk gaat instorten. De verkopers in het toneelstuk Glengarry Glen Ross staan elkaar als roofdieren naar het leven, ze bevinden zich in een volkomen amorele wereld, waar alleen het eigen overleven constant op het spel staat. Het zijn ratten op een zinkend schip die elkaars staart proberen af te bijten in plaats van samen een vlot te bouwen. Wrang, verstikkend en verschrikkelijk grappig. Een mokerslag vermomd als komedie.

Glengarry Glen Ross
Toneelgroep Amsterdam / Toneelschuur Producties
Tekst: David Mamet
Regie & vertaling: Eric de Vroedt
Spel: Janni Goslinga, Fedja van Huêt, Noël S. Keulen, Hugo Koolschijn, Alwin Pulinckx, Leon Voorberg, René van Zinnicq
Bergmann
Première: 20 september 2009