Het Parool / Kunst & Media (22 december 2012)
Het Muziekpaleis – op weg naar 125 jaar Concertgebouw
In 2013 bestaat Het Concertgebouw 125 jaar. In de aanloop naar dat jubileum elke week aandacht voor een andere kant van deze ‘tempel van klassieke muziek’. Vandaag de portier.
DANIËL BERTINA
Portier en ras-Amsterdammer Danny van Ekeren (1960) kwam bij Het Concertgebouw terecht dankzij een bankoverval. Hij werkte als surveillant in een bankgebouw en werd tijdens een gewapende overval gegijzeld. “Twee dagen later stond ik weer op m’n post. Maar ik vroeg toen toch maar om een rustiger baantje, met iets minder geweld. Dat werd Het Concertgebouw.”
Van de nasleep heeft hij weinig last gehad. “Ik ben opgegroeid in De Pijp tussen het ergste tuig dat je je maar kunt voorstellen. Dus ik ben niet zo snel van m’n stuk gebracht.” Hij grijnst: “Er zijn iets minder gewelddadige overvallen in Het Concertgebouw, maar het kan hier wel extreem druk en chaotisch worden, zeker als er een 120-koppig orkest door de dienstingang naar binnen moet.”
In 1992 begon hij als inhuurkracht en in 1999 kwam hij vast in dienst. Van Ekeren vond als kind Het Concertgebouw altijd al een magische plek. “Ik was gek op kastelen, ridders en verhalen over de Romeinse tijd. Dus dit statige gebouw was voor mij een soort droompaleis. Toen ik hier in de jaren zestig voor het eerst met school bij een repetitie kwam kijken in de Grote Zaal – dat was nog met de legendarische dirigent Bernard Haitink – werd ons als jochies vooral op het hart gedrukt dat we niet hardop de namen van de componisten moesten oplezen, zoals die van Lully. Dan zou er teveel gelachen worden.
Ook toen deed Het Concertgebouw al veel aan educatie, zegt Van Ekeren. “Daarna was dat een aantal jaar wat minder, nu is die educatietak hier niet meer weg te denken. Erg leuk om te zien hoe die kinderen hier zo enthousiast worden. Alleen dan moet je als portier wel je oordoppen in, want ze maken een gigantisch kabaal.”
Alle grote muzikale sterren hebben bij hem op het portiersbankje gezeten, maar Van Ekeren is er nuchter onder. “Ik ben een echte Amsterdammer en dus niet zo snel onder de indruk. Titels of reputaties zeggen me niet zoveel. Natuurlijk heb ik in de loop der jaren de nukken en grillen van iedere muzikant die hier geregeld komt spelen leren kennen. Soms moet je streng zijn, bijvoorbeeld als er iemand zonder kaartje naar binnen wil. Als portier ben je de waakhond, en een waakhond moet af en toe blaffen. Maar ik probeer iedereen op dezelfde gastvrije, open manier te behandelen.”
“Ooit heb ik hier wel oog in oog gestaan met Shirley Bassey toen ze hier voor de laatste keer kwam optreden. Dat was een gedenkwaardig moment, want ik ben een groot fan.” Hij denkt nog even na. “Aaron Winter heeft hier ook eens zijn afscheidspartij gevoetbald. Toen gingen de stoelen eruit en werd er gras in de zaal gelegd. Dát heb ik toen helaas gemist.”
Werken in Het Concertgebouw heeft in al die jaren zijn eigen muzikale smaak enorm verbreed. Van Ekeren: “Het mooie is dat wij vanuit de portiersloge bij alle zalen kunnen meeluisteren. Als kind was ik nooit zo met klassieke muziek bezig – dat is echt door dit werk gekomen. Ik houd vooral van het symfonische werk, zoals Sheherazade van Rimski-Korsakov. Dat heb ik hier ooit met tranen in m’n ogen zitten beluisteren.”
De liefde voor het gebouw is gebleven. “Niemand heeft zoveel uren alleen in dit gebouw doorgebracht als ik,” zegt Van Ekeren. “Ik ben hier met nachtdiensten begonnen en heb hier zo vaak alleen door het donkere pand gedwaald. Nu ken ik het als geen ander. Maar het blijft een magische plek.”