Schrijver Rob de Graaf over Geslacht

Het Parool / Kunst & Media (17-04-2009)

Het toneelstuk Geslacht van Rob de Graaf werd vijf jaar geleden door Dood Paard op de planken gebracht. Het Toneel Speelt herneemt het stuk in de Stadsschouwburg. ‘Alsof je kind op eigen benen leert staan.’

DANIËL BERTINA

“Toneelschrijvers in Nederland zijn als ijverige moeders, die zelf de kleren voor hun kinderen ontwerpen,” zegt schrijver Rob de Graaf (1952). “Ze zijn allang blij als het allemaal past en dat ze niet voor gek lopen. Laat staan dat een ander die kleren ooit kan aantrekken.” Zijn toneelstuk Geslacht (2004) – ooit geschreven voor Dood Paard – wordt opnieuw opgevoerd door Het Toneel Speelt, en beleeft zo een tweede première in de grote zaal van de Stadsschouwburg. Dit op grotere schaal hernemen van een modern Nederlands toneelstuk is zeer uitzonderlijk. “Ik ben er vreselijk nerveus over.”

Die nervositeit is merkwaardig. Rob de Graaf is een van de meest geroemde toneelschrijvers in het land. Hij was een van de oprichters van toneelgroep Nieuw West en schreef voor Dood Paard en Keesen&Co. In 2003 kreeg hij voor zijn gehele werk de Charlotte Köhler Prijs, ontving de Prosceniumprijs voor zijn bijdrage aan het Nederlandse toneel, en tweemaal de Taalunie Toneelschrijfprijs – respectievelijk voor zijn toneelstukken 2Skin (1996) en Vrede (2007). De Britse première van Vrede ligt in het vooruitzicht.

Daarnaast is De Graaf docent. Na een aantal jaar te zijn verbonden aan de Amsterdamse mimeopleiding geeft hij schrijfles aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht.

Hij werkt zelf grotendeels op gevoel, maar heeft door het lesgeven veel geleerd over het schrijven voor toneel. “Ik kan nu niet meer doen of ik naïef ben. Deels probeer je mensen te behoeden voor een al te erge ramp, tegelijkertijd probeer je ze hun eigen stem te laten verkennen. Maar als ik mijzelf teveel ‘doe dit, doe dat’ hoor zeggen word ik misselijk.”

De toneelschrijfcultuur in Nederland is klein – zeker in vergelijking met de imposante Britse schrijftraditie – maar de Nederlandse auteurs zijn wel zeer productief. Bijna de helft van het aanbod per theaterseizoen bestaat tegenwoordig uit nieuwe professionele stukken. Anders dan in Groot-Brittannië – waar er per jaar naar schatting 1500 nieuwe toneelteksten worden gepresenteerd en heropgevoerd – zijn in Nederland toneelteksten meestal voor en door een specifieke groep geschreven, geheel in eigen stijl. De rollen van toneelschrijver en -maker lopen vaak in elkaar over.

Intensieve samenwerking met de toneelgroep werkt inspirerend, vindt De Graaf: “Ik heb maar een beperkte verbeeldingskracht. Niets maakt me gelukkiger dan een aantal randvoorwaarden waaraan ik me moet houden – dat klinkt misschien een beetje prozaïsch. Maar vaak heb ik me gewoon aangepast aan de wensen van het ensemble. Dat schept de context van het stuk.” Deze specifieke aard van de Nederlandse toneelschrijfkunst heeft wel tot gevolg dat teksten na de première vrijwel nooit meer door een andere toneelgroep worden opgevoerd.

Dat geldt ook voor de meeste stukken die De Graaf voor Dood Paard heeft geschreven: experimentele collages van vervreemdende teksten. Toch kreeg hij op een zeker moment de ambitie om een keer een well-made play te maken. “Iets met een begin, midden en eind, en met uitgewerkte personages die minder op het lijf van de acteurs waren geschreven.” Dat werd Geslacht. Het stuk ging 12 februari 2004 in première en kreeg overwegend goede kritieken. Vooral de tekst werd geprezen.

Geslacht gaat over herinnering, verlangen en teleurstelling. Twee bevriende stellen (man-vrouw, man-man) proberen krampachtig hun midlife-crisis frustraties over de eigen eenzaamheid en consumptiedrang te onderdrukken. De twintig jaar jongere Chileense minnaar van een van hen lijkt al hun verlangens te belichamen – én te doorzien.

Het Toneel Speelt zocht naast bekender werk van Maria Goos of Herman Heijermans al geruime tijd een samenwerking met makers uit de avant-gardistische hoek. Ook toeval speelde een rol bij het tweede leven van Geslacht. “Ik denk dat het stuk gewoon is opgevallen,” zegt De Graaf nuchter. “Artistiek leider Ronald Klamer heeft Geslacht gezien, en voelde intuïtief de mogelijkheden voor een opvoering in de grote zaal. Zo hebben wij elkaar gevonden.”

De enscenering door Dood Paard was behoorlijk abstract en eigenzinnig; een van de personages werd zelfs gekruisigd, terwijl de tekst daar nergens naar verwijst. De bewerking van Het Toneel Speelt door regisseur Ger Thijs (1948) – zelfverklaard aanhanger van het realisme – wordt ongetwijfeld wat concreter. Leidt de visie van een regisseur wel eens tot ruzie? “De Nederlandse theaterpraktijk is niet erg hiërarchisch,” zegt De Graaf ontkennend. “Bij elke productie spelen meerdere krachten die samen de voorstelling tot stand brengen. De schrijver is daar één van. In de voorstelling zitten altijd wel elementen die niet mijn eerste keuze zouden zijn geweest. Er wordt wel veel overlegd.”

Thijs heeft de namen van drie personages in Geslacht veranderd. Zo heet het personage Kilo nu Speedo. De Graaf heeft geen bezwaar: “Dat is een nuance. Ik heb namen abstract gehouden omdat het stuk behoorlijk concreet is. De acteur die in de originele versie Kilo speelde was ook wat zwaarlijvig; die jongen die nu Speedo speelt is atletischer. Gelukkig zijn het wel namen van andere personages uit mijn werk.”

De samenwerking tussen Het Toneel Speelt en Rob de Graaf wordt ook na Geslacht doorgezet; er wordt al geschreven aan een nieuw stuk. “Dat hoorde bij het pakket,” grijnst De Graaf. “Ik vind het eng om er nu al iets over te vertellen. Vooralsnog is het nog niet een stuk voor de grote zaal, maar dat is uiteindelijk wél de bedoeling. Het is wel een luxe om met een vaste groep acteurs in gedachten te kunnen schrijven.”

Recentelijk schreef De Graaf dankzij een werkbeurs van het Fonds voor de Letteren ook een aantal ‘contextloze’ stukken – niet bedoeld voor een specifieke toneelgroep. Dit was een poging om het vrije schrijven te ervaren. Een aantal van deze teksten zijn gebundeld in Teksten voor theater (2008). Een van hen – Tsvetajeva, 1941 (2007) – wordt binnenkort opgevoerd door regisseur Paul Knieriem bij De Toneelschuur in Haarlem. “Ik ben natuurlijk reuze autonoom en vervuld van mijzelf. Toch vind ik het schrijven van een toneeltekst pas gerechtvaardigd wanneer het uiteindelijk tot een voorstelling komt.”

‘We beginnen glanzend en we eindigen dof,’ zegt het moegestreden personage Yokram aan het eind van Geslacht. Is dat de gedachte na afloop moet beklijven? “Die glans is ook maar een constructie van je herinnering tijdens het ouder worden,” zegt De Graaf. “Ik heb jaren in een commune gewoond. Langzamerhand dreven die eilandjes steeds meer uit elkaar. De grote veranderingen bleken onhaalbaar en het egocentrisme nam de overhand – een teleurstelling. Bij nader inzien was ons engagement ook erg ongericht – gedreven uit woningnood en armoede. De dingen die ik nu schrijf zou ik twintig jaar geleden niet hebben kunnen verzinnen. Je moet het zelf ooit gedacht en ervaren hebben.”

17 april is het zover: de stap naar de Stadsschouwburg. “Het is alsof je kind op eigen benen leert staan. Het is een machteloos gevoel,” geeft toneelschrijver Rob de Graaf toe. “In mijn gedachten voltrekken zich allemaal rampenscenario’s: doodse stilte op komisch bedoelde momenten, of dat de ontroering totaal uitblijft. Het is niet te voorspellen of het met een plons in het water valt. En het watergat van de Stadsschouwburg is dieper dan dat van Frascati.”

Driedimensionaal surfen / T_Visionarium open city

Het Parool / Kunst & Media (12-11-2009)

In de Zuiderkerk was de experimentele videoinstallatie T_visionarium open city te gast. Driedimensionaal ‘surfen’ door 25.000 filmfragmenten, over honderd jaar verstedelijking.

DANIËL BERTINA

“Televisie biedt maar een magere kijkervaring,” zegt nieuwe mediakunstenaar Jeffrey Shaw van het iCinema Research Center uit Australië. Geheel in lijn met zijn futuristische videoinstallatie T_visionarium open city – tot en met 22 november gratis te beleven in de Zuiderkerk – geeft Shaw uitleg over zijn werk via een Skype videoverbinding.

“Televisie en film is totaal vercommercialiseerd en héél erg voorspelbaar geworden,” roept Shaw (1944) over de krakende luidsprekers van de laptop. “T_visionarium biedt een nieuwe interactieve ervaring van beeld en geluid, waarbij je helemaal wordt ondergedompeld in een virtuele omgeving.”

In de Zuiderkerk staat een grote ronde zwarte doos: vijf meter hoog, tien meter doorsnede. Op de binnenwand worden 25.000 korte filmfragmenten geprojecteerd, die de toeschouwer – gewapend met 3D bril – als zwevende beeldschermen letterlijk en figuurlijk om de oren vliegen.

Met een afstandsbediening kan de toeschouwer door deze oneindige golfbeweging van beelden ‘surfen’ en de fragmenten herschikken tot een nieuwe videocollage: een tussenvorm van beeldende kunst en nieuwe media.

T_visionarium open city is georganiseerd in het kader van Eeuw van de stad: een multimediaal project van de VPRO. De installatie toont fragmenten van reportages, documentaires en interviews over honderd jaar verstedelijking in de wereld, deels afkomstig uit de digitale archieven van de VPRO en het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.

Het is een chaotische, maar fascinerende ervaring: Adriaan van Dis loopt door de sloppenwijken van Johannesburg, op een aangrenzend scherm berooft een overvaller op klaarlichte dag een auto, inclusief bestuurder. Links vertelt een Chinese migrant over zijn trek naar de miljoenenstad Sjanghai. Precies daar tegenover grofkorrelige zwart-wit opnames van de Amsterdamse krakersrellen.

“Deze installatie heeft de rijkheid en diversiteit van een echte stad,” zegt productieleider en documentairemaker Bregtje van der Haak enthousiast. “In een stad heb je ook geen volledige controle over wat je allemaal te zien krijgt.”

Het T_visionarium (2008) werd ontworpen door medewerkers van het Australische iCinema Research Center en het Duitse Zentrum für Kunst und Medien, aangevoerd door Jeffrey Shaw en Peter Weibel. Een eerdere versie was al te zien in Spanje en Frankrijk, toen ‘ingevuld’ met beelden van Australische televisieprogramma’s.

Bregtje van der Haak haalde de videoinstallatie uiteindelijk naar Nederland. Het project kwam tot stand in samenwerking met – onder andere – de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam en het International Documentary Film Festival Amsterdam.

T_visionarium biedt een nieuwe manier om met gedigitaliseerde filmbeelden een verhaal te bouwen,” zegt een trotse Jeffrey Shaw over zijn geesteskind. “Maar schept hopelijk ook een kritische houding ten opzichte van al die beelden die je dagelijks overspoelen.”

eeuwvandestad.nl

‘Ik stap op het doek en gooi met verf’ / Interview George Struikelblok

Het Parool / Kunst & Media (5 mei 2009)

In Suriname is hij beroemd, de rest van de wereld moet nog volgen: de Surinaamse kunstenaar George Struikelblok. ‘Het is go with the flow.’

DANIËL BERTINA

“Moet ik gaan zitten als Boeddha?,” grijnst George Struikelblok. Onwennig klimt hij op een tafel in restaurant Rosario. Aan de muur hangt een van zijn veelkleurige, abstracte schilderijen. In de wilde compositie is een menselijke figuur te ontdekken en letters op alfabetische volgorde – zowel eenzaam, als in groepjes op het doek verspreid. De fotograaf portretteert hem voor zijn schilderij in kleermakerszit. “Helemaal naakt mag ook hoor. Ik voel me net een model.”

Kunstenaar George Struikelblok (Paramaribo, 1973) is beroemd in Suriname, maar in Nederland is hij nog niet erg bekend. Dit terwijl zijn werk al enthousiast werd verspreid door meerdere galeries, ambassades en particuliere verzamelaars.

Hij timmert al jaren aan de weg met succesvolle exposities in Guyana, de Verenigde Staten, Brazilië en Zwitserland. Daarnaast volgde bij een intensief kunsttraject bij Duende in Rotterdam. Vorig jaar verbleef Struikelblok vier maanden aan de Amsterdamse Rijksacademie, waar hij zich verdiepte in beeldende kunst in openbare ruimte.

De goedlachse George Struikelblok – of zoals hij zich voorstelt: ‘Struikelblok George’ – is nu overgekomen voor zijn solotentoonstelling in Breda. Dit heeft hij te danken aan het succes van zijn bijdrage aan het Anansi Project – een groepstentoonstelling samen met collega’s Lego Lima en Iléne Themen – vorig jaar bij Galerie 23 te Amsterdam. Het Afrikaanse kinderverhaal van het slimme spinnetje Anansi diende als overkoepelend thema.

Zijn drie doeken waren al bij opening van de tentoonstelling verkocht; dat was vertegenwoordigers van Stichting Beeldende Kunst Breda niet ontgaan. Vandaar nu zijn solo in Galerie 48 in Breda – te zien van 9 mei tot 27 juni. Zijn werk hangt ook in Italiaans restaurant Rosario in de Peterstraat – de eigenaar is een groot fan.

Van een hype is echter weinig sprake. “Ik ben al twintig jaar met kunst bezig,” zegt Struikelblok. Hij benadrukt dat zijn werk het resultaat is van een gedegen kunstopleiding en heel veel zelfstudie. Zowel aan het Nola Hatterman Instituut in zijn geboorteland Suriname – waar hij ook twaalf jaar als docent werkte – en de Edna Manley School of Visual and Performing Arts op Jamaica.

“In Suriname leerde ik de pure technieken, in Jamaica ontdekte ik meer de conceptuele kant van kunst. Daarnaast heb ik zelf ook altijd veel geëxperimenteerd met technieken, stijlen en genres.”

In Jamaica ontdekte Struikelblok de overkoepelende thematiek van zijn kunst: de worsteling met de dood van zijn biologische vader vóór zijn geboorte, en zijn zoektocht naar die kant van zijn familie. “Toen ik naar Jamaica ging heb ik mijn dochtertje van zes maanden in Suriname achtergelaten. Net zoals mijn vader mij achterliet.” Dat was confronterend. “Ik heb mezelf opnieuw leren kennen.”

Zijn werkmethode doet denken aan die van kunstenaars Jean Michel Basquiat en Jackson Pollock – twee van zijn helden. “Ik hou erg van hun wilde en woeste spontaniteit. De eerste laag van mijn werk maak ik in een soort trance. Ik leg een doek van tien meter op de grond. Daar ga ik op staan en begin met verf te gooien. Zo blijf ik uren achter elkaar doorwerken. Dan deel ik het grote doek op in stukken, en krijgt elk een eigen vorm.”

De laatste jaren maakt Struikelblok ook ‘drie dimensionale kunst’. Zijn Tip Tip monument (2006) – gemaakt naar aanleiding van dertig jaar Surinaamse onafhankelijkheid – was het eerste kunstproject in de openbare ruimte in Suriname. Verspreid over het land plaatste Struikelblok dertig enorme slippers (tip tips) van vier meter hoog, die symbool staan voor de melting pot die Suriname heet. Ze staan er nog steeds.

“De slippers zijn ooit meegekomen met de Indonesiërs in de contractperiode, en werden in de loop der jaren door alle Surinamers gebruikt,” zegt Struikelblok. “Het zijn symbolen van nationale eenheid geworden. Een soort Surinaamse klompen.” Ironisch genoeg werd het werk – gemaakt ter viering van de onafhankelijkheid – gefinancierd door de Nederlandse ambassade.

“Ik heb nooit geweten dat ik kon tekenen. Op school had ik altijd onvoldoendes,” blikt George Struikelblok terug. Meer internationale erkenning voor zijn werk zou leuk zijn, maar hij heeft geen haast. “De kwaliteit van het werk zal bepalen waar het heengaat. Ik blijf gewoon doorwerken. Het is go with the flow.”

Human Nature @ Seelevel

Het Parool / Kunst & Media (24-10-2010)

‘Guerrilla’ fotogalerie Seelevel is neergestreken aan de Tweede Kostverlorenkade. Daar houdt kunstorganisatie bART de tentoonstelling Human nature: vijf beeldend kunstenaars over het krachtenspel tussen mens en natuur.

DANIËL BERTINA

“In mijn werk toon ik pijnlijke ingrepen in de natuur,” zegt kunstenaar Lisa van Bommel. In de tijdelijke expositieruimte van Seelevel Gallery vertelt ze over haar bijdrage aan de tentoonstelling Human nature. “De natuur is kwetsbaar, maar ook heel sterk en meedogenloos. Dat vind ik fascinerend. Planten zijn voor mij een metafoor voor onze kracht en kwetsbaarheid, en onze plek als mensen in de wereld.”

Van Bommel is een van de vijf kunstenaars die exposeren in de tentoonstelling Human nature: een samenwerking tussen de bevriende kunstorganisaties bART en Seelevel Gallery. Ook Amber Bijl, Bram Braam, Sven Fritz en Tessa Peters tonen werk. Tot en met 31 oktober is de tentoonstelling gratis te bekijken in een hypermodern nieuwbouwpand aan de Tweede Kostverlorenkade 69.

“Sinds mei zitten we in deze prachtige ruimte,” zegt Caroline O’Breen van Seelevel. In samenwerking met Stadgenoot betrekt Seelevel – een ‘guerrilla’ galerie zonder vaste expositieruimte – om de paar maanden een andere tijdelijke locatie in de stad. “Eind deze maand houden we onze fototentoonstelling Contriving inquiriesin een monumentaal grachtenpand.” In oktober stond er niets op het programma, bART werd uitgenodigd de maand op eigen manier in te vullen.

“We zijn allebei mobiele kunstplatforms,” vertelt Iris Peters van bART. “Seelevel presenteert autonome kunstfotografie, en bART richt zich op alle facetten van beeldende kunst.” bART ontstond zeven jaar geleden in Den Bosch met als doel getalenteerde kunstenaars over het voetlicht te brengen. De gemeente, makelaars en diverse vastgoedbeheerders bieden de tijdelijke ruimtes, bART vult ze met kunst en organiseert happenings en installaties in de openbare ruimte.

Eerder dit jaar orkestreerde bART op verschillende locaties in Amsterdam het kunstproject De dans der dingen met gedichten, beeldende kunst en muziek, en een aantal kleinere exposities bij kunstproeflokaal Kulter. “Onze eerste projecten in Amsterdam waren try outs,” zegt Peters. “Human nature is substantiëler. We werken met een overkoepelende thematiek waarbij zowel de ruimte, de installaties en de kunst een totaalbeeld vormen.”

In de tentoonstelling Human nature – met installaties, een wandobject en fotografie – tonen vijf kunstenaars werk over de spanning tussen mens en natuur. Eén van hen is Lisa van Bommel (Augsburg, 1978). Peters stuitte op haar werk tijdens de laatste editie van Kunstvlaai. “Lisa heeft weinig middelen nodig om een hele gelaagde boodschap over te brengen.”

Van Bommels installatie Story of a sad tulip (2010) bestaat uit honderden kleine gele Post-itbriefjes, die tegen de kalkwitte galeriemuur zijn geplakt. Op elk briefje is een afbeelding van een tulp te zien, maar overal is de knop van de bloem eruit geknipt: de tulpen zijn onthoofd. Vlak voor deze ‘gedenkmuur’ staat een houten pilaar – als een totempaal – met daarop een stapeltje van weggeknipte tulpenkoppen.

“Eerst had ik het idee om de tulpenhoofdjes in een glazen vitrinekastje te leggen,” vertelt Van Bommel. “Maar door ze los te laten liggen ontstaat een sterker beeld. Op de Kunstvlaai waren er bezoekers die de hoofdjes weer als een legpuzzel gingen terugzetten. Dat was niet de bedoeling, maar ik vond dat erg mooi. Dit werk is bewust heel kwetsbaar.”

Story of a sad tulip gaat samen met de video I think…I restart(2009). Deze korte film toont een hevig trillende Van Bommel, die in krampachtige bewegingen vanuit een gehurkte positie met haar rug tegen de ateliermuur omhoog kruipt. “Al mijn werk ontstaat heel intuïtief; ik wilde een ontkiemend plantenzaadje uitbeelden. Het achterliggende verhaal is heel persoonlijk en pijnlijk, maar nu ik weer terug zie is het eigenlijk ook heel absurd. Zo’n contrast is mooi.”

www.seelevel.nl

www.bartophetweb.nl

www.lisavanbommel.nl

Copyleft: Creative Commons als nieuwe norm voor de muziekindustrie?

Het Parool / Kunst & Media (4 juni 2009)

Het gratis downloaden van muziek wordt steeds populairder. Met Creative Commons – een aangepaste vorm van copyright – houdt de muzikant toch controle over het werk. Wordt dit de nieuwe norm voor de muziekindustrie?

DANIËL BERTINA

“Internet is our friend and free music downloads are awesome!”  juicht de website van het Nederlandse platenlabel Beep! Beep! Back Up the Truck. De opvallende naam is niet het enige wat dit muziekcollectief onderscheidt van de rest van de Nederlandse platenlabels: ál hun muziek is gratis te downloaden, via de website. Het hele repertoire van bands als We vs. Death, The Walt en Paper Tiger kan kosteloos worden bemachtigd. Producer Maarten Besseling van muziekproject In a cabin with hanteert een vergelijkbaar systeem: met een snelle internetverbinding kunnen albums van Chop Wood en Neonbelle moeiteloos worden gedownload. Gratis en voor niets.

Betalen voor muziek is niet meer vanzelfsprekend. Bittorrent programma’s, websites zoals The Pirate Bay en Mininova, en software zoals Soulseek maken het illegale downloaden van muziek vrijwel onbeheersbaar. Steeds meer muzikanten en platenlabels kiezen ervoor om muziek dan maar gratis aan te bieden via de eigen website, om toch nog enige controle te houden over de promotie.

Bekende, vooruitstrevende artiesten zoals Radiohead en Nine Inch Nails namen het voortouw. Inmiddels laat ook Buma/Stemra, de belangenvereniging voor componisten in Nederland, haar leden al een jaar op beperkte schaal experimenteren met gratis muziekverspreiding.

Een nieuw hulpmiddel om dit fenomeen te reguleren is Creative Commons (CC). Dit is een aangepaste vorm van copyright – ook wel copyleft genoemd – dat gratis verspreiding van creatief werk mogelijk maakt.

Als eerste platenlabel in Nederland brengt Beep! Beep! Back Up the Truck – sinds de oprichting in mei dit jaar – al de muziek uitsluitend uit onder CC-licentie. De gratis verspreiding moet de kennismaking met de artiesten laagdrempelig houden.

De website dient hierbij als promotiemiddel: biografieën, foto’s, videoclips en touragenda’s van alle bands zijn hier op één locatie te vinden. Daarnaast worden de bandleden intensief betrokken bij de organisatie – samenwerking  staat centraal. Promotor Nicolai Adolfs zweert bij deze nieuwe ontwikkeling: “Wij werken met Creative Commons omdat we vrij willen blijven, maar toch onze muziek en artiesten willen beschermen.”

Met het traditionele copyright (all rights reserved) is gratis verspreiding niet te verenigen. Een Creative Commons (some rights reserved) licentie biedt deze mogelijkheid wél. Met zes basis CC-licenties kan de maker aangeven in hoeverre het werk ter beschikking staat voor gebruik, remix en verdere uitwisseling – mét vermelding van naam en licentievoorwaarden. Daarnaast kan ook worden vastgelegd of het werk voor commerciële doeleinden mag worden gebruikt. De licentie zelf is gratis via de website te verkrijgen.

Het Amerikaanse Creative Commons ontstond in 2001 als een soepeler systeem van auteursrecht, toegepast op de mogelijkheden van het internet. Grondlegger Lawrence Lessig wilde door het verspreiden van creativiteit nieuwe creativiteit mogelijk maken. In 2004 werd Creative Commons door het Instituut voor Informatierecht in samenwerking met Waag Society en Nederland Kennisland aangepast naar het Nederlandse recht.

Volgens Martijn Arnoldus van CC Nederland bestaat de gratis verspreiding van software, zogenaamde open source, al jaren: “Die vrije licenties waren echter specifiek gemaakt voor software, niet voor andere soorten creatief werk. Dat hiaat probeert Creative Commons zo breed mogelijk te vullen.” De licenties bestaan inmiddels voor foto’s, video’s, tekst, software en muziek.

“Creative Commons is een juridisch hulpmiddel, we registreren niet hoeveel werken onder de licentie worden uitgebracht,” zegt Arnoldus. “Een schatting uit 2006 telde 200.000 gelicentieerde werken binnen CC Nederland. Inmiddels is dat ongetwijfeld een veelvoud.”

De CC-licentie staat dus verspreiding toe, mét rechtsbescherming. “Bij misbruik van het werk – stel Nokia gaat aan de haal met een van onze liedjes – kunnen we ons recht halen,” stelt Nicolai Adolfs van Beep! Beep! Back Up the Truck. “Dat is niet mogelijk als de muziek volledig rechteloos is vrijgeven.”

Dit kan voormalig Countdown en MTV presentator – en internetpionier – Adam Curry onderschrijven. In 2006 klaagde hij het roddelblad Weekend aan: het blad had zonder toestemming privé-foto’s van Curry’s webpagina afgedrukt. De foto’s vielen onder de CC-licentie die commercieel gebruik verbiedt. Creative Commons hield stand in de rechtszaak: Curry werd in het gelijk gesteld, Weekend ontsnapte met een waarschuwing. Bij herhaling riskeert het blad een schadevergoeding van 1000 euro per foto.

“Het gaat ons niet om het geld – we zijn principiële mannetjes,” laat Adolfs weten. Voor het cultureel stimuleren van jongeren kreeg Beep! Beep! subsidie van Youth in Action – een initiatief van de Europese Gemeenschap – en de Gemeente Utrecht. “Wat voor ons telt is het bundelen van talent. Alle winst gaat terug het label in om onze bands te promoten, en nieuwe muziek mogelijk te maken.”

Als een platenlabel of muzikant gebruik maakt van een CC-licentie  vervallen de structurele inkomsten uit plaatverkopen of radioroulatie. Een CC-licentie dwingt bands en platenlabels op een andere manier inkomsten te genereren. Zoals door merchandiseverkoop, speciale uitgaves in hardcopy (op cd of vinyl), sponsoring, en het muzikale handwerk: veel live optreden.

De live shows hebben niet de prioriteit binnen het muziekproject In a cabin with van producer Maarten Besseling. In a cabin with is een studioproject waarbij verschillende muzikanten zich voor korte opnamesessies gezamenlijk afzonderen, vaak op een buitenlandse locatie. De betrokken muzikanten streken eerder neer in Zweden, IJsland en Mexico.

Hoewel het resultaat van deze sessies integraal kan worden gedownload, is het werk ook in cd-versie in de platenzaak te koop. Producer Maarten Besseling is goed van vertrouwen: hij gaat ervan uit dat de echte fans het project zullen steunen door de platen ook aan te schaffen. “We doen gewoon ons ding, maar we werken kennelijk in een grijs gebied.”

Besseling is bekend met Creative Commons, maar maakt er geen gebruik van. Het merendeel van de artiesten die uitgenodigd worden voor In a cabin with zijn lid van Buma/Stemra. Deze organisatie behartigt de belangen van muziekauteurs en componisten in Nederland, en treedt op tegen muziekpiraterij. Daarbij gebruikt Buma/Stemra het traditionele copyright – zonder gratis verspreiding.

Opvallend genoeg biedt Buma/Stemra haar leden al een jaar de gelegenheid om te experimenteren met Creative Commons. Onder strikte voorwaarden kunnen de componisten een deel van hun werk onder niet-commerciële CC-licenties verspreiden. “Het is een proef,” laat Willem Wanrooy van Buma/Stemra weten.

“Zoals we het nu kunnen beoordelen lijkt Creative Commons  vooral geschikt voor twee groepen componisten,” stelt Wanrooy: “De jonge talenten voor wie exposure van hun muziek voorop staat – maar die nog niet toe zijn aan een professionele aanpak – en de makers die al ‘gearriveerd’ zijn, en gratis verspreiding als promotie willen gebruiken.”

Tot nu toe was er weinig belangstelling. Het experiment wordt wel met een jaar verlengd: de geringe animo voor het project wordt onderzocht.

Ondanks zijn sympathie voor Creative Commons ziet Maarten Besseling van In a cabin with toch meer heil in Buma /Stemra: “Als je geld wil verdienen met muziek is dat toch de beste optie. Het gaat niet alleen maar over de plaatverkopen – voor elk liedje dat je live speelt kan je betaald krijgen. De muziekindustrie loopt met haar onduidelijke regelgeving wél enorm achter bij de mogelijkheden van het internet.”

Willem Wanrooy van Buma/Stemra beaamt: “De ontwikkelingen zijn niet bij te benen. Maar er gebeurd ook heel veel buiten de spelregels. Buma/Stemra speurt misbruik op en grijpt in waar nodig, zodat de componisten dat niet zelf hoeven te doen. Wij nemen de exploitatie van de muziek over – zoals dat heet.”

Juist deze ‘exploitatie’ wil een label als Beep! Beep! Back Up the Truck in handen houden – uit principiële redenen. Het platenlabel staat nu nog in de kinderschoenen, maar is niet gespeend van ambities. Nicolai Adolfs: “Het liefst zijn we over vijf jaar net zo groot als platenlabel Excelsior.”

www.creativecommons.nl

www.beepbeep.nl

www.inacabinwith.com

‘Wij zijn de voorhoede’ / Marjorie Boston van het MC Theater

Het Parool / Kunst & Media (16-oktober-2010)

Productiehuis MC heeft officieel de deuren geopend van het nieuwe MC Theater in Cultuurpark Westergasfabriek. Artistiek directeur Marjorie Boston: ‘Wij zijn de voorhoede.’

DANIËL BERTINA

“De naam MC komt uit verschillende hoeken,” zegt artistiek directeur Marjorie Boston, terwijl ze in de prachtige nieuwe zaal van het MC Theater poseert met een groot MC logo in de armen. “Het refereert natuurlijk aan de fusie van onze theaterorganisaties Made in da Shade en Cosmic Theater, maar ook aan het woord multicultureel.” Boston grijnst: “Dat is bijna een taboewoord. Voor mij staat MC voor een begrip uit de hip hop cultuur: master of ceremonies. Zo zie ik de rol die wij gaan vervullen in Amsterdam en binnen het Nederlandse theater. Als spreekstalmeester die uiteenlopende kunst tot een vanzelfsprekend geheel kan smeden.”

Vandaag wordt het nieuwe MC Theater officieel geopend. Dit multifunctionele gebouw aan de Polonceaukade in Cultuurpark Westergasfabriek wordt met verschillende podia, studio’s en een restaurant de uitvalsbasis van productiehuis MC. Na een officieel openingsprogramma met korte presentaties van De Laatste Dichters en theatermaker Alida Dors, muziek van Flinke Namen en Senna Gourdou, barst het feest los met de negenkoppige afrobeatband Jungle by Night en dj’s Full Crate en FS Green. Toegang tot het feest is gratis (reserveren via de website).

“MC wil verhalen van nu vertellen,” vertelt Marjorie Boston (1964). “We zijn een intercultureel productiehuis. Hoewel ik moeite heb met dat begrip – of de term ‘multicultureel’ – omdat daarmee vaak de etnische achtergrond van de makers wordt benadrukt. Voor ons is multiculturaliteit een vanzelfsprekend uitgangspunt om herkenbare verhalen te vertellen over de hedendaagse Nederlandse samenleving.”

“Na een voorzichtige start hebben we met onze laatste projecten laten zien wat we voor de stad kunnen betekenen. Een van onze artists in residence, choreograaf Alida Dors, maakte een prachtige presentatie. Ze heeft een spannende bewegingstaal ontwikkeld met invloeden uit de hip hop en breakdance,” zegt Boston trots, terwijl ze de donkere werkstudio van Dors laat zien. De balletvloer is bezaaid met een dikke laag kalkpoeder.

MC bracht nog twee succesvolle producties op de planken. BH van schrijver Mariëlle van Sauers – geregisseerd door Boston – over het gefrustreerde zelfbeeld van de moderne vrouw, en de voorstelling De laatste dichters, geïnspireerd op de revolutionaire New Yorkse straatdichters The Last Poets, die eind jaren zestig aan de wieg stonden van de hedendaagse rap. Die voorstelling ging eerder deze week in reprise.

Marjorie Boston volgde de mimeopleiding van de Theaterschool, speelde bij verschillende theatergroepen, en zat op haar vijfentwintigste in de Raad voor Cultuur. “Ik heb me altijd breed willen ontwikkelen als theatermaker en op beleidsmatig gebied. Toch stond ik altijd met één voet in de subcultuur en verbaasde me over het ongelofelijke talent in de hip hop beweging. Ik wilde die werelden samenbrengen.” In 1992 suggereerde Erik Vos (Toneelgroep De Appel) haar om een multidisciplinaire theatergroep op te richten. Dat werd Made in da Shade.

De fusie met productiehuis Cosmic Theater stamt uit 2006 en draagt sinds januari de naam MC. “Shade had een kleinere ruimte op het Westergasfabriekterrein. We wilden bewust niet in het centrum zitten, maar middenin de gemeenschap. Cosmic was in gesprek om dit pand over te nemen, wij hebben die onderhandelingen overgenomen.” Het duurde even voordat MC de ruimte kon betrekken. “Bouwplannen lopen altijd uit,” zegt Boston schouderophalend. “We leggen de laatste hand aan de inrichting, maar kunnen er full blast tegenaan.”

MC vormt creatieve kring rond de makers. “We moedigen hen aan om veel samen te werken. De hip hop cultuur kent het principe van de cypher: waarin rappers of breakdancers een kring vormen om samen een verhaal te scheppen. MC zorgt voor een totaalconcept, dat als een cypher de verhalen van onze kunstenaars kan versterken. Zoals het online magazine Mixin, of de cross-over sessies Right About Now. Zo kan je de thematiek veel breder aanbieden. Vergelijkbare initiatieven zijn zeer succesvol in New York, Parijs en Tokio, maar nieuw in Nederland. Wij zijn de voorhoede.”

Het Nederlandse theater is een eliteclubje, aldus Boston. Veel mensen willen graag naar het theater, maar herkennen zich niet in de verhalen op het podium. “Dat is doodzonde. Veel podiumkunst loopt ontzettend achter bij de ontwikkelingen in de samenleving. Daarom werken wij met oprecht geëngageerde makers, vaak van buiten de gevestigde opleidingen en kunstinstituten. We halen levende iconen in huis om hen te helpen zoals schrijver Rob de Graaf (Nieuw West), Hans Man in ’t Veld (Werktheater) en dichter Abiodun Oyewole (The Last Poets). In zo’n eclectische groep kunnen zowel de oude als de jongere generatie kunstenaars iets van elkaar leren.”

Onder leiding van Boston streeft MC naar een mentaliteitsverandering – ook bij het publiek. “Het ‘klassieke’ theaterpubliek moet op een meer inhoudelijke manier naar de verhalen van een gemengde groep makers leren luisteren. Het interculturele theater in Nederland is allang volwassen. Nu wil ik dat het publiek naar deze podiumkunst leert kijken – op een volwassen manier.”

www.mconline.nl

www.mixin.nl

Een nacht lang reclames vreten / AdEeaters Festival

Het Parool / Kunst & Media (30 september 2010)

Eén nacht per jaar is Tuschinski in de ban van The Night of the AdEaters. Een nacht lang kijken naar honderden markante reclamefilmpjes, afkomstig uit alle windstreken.

DANIËL BERTINA

Al dertig jaar is het een wereldwijd fenomeen: La Nuit des Publivores, of The Night of the AdEaters. In honderden bioscopen ter wereld komen massa’s bezoekers bijeen, om één nacht per jaar een zes uur durende compilatie van honderden bizarre, geestige, ontroerende of tenenkrommende reclamefilmpjes te bekijken – afkomstig uit de hele wereld. Van Hong Kong, Beiroet en Boekarest, tot Kopenhagen, New York of Mexico Stad – vaak is het een happening, zegt Michèle van der Kemp van reclamebureau Nijgh. Vorig jaar stuitte ze in Parijs op deze eigenaardige gebeurtenis, en besloot in samenwerking met evenementenbureaus Blue Group en Treat deze Night of the AdEaters naar Nederland te halen.

In 1986 was het evenement voor het laatst in Nederland te zien. De Nacht van de Reclamevreters werd toen om onduidelijke redenen niet doorgezet, aldus Van der Kemp. Aanstaande zaterdagnacht keert het festival na 24 jaar weer terug in het Tuschinski Theater. Het feest duurt tot zondagmorgen.

Night of the AdEaters draait om de bijna zes uur durende compilatie van de meest markante reclamefilms van de laatste dertig jaar – opgedeeld in vier hapklare stukken. Daarnaast er een uitgebreid randprogramma met de komieken van de Comedytrain, live muziek en dj’s, poëzie van Nightwriters Jules Deelder en Christophe Vekeman, en een rock karaokeshow. In zaal vier huist het Parool Theater, waar onder andere films van Erwin Olaf en Anton Corbijn worden vertoond.

“Elk land geeft een eigen invulling aan het festival,” vertelt Michèle van der Kemp. “In Parijs stond de hele straat vol met een uitzinnige menigte, en je voelde het enthousiasme door het publiek deinen. In Japan zijn de bezoekers veel serieuzer; daar komen ze echt af op de artistieke kwaliteit.”

Night of the AdEaters is het geesteskind van de excentrieke Jean Marie Boursicot (Montélimar, 1953). Een Franse cinefiel die als kind gefascineerd raakte door korte reclamefilmpjes, en zich ontpopte tot fanatieke verzamelaar. In de loop der jaren legde hij een immense collectie aan. Uniek ter wereld. In 1981 organiseerde Boursicot zijn eerste Nuit des Publivores: een nachtelijke vertoning van zijn handgemaakte compilatie historische commercials, daterend van 1935 tot 1981. Het werd een doorslaand succes. Inmiddels krijgt Boursicots ‘museum’ – gevestigd in zijn privékasteeltje te Zwitserland: de Jean Marie Boursicot Cinémathèque – per jaar een slordige 25.000 nieuwe reclamefilmpjes toegestuurd.

“Eén keer per jaar sluit hij zichzelf een paar maanden op om nieuwe aanwinsten te bekijken en te ordenen,” vertelt Van der Kemp. Met Blue Group reisde zij naar Zwitserland om een vijfjarige Nederlandse licentie voor het festival te tekenen. “De meest bijzondere filmpjes monteert hij tot een zes uur durende collage die op het jaarlijkse festival wordt gepresenteerd. Geld om zijn collectie te digitaliseren of te archiveren is er niet, en het interesseert hem niet. Alles zit in zijn hoofd. Dat is ongelofelijk: hij weet precies waar, in welk stoffig filmblik, die ene Japanse reclame uit de jaren vijftig zit die hem doet denken aan een recente Franse inzending. Zo legt hij de historische en thematische verbanden in zijn AdEater-films.”

“Reclamefilms zijn een vorm van kunst, die heel veel zegt over de cultuur en traditie waar ze vandaan komen,” zegt Van der Kemp. “Het is te zot voor woorden dat deze kunstvorm niet word gekoesterd, want het is ontzettend knap om in dertig seconden op een overtuigende manier een goed verhaal te vertellen. Daar kan iedereen van genieten. The Night of the AdEaters is zeker geen festival voor alleen de reclameprofessionals.”

www.adeaters.nl

Idealen en geweld / Jonas Staal & Hans van Houwelingen

Het Parool / Kunst & Media (29 september 2010)

De kunstenaars Hans van Houwelingen en Jonas Staal exposeren samen in TORCH Gallery. In A history of violence tonen ze zwartgallige tekeningen, fotografie en video-installaties.

DANIËL BERTINA

“We zijn geen vast duo,” zegt kunstenaar Jonas Staal. “Maar wat mij betreft is onze tentoonstelling een opmaat voor verdere samenwerking.” Zijn collega Hans van Houwelingen knikt: “Maar we hebben niet de ambitie om de Nederlandse Gilbert & George te worden.” Beide kunstenaars zijn aangeschoven in TORCH gallery aan de Lauriergracht, om te vertellen over hun eerste duotentoonstelling A history of violence. Te zien tot en met 9 oktober.

“We zijn elkaar een aantal keer tegen het lijf gelopen bij verschillende debatten,” zegt beeldend kunstenaar Hans van Houwelingen (Harlingen, 1957) – bekend door zijn ontregelende kunstprojecten in de openbare ruimte – over zijn ontmoeting met Jonas Staal (Zwolle, 1981). “Dat was rond de tijd van de Geert Wilders monumenten. Die vond ik erg goed.”

In 2005 bouwde Staal anoniem een serie bermmonumenten, bestaande uit fotocollages met afbeeldingen van Geert Wilders, bloemen, kaarsen en knuffelbeesten – een sneer naar de persoonlijkheidscultus die in de Nederlandse samenleving en politiek steeds meer de boventoon ging voeren. Wilders voelde zich bedreigd en deed aangifte.

“Ik wilde vermijden dat in die confrontatie de kunst ondergeschikt zou blijven aan het recht en de politiek,” vertelt Staal. “Hans heeft me toen ondersteund om die rechtszaken tot een volwaardig onderdeel van mijn project te maken.” Dat werden De Geert Wilders werken 2005-2008. Staal werd tot tweemaal toe vrijgesproken.

Onlangs sloegen beide kunstenaars de handen ineen voor A history of violence. In TORCH gallery laat ieder twee projecten zien.

Jonas Staal toont onder de noemer De maakbare samenleving een serie zwartgallige pentekeningen, naast zijn video The plays of cho seung-hui: richard mcbeef (2010). Een registratie van het ultragewelddadige toneelstuk Richard mcbeef, door toneelgroep Wunderbaum en in samenwerking met schrijver Vincent van Gerven Oei – geschreven door een moorddadige Koreaanse student die op zijn universiteit in Virginia 32 mensen doodschoot.

Hans van Houwelingen toont in A history of violence een deel van zijn fotoserie Visiting Japan, june 2001, en het videowerk Biokip (2009): een close up van Van Houwelingens dertienjarige huisdierkip die in tien minuten van ouderdom sterft. Terwijl de kip zijn laatste adem uitblaast kruipen de insecten over zijn kop.

“Ik verbaas me over de gewelddadigheid van een natuurlijke dood,” zegt Van Houwelingen. “In kunst wordt de dood vaak geromantiseerd, maar het is eigenlijk een hele platte, wrede aangelegenheid.”

Van Houwelingen maakte de fotoserie voor de tentoonstelling Hiroshima Art Document (2001). Hij monteerde zichzelf in een aantal iconische zwart-wit foto’s, genomen vlak na de verwoesting door de atoombommen. Als toerist doolt hij door het postnucleaire niemandsland met haar verminkte slachtoffers. “Ik heb geprobeerd oprecht medeleven te tonen, maar ook de politieke realiteit. De Japanse overheid heeft die slachtofferrol enorm uitgemolken om de eigen agressieve rol in de oorlog te negeren. Vooral het jongere publiek was ingenomen met het doorbreken van dit politieke dogma.”

De foto’s tonen twee geschiedenissen over geweld. Toen hij de foto’s tien jaar geleden in Nederland wilde laten zien kon het niet door de beugel – nu is het werk niet meer zo omstreden.

“Geweld en machtswellust lijken de enige constanten in de menselijke geschiedenis,” zegt Jonas Staal over zijn pentekeningen in de expositie. Een grote berg zwarte lijken draagt de cynische titel: Een hoop burgers. In een andere tekening staan twee eenzame figuurtjes (de kunstenaars zelf?) op een grote berg vechtende mensen, die elkaar met knuppels de hersens in slaan (A history of violence). “Ik wil het conflict laten zien tussen idealen en de gewelddadige werkelijkheid. Dat weerhoudt me er niet van naar idealen te streven.”

Beide kunstenaars proberen de verborgen relatie tussen de politiek en kunst weer expliciet te maken. Van Houwelingen: “Kunst is niet langer een bouwsteen van de samenleving, maar product van de verzorgingsmaatschappij: een overschot van beschaving. We willen met ons werk de cultuur van de politiek zichtbaar te maken, en de politiek van de cultuur.”

Staal en Van Houwelingen – allebei voorvechters van kunst in openbare ruimte – geven toe dat ze zich hebben afgevraagd of hun werk wel op z’n plaats is binnen een galerie. Van Houwelingen haalt zijn schouders op. “We gebruiken het instituut gewoon als middel.”

A history of violence / Torch Gallery, Lauriergracht 64 / Tot 9 oktober

www.torchgallery.com

www.jonasstaal.nl

www.hansvanhouwelingen.nl

Universele verhalen uit Afrika / Afrovibes Festival

Het Parool / Kunst & Media (28 september 2010)

De achtste editie van het Afrovibes festival staat in Cultuurpark Westergasfabriek en het Bijlmer Parktheater. Zes dagen lang theater, dans en muziek uit Zuid-Afrika.

DANIËL BERTINA

“Het Afrikaanse publiek maakt veel meer kabaal,” zegt theatermaker Pam Ngwabeni. “Als je ze ook maar even aanspreekt, joelen ze de hele voorstelling terug.” Haar collega Asanda Phewa verslikt zich bijna in haar cola: “Het Nederlandse publiek is heel bedeesd – bijna eng. Maar aan het eind applaudisseren ze veel langer.”

Beide Zuid-Afrikaanse theatermakers spelen op de achtste editie van het Afrovibes Festival met het thema No Borders. Vandaag opent het festival – geheel gewijd aan theater, dans en muziek uit Zuid-Afrika – in het MC Theater in Cultuurpark Westergasfabriek. Na zondag reist het festival naar Groot Brittannië.

“Ik zie mezelf niet echt als acteur,” zegt Pam Ngwabeni (Kaapstad, 1985). “Ik ben verhalenverteller.” Haar solovoorstelling Kiss! The women is een energieke monoloog over haar leven als voetbalfanaat en troste lesbienne in de Khayelitsha township nabij Kaapstad.

Zuid-Afrika kent de meest progressieve wetgeving op het gebied van homorechten in heel Afrika, maar nog steeds zijn groepsverkrachtingen en moordpartijen – gericht op het ‘genezen’ van de geaardheid van het slachtoffer – daar de orde van de dag. Een aantal van Ngwabeni’s beste vrienden werd vermoord. Regisseur Peter Hayes van Hearts and Eyes Collective haalde Ngwabeni over haar levensverhaal op het toneel te zetten. Dat werd Kiss! The women.

“Ook als blanke Zuid-Afrikaan is het gevaarlijk om als homo hand in hand te lopen met je vriend of vriendin,” zegt Hayes. “Vanwege al dat homofobe geweld was ik bang voor Pams veiligheid.” “Maar ik wil me niet verschuilen,” roept Ngwabeni met vuur in haar ogen. “Ik treed op onder mijn eigen naam; want dit is mijn verhaal, over mijn vrienden die zijn gestorven. Ze kunnen ons proberen te vermoorden, maar we zullen nooit meer verdwijnen.”

“De kracht van Pams voorstelling is dat het een menselijk gezicht geeft aan de slachtoffers van die hate crimes,” zegt theatermaker Asanda Phewa (Durban, 1985) van Baxter Theatre (Kaapstad), die op Afrovibes haar voorstelling A face like mine speelt. “Als je die verhalen alleen op het nieuws ziet blijft het toch afstandelijk. Het is gemakkelijk om te haten wat je niet begrijpt.”

Vrijdag organiseert Afrovibes de Afro Ladies Night in het Bijlmer Parktheater. Een avond georganiseerd met steun van COC Nederland, waarbij de voorstellingen van Ngwabeni en Phewa worden ingebed door een lezing en debat over het zelfbeeld van zwarte vrouwen.

“Ze noemen mij vaak een coconut: bruin van buiten, wit van binnen,” lacht Phewa. “Mijn generatie – opgegroeid na de apartheid – werd geacht om de eigen cultuur, taal en tradities in stand te houden. Tegelijkertijd moesten we ons ook aanpassen aan de dominante Europese traditie. Elke dag spelen we tegenstrijdige rollen in het Engels, Zulu en Xhosa. Daardoor voelen mijn leeftijdgenoten zich ontzettend schizofreen.”

Over dat gevoel gaat haar voorstelling A face like mine. Phewas personage begint als een zelfverzekerde Engelssprekende Zuid-Afrikaanse vrouw. Terwijl ze zichzelf wast, opmaakt, en droomt van een leven als blanke vrouw, wordt haar lichaam in een kille, racistische monoloog beoordeeld door een mannelijke tegenspeler. Hij poedert haar wit, en schrijft ‘BANTU’ op haar rug (een denigrerende verzamelnaam voor zwarte Afrikanen). “Wat je ook probeert – je krijgt altijd een label opgeplakt,” vertelt Phewa. “Met deze voorstelling eis ik de vrijheid om mijn leven zelf in te vullen.”

Wat heeft een Nederlands publiek aan theater uit Zuid-Afrika? “Door onze cultuurverschillen te tonen worden de verhalen herkenbaar en universeel,” zegt Asanda Phewa. “Het is vreemd, maar juist door het scheppen van afstand komen al de verhalen dichterbij.” Pam Ngwabeni knikt: “We zijn allemaal mensen die worstelen met identiteit. Daarom hebben we elkaar nog veel te leren.”

www.afrovibes.nl

Een brutaal, ondernemend mannetje / theatermaker Tim Zweije

Het Parool / Kunst & Media (22 september 2010) / Foto Jan van Breda

Theatermaker Tim Zweije riep een B.V. in het leven om zijn droom – een zevendelig theaterproject, getiteld De legende van Idreman – te kunnen realiseren. Hij verkoopt aandelen.

DANIËL BERTINA

“Ik doe wat Amsterdammers al vierhonderd jaar doen,” zegt theatermaker Tim Zweije. “Die hadden geld nodig om naar Indië te kunnen varen, en kwamen op het idee om aandelen te verkopen. Dat werd de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Ik geloof enorm in mijn plannen, maar heb geld nodig om mijn ‘boot’ te kunnen bouwen.”

Om zijn toekomstige theaterprojecten te kunnen realiseren is Tim Zweije (Leerdam, 1982) een B.V. aan het oprichten, waarin de auteursrechten van zijn toekomstige toneelstukken worden ondergebracht. Met Idreman B.V. wil Zweije zijn droom mogelijk maken, een zevendelige theatermarathon, getiteld De legende van Idreman –.

In het kader van die droom start hij begin oktober een masteropleiding in tekst en performance aan de Royal Academy of Dramatic Art in Londen.

Het vergaren van subsidies van de diverse kunst- en cultuurfondsen om die studie te kunnen bekostigen, bleek een doodlopend spoor. “Ik was nét te laat met de aanmeldingen en viel overal buiten de boot. Nu probeer ik op deze manier geld bijeen te krijgen voor mijn studie.”

Zijn doel is om met de verkoop van aandelen een startkapitaal van 18.000 euro bij elkaar te sprokkelen. Van de 180 aandelen zijn er al 40 verkocht.

“Het is een volstrekt legale constructie – ook om de aandeelhouders te beschermen,” legt Zweije uit, die in zijn onorthodoxe plannen wordt bijgestaan door een enthousiaste jurist en bevriende notaris. “Als na acht jaar blijkt dat het helemaal niets is geworden en ik geen enkel stuk op de planken heb gezet, dan kunnen de aandeelhouders hun inleg op mij verhalen.”

Tim Zweije is bekend als getalenteerd acteur. Hij speelde in soaps als Goede tijden, slechte tijden, Onderweg naar morgen en het televisiedrama Vuurzee. In 2007 studeerde hij af aan de Toneelschool Maastricht, en eerder dit jaar stond hij op de planken in de theatervoorstellingen De anderen en Hunker – beide in regie van Olivier Provily.

De stap van acteur naar theatermaker voelt niet zo groot, aldus Zweije. “Ik ben een brutaal en ondernemend mannetje en heb nooit de behoefte gehad om alleen maar acteur te zijn. Als acteur sta je vaak uitsluitend in dienst van anderen.”

Het idee voor zijn – zoals hij toegeeft – megalomane theaterplan werd ontkiemd in 2003. Zweije zag de twaalf uur durende theatermarathon Tantalus door Theatergroep De Appel, en was verbijsterd. “Na afloop wilde ik de Bijbel gaan naspelen,” grijnst hij. Dat plan bleek toch iets te hoog gegrepen.

“De legende van Idreman – een zevenluik in de vorm van een groot ridderverhaal – zal bestaan uit drie voorstellingen voor de kleine zaal, over filosofie en wetten. Gevolgd door drie grotere tragedies over geschriften uit de kunst, losjes gebaseerd op Hamlet, The lord of the rings en de Bijbel,” vertelt Zweije. Een komedie over de wetenschapper als profeet vormt het sluitstuk.

Het wordt een meerjarenplan. “Ik verwacht hier nog de komende zeven, acht jaar mee bezig te zijn. Met schrijven verdien je niets. Pas als die stukken gespeeld gaan worden komt er geld vrij – en eventueel ook winst voor mijn aandeelhouders.” Daarnaast zal hij de komende vier jaar te zien zijn in een aantal voorstellingen van Olivier Provily.

“Veel kunstenaars vinden aandelen maar enge dingen,” zegt Tim Zweije. “Maar ik ben nergens meer bang voor. Vorig jaar ben ik in mijn eentje op mijn spartamet naar Zweden gereden, en terug via Finland, Estland en Letland. Je moet de dingen in het leven gewoon doen – anders doe je ze niet. Je moet durven vliegen.”

Zie idreman@me.com voor meer informatie over Idreman B.V.