Vertroetelen van maestro’s en sterren

Het Parool / Kunst & Media (10 november 2012)

Het Muziekpaleis – op weg naar 125 jaar Concertgebouw

In 2013 bestaat Het Concertgebouw 125 jaar. In de aanloop naar dat jubileum elke week aandacht voor een andere kant van deze ‘tempel van klassieke muziek’. Vandaag over stress achter de schermen en de concertserie Grote Solisten.

DANIËL BERTINA

Enorme schalen met exotisch fruit, liters organisch kiwisap of nadrukkelijk géén groen licht op de pianotoetsen. Producent Gea Plantinga (1984) moet rekening houden met alle excentrieke wensen van de wereldberoemde muzikanten die in Het Concertgebouw over de vloer komen. Zij is met drie collega’s verantwoordelijk voor alle praktische organisatie en het productionele gepuzzel dat komt kijken bij een concert van de Eigen Programmering.

Plantinga: “En in de tussentijd moet je ervoor zorgen dat iedereen zich hier welkom voelt. De grote sterren en de maestro’s staan onder grote druk, die moet je echt vertroetelen.”

Plantinga heeft op dit moment haar handen vol aan de productie van het concert van de Braziliaanse pianist Nelson Freire met het St. Petersburg Philharmonisch Orkest onder leiding van de Russische dirigent Yuri Temirkanov. Het concert – in de serie Grote Solisten – bestaat uit Sjostakovitsj’ Tiende symfonie en het Tweede pianoconcert van Brahms en is 19 november te bezoeken.

Vanaf haar twaalfde legde Plantinga zich toe op een carrière als professioneel musicus. Het was haar droom om ook in zo’n enorm orkest te spelen. In 2008 studeerde ze als klarinettist af aan het Conservatorium van Amsterdam en ging gelijk aan de bak bij het ensemble Asko|Schönberg. Als uitvoerend muzikant én producent.

Ze stond ‘een keer of twintig’ als uitvoerend muzikant op het podium van Het Concertgebouw. De eerste keer was magisch. “Het was de zomer van 2006 en ik speelde toen met het Nationaal Jeugd Orkest. Ik voelde echt de historie, want ál de beste orkesten van de wereld hebben hier gespeeld. Dat is toch iets anders dan het dorpszaaltje om de hoek.”

Toch besloot ze in de zomer van vorig jaar helemaal te stoppen als muzikant om zich toe leggen op een fulltime carrière als concertproducent. Plantinga: “Aan de ene kant was dat een zware beslissing, maar ik realiseerde me dat ik in een functie als producent verschillende passies kon combineren. Ik ben van nature een regelneef met een grote liefde voor muziek. Als producent ben je een spin in het web, waarbij je constant moet opletten dat alles goed is geregeld. Dit werk is echt een soort politieke functie. Het vereist de nodige tact en stressbestendigheid.”

Ze noemt geen namen. “Maar eens was ik, vlak voor aanvang, de wereldberoemde solist kwijt die ik naar het podium moest begeleiden. Hij was op z’n dooie gemak nog even een kopje koffie halen. Als je twee minuten hebt om hier iemand te vinden, dan is dit gebouw héél groot. Goddank was hij net op tijd weer op z’n plaats.”

Haar eerste klus als producent was het programma Liebestod van Amsterdam Sinfonietta met celliste Sol Gabetta en acteur Jeroen Willems. Plantinga: “Dat was echt een vuurdoop. Een hele grote, complexe theatrale productie met videoschermen, versterkt geluid en een uitgebreid lichtontwerp. Te gek om te doen.”

Het concert van Nelson Freire met het St. Petersburg Philharmonisch Orkest wordt minder ingewikkeld. “Maar wel heel bijzonder. Sjostakovitsj gespeeld door een Russisch orkest is natuurlijk imposant. En Freire is één van de grote Brahms-vertolkers. Er kan tot het laatste moment nog van alles fout gaan. Wanneer je dan tóch voor elkaar krijgt dat alles op rolletjes loopt, is dit de leukste baan ter wereld.”

Death Grips is 20. min adembenemende razernij

Cultuurpers (8 november 2012)

De experimentele hiphop / noiseband Death Grips speelt schuimbekkende takkeherrie. Maar wel hele spannende, interessante takkeherrie met paranoïde, surreële teksten. Live was het een verademing. In hun concert in Bitterzoet (gepresenteerd door Paradiso) ontketenen vocalist MC Ride (Stefan Burnett) en drummer Zach Hill een 20 minuten durende orkaan van adembenemende razernij. Hill – gewapend met slechts een kickdrum, snare en floor tom-, Burnett met microfoon, en ondersteund door de glitchy beats, elektronica en videobeelden van derde (afwezige?) bandlid Flatlander (Andy Morin). Geen pauzes, geen geouwehoer, geen toegiften, maar puur knallen. Een legendarisch optreden.

Death Grips is zware kost, maar prima te pruimen voor de vrijzinnige luisteraar die  niet schikt van hardcorepunk, black of death metal, underground hiphop of ander rauw kabaal. Begin 2011 gooide het trio uit Sacramento een clustergranaat in de underground muziekscene met hun gratis mixtape Exmilitary, nadat een eerdere zelfgetitelde EP al op diverse blogs werd geprezen. De hype rond de band was / is gigantisch, maar aanstekelijk. Fans konden na het woeste concert in Bitterzoet in ieder geval opgelucht ademhalen. Live zijn ze nét zo goed als op mp3.

Voor de goede verstaander: Death Grips combineert de gruizige, experimentele underground hiphop van Dälek, de opgefokte verontwaardiging van Public Enemy in hun beste jaren met brute elektronische drone en noise, Atari Teenage Riot-achtige kabaalbeats en de blinde razernij van noise rap pionier B L A C K I E… ALL CAPS WITH SPACES. Voor de muzikale onmivoor is het smullen, omdat Death Grips echt iets nieuws aan het doen is. De band past in geen enkel hokje. Neurosis, maar dan op z’n hiphops? En dan toch ook nog – tot ieders verbazing – ongelooflijk catchy?

De dichtgetatoeerde vocalist / brulboei MC Ride (Stefan Burnett) maakte onder de naam Mxlplx eerder deel uit van de – zo mogelijk nóg obscuurdere – hiphopformatie Fyre. Beeldend kunstenaar en, vooral, drummer extraordinaire Zach Hill bereikte door zijn werk bij het experimentele mathrockbandje Hella snel de top als een van de meest innovatieve percussionisten in de alternatieve muziekscene, bekend om zijn onnavolgbare polyritmes en vooral psychotisch snelle voetenwerk en krankzinnig harde slagen. Geluidskunstenaar en filmmaker Andy Morin is onder zijn alias Flatlander verantwoordelijk voor de elektronica en de rauwe cut & paste videoclips van de band.

Verontwaardiging alom bij de undergroundpuriteinen, toen de band begin 2012 tekende bij muziekmoloch Epic Records. Weliswaar mét de belofte om in één jaar twee volledige albums uit te brengen. De eerste plaat via Epic, The Money Store, werd deels gratis via de site verspreid, met bijgaande zelfgemaakte video’s.

Dat het even niet helemaal lekker ging met Death Grips, bleek al toen op het laatste moment een Amerikaanse tournee deels werd afgeblazen. Na een periode van betrekkelijke radiostilte kroop Death Grips op 1 oktober achter de facebookpagina en gooide hun integrale nieuwe album NO LOVE DEEP WEB online. Gratis. De reden, aldus Death Grips:

“The label wouldn’t confirm a release date for NO LOVE DEEP WEB until “next year sometime”. The label will be hearing the album for the first time with you.”

NO LOVE DEEP WEB is letterlijk en figuurlijk een dikke lul naar het platenlabel. Zie het artwork (u bent gewaarschuwd. NSFW!). Epic reageerde furieus en sommeerde de band schuimbekkend om het album weer in te trekken en de masters onmiddelijk af te staan. De website van de band werd geblokkeerd, volgens Hill en consorten een subversieve actie van Epic om het lekken van het album tegen te gaan. Maar wellicht eerder toe te schrijven aan een gecrashte server, dankzij de koortsachtige massale download door de fans.

In ieder geval was de geest was uit de fles. Later bleek ook dat, op basis van statistieken van Bittorrent, Death Grips in de eerste helft van het jaar 2012 bovenaan stond als meest legaal gedownloade artiest. Complottheoretici speculeerden over een slimme marketingcampagne door Epic. Totdat de band zelf, in een laatste ‘fuck you!’ naar de platenmaatschappij, een aantal pisnijdige emails tussen Epic en het eigen management online zette. De band werd ‘ontslagen’. Vermoedelijk tot hun eigen opluchting.

Het blijft lastig, de relatie tussen de underground en het Grote Geld en de Grote Belangen van de mainstream-muziekindustrie. Recording engineer Steve Albini, intellectueel van de do-it-yourself beweging, bekend van zijn legendarische bands Big Black, Rapeman en de noiseband Shellac, legt hieronder even uit waar het fout gaat als idealistische, vernieuwende undergroundbands proberen het systeem van de platenmaatschappijen van binnenuit te veranderen. En er zelf beter van proberen te worden. Met behoudt van creatieve integriteit.

Spoiler: dat kan dus niet. Dat heeft Death Grips nu ook begrepen.

[youtube width=”605″ height=”490″]http://www.youtube.com/watch?v=tiitifPJkow[/youtube]

‘Een lied is pas af als iemand het hoort’

Het Parool / Kunst & Media (3 november 2012)

Het Muziekpaleis  –  op weg naar 125 jaar Concertgebouw

Volgend jaar bestaat Het Concertgebouw 125 jaar. In aanloop naar dit jubileum wordt elke week een kant van deze ‘tempel van klassieke muziek’ belicht. Vandaag troubadour Lenny Kuhr over de intimiteit van de Kleine Zaal.

DANIËL BERTINA

Het zijn de onverwachte songs die je als muzikant bekend maken. Sinds zangeres Lenny Kuhr (1950) op haar negentiende het Eurovisie Songfestival 1969 won, staat ze bekend als troubadour, de titel van het winnende liedje. Kuhr: “Troubadour klinkt een beetje nostalgisch – daar heb ik een hekel aan – maar in al die jaren is dat nummer steeds met me blijven meegroeien. Elke keer als ik het zing is het nieuw. Een troubadour is iemand die zijn liedjes echt doorlééft en ze een mystieke dimensie meegeeft, in plaats van ze alleen maar op te voeren. Dat is de enige manier waarop ik muziek kan maken.”

Op 9 november zet Kuhr voor het eerst haar leven (en carrière) een voet binnen Het Concertgebouw. Die avond zal ze optreden in de intieme setting van de Kleine Zaal, als onderdeel van Acoustics: een nieuwe concertserie met grote namen uit de Nederlandse popmuziek. Begeleid door haar vaste bandleden Cor Mutsers (gitaar) en Mischa Kool (bas) zal ze een mix spelen van oude en nieuwe songs.

Eén van de nieuwe nummers, Neem me mee, schreef Kuhr voor haar zus, die onlangs haar man heeft verloren. “Dat was een heel intiem proces,” zegt Kuhr. ”Uiteindelijk is het een soort gebed geworden, waarbij ik ieder woord heb gewogen om het helemaal te ontdoen van goedkoop sentiment. Ik zoek de emoties nooit bewust op. Ze zijn er gewoon.”

In haar muziek combineert Kuhr de Nederlandse liedtraditie met de verhalende elementen uit de Franse chansons, de intensiteit van de Portugese fado en de energie van de Spaanse duende. Kort na het winnen van het Songfestival trad ze op in Portugal, met een deels Nederlands- en Franstalige set. Kuhr: “Ik sprak toen nog geen woord Portugees, maar die optredens waren een groot succes en de mensen vertelden me dat ze in mijn muziek de saudade herkenden: het onbestemde verlangen dat gezien wordt als de essentie van de fado. Voor mij bestaat het hele leven uit dat verlangen. Ik zie het als een transformerende energie die ik gebruik om tot nieuwe vormen van expressie te komen.”

Ondanks haar 45-jaar omspannende carrière is Kuhr betrekkelijk mediaschuw. In 2011 was ze te zien in de eerste aflevering van het programma Ali B op volle toeren, waarbij jonge muzikanten een muzikale uitwisseling aangaan met de gevestigde namen uit de Nederlandse popgeschiedenis. En andersom. Met haar nummer Spijt wist Kuhr gastheer Ali B en de streetwise rapper Keizer tot nauwelijks verhulde tranen toe te ontroeren.

[youtube width=”605″ height=”490″]http://youtu.be/_oEnyPakkXk[/youtube]

Kuhr: “Bij het filmen van die eerste aflevering had ik geen idee dat het programma’s zo’n vlucht zou nemen. Het was een geweldige integratie van culturen en muziekstijlen. In Spijt combineerde ik funk met fado. Heel spannend, juist door de contrasten. Ik heb veel van die ontmoeting geleerd. Natuurlijk ga ik niet rappen – ik kijk wel uit – maar al die invloeden werken door in mijn nieuwe songs.”

Muziek draait om direct contact maken, in het hier en nu, zegt Kuhr. “Een lied is pas af als iemand het hoort. Het is de kunst om genoeg ruimte te laten, zodat iedereen zijn eigen verhaal erin kan herkennen. Ik ben heel benieuwd hoe mijn liedjes zullen klinken in die fameuze akoestiek van Het Concertgebouw, maar ik kan vertrouwen op mijn twee collega’s. Samen streven we naar de meest pure muzikale ervaring.”

Niet vies van een beetje jazz

Het Parool / Kunst & Media (27 oktober 2012)

Het muziekpaleis – op weg naar 125 jaar Concertgebouw

Volgend jaar bestaat Het Concertgebouw 125 jaar. In aanloop naar dit jubileum wordt elke week een kant van deze ‘tempel van klassieke muziek’ belicht. Programmeur Marian van der Meer vertelt over jazzicoon Herbie Hancock.

DANIËL BERTINA

Het Concertgebouw staat bekend als bastion van de klassieke muziek, maar in de jaren vijftig was het ook een vast podium voor ’s werelds allergrootste jazzperformers. “Het Concertgebouw was een tijd lang de enige zaal in Amsterdam die ruimte bood aan die grote namen,” zegt programmeur Marian van der Meer (1966). “Billie Holiday, Miles Davis, Ella Fitzgerald of Thelonious Monk. Ze hebben hier allemaal gestaan. Maar dan wel ná twaalf uur ’s nachts. Want veel van hen waren vaak slechts één dag in Nederland, dus werden er per avond twee optredens afgewerkt.”

De rokerige nachtconcerten namen een enorme vlucht en kregen in korte tijd een legendarische status, vertelt Van der Meer: “Toen er in Amsterdam in de loop der jaren méér jazz- en poppodia kwamen, ebte de jazztraditie in Het Concertgebouw een beetje weg. In de jaren negentig blies de toenmalige directeur Martijn Sanders die roemruchte geschiedenis nieuw leven in. In samenwerking met North Sea Jazz.”

Van der Meer maakte deze opleving van de jazztraditie in Het Concertgebouw van dichtbij mee. Ze studeerde muziekwetenschappen, werkte bij het Amsterdam Uitburo en raakte in 1994 als programmeur bij Het Concertgebouw betrokken. Nu neemt ze een deel van de programmering van de jazz, pop-, en klassieke muziek in de Grote Zaal voor haar rekening. Ook het eenmalige solo-optreden van jazzpianist Herbie Hancock op 5 november, getiteld Plugged In-Solo Explorations.

Dit concert wordt de derde keer dat Hancock in Het Concertgebouw te zien zal zijn. De eerste keer bespeelde hij de zaal in 1964 als pianist van het Miles Davis Quintet. In 2008 keerde hij terug met zijn eigen kwartet en ontving toen de Concertgebouw Jazz Award. Als bekroning voor zijn oeuvre.

“Die prijs bestaat uit niet veel meer dan een beeldje, maar natuurlijk véél eer,” lacht Van der Meer. “We scharen hem daarmee in een rij illustere prijswinnaars, van Wayne Shorter, Dianne Reeves tot Toots Thielemans. Hancock is nu 72 jaar oud, maar nog fantastisch energiek en hij toert nog steeds de wereld over. Ditmaal dus solo. In zijn eentje achter de piano en geholpen door innovatieve elektronica gaat hij nieuwe, spannende versies spelen van zijn klassieke krakers zoals Canteloupe Island of Chameleon.”

Mensen vergeten soms dat Het Concertgebouw veel méér biedt dat alleen klassieke muziek, aldus Van der Meer. “Volgend jaar ligt tijdens ons Jubileumprogramma in de maand juli het accent op jazz. Maar we hebben ook een mooie traditie op het gebied van popmuziek, die we nog steeds voortzetten. In de jaren zestig en zeventig stonden hier Frank Zappa, The Doors en Led Zeppelin op de planken, en in recenter jaren iconen als Randy Newman en Sting. Vorige week was Junkie XL hier zelfs te gast tijdens het Amsterdam Dance Event.”

Toen ze zelf voor het eerst naar Het Concertgebouw ging – in de jaren tachtig, met een studentenkaartje – was de eerste indruk een beetje overdonderend. “Qua klank, maar ook door wat er allemaal op het podium gebeurde,” zegt Van der Meer: “Ik begrijp de schroom die sommige mensen voelen om naar Het Concertgebouw te gaan, maar we proberen een steeds breder publiek enthousiast te maken. De klank is hier uniek; alsof er een warme deken over je heen wordt gelegd. Het maakt niet uit welke muziek hier wordt gespeeld. Alles klinkt mooier.”

‘Leren op het juiste moment te stoppen’

Het Parool / Kunst & Media (24 oktober 2012)

Het Amsterdamse fotografenduo Fotofloor werd bekend met eigenzinnige modefotografie. De nieuwe, experimentele serie Dada Simultane is een ode aan nutteloze kunst.

DANIËL BERTINA

‘Een soort obsessie’, zo noemt fotograaf Floor Stoop (1972) haar fascinatie met het Noors-Soedanese topmodel Sonja Wanda. Aan de muren van productiebedrijf Glassworks Amsterdam hangt een serie foto’s van een mysterieuze zwarte vrouw; haar borsten ingesnoerd met een oude riem, soms gehuld in sm-achtige kleding of intens genietend van een sigaret. Maar altijd met een provocerende, ontwapenende blik die je gelijk bij de strot grijpt.

Stoop: “Sinds het allereerste moment dat we met haar werkten, heb ik haar niet meer uit m’n hoofd gekregen.”

Samen met haar partner in crime Mike van der Giessen (1976) vormt Stoop het fotografenduo Fotofloor. Sinds het begin van hun samenwerking in 2005 staat het tweetal aan de top van de Nederlandse modefotografie. Nu is er hun een experimentele fotoserie Dada simultane. Een ode aan de tegendraadse provocaties van de absurdistische kunststroming dada, aan de hand van het expressieve lichaam van Sonja Wanda. Dada simultane is tot en met 2 december te bekijken bij Glassworks Amsterdam. Uitsluitend op afspraak.

Stoop studeerde in 1994 cum laude af aan het Stedelijk Instituut voor Sierkunsten en Ambachten in Antwerpen. Na de kunstopleiding belandde ze al snel in de modewereld. “Ik ben geïnteresseerd in beelden die los van de werkelijkheid staan,” zegt Stoop. “Mode is daar heel geschikt voor, veel meer dan documentaire- of portretfotografie. De waarheid boeit me niet zo.”

Van der Giessen ontfermt zich over de productionele en technische kant van Fotofloor. Als muzikant liep hij rond in de hardrock- en technoscene en belandde uiteindelijk als dj bij modeshows. Toen hij Stoop leerde kennen werd ook hij gegrepen door de modefotografie.

“Mijn werk draait erom de goede workflow tot stand te brengen,” zegt Van der Giessen. “Floor kan het beste werken als die creatieve stroom nooit wordt doorbroken.” Stoop: “In onze foto’s staat altijd de mens centraal, niet het product. En ik heb altijd precies voor ogen wát ik wil zien.”

Van der Giessen: “Hoe belangrijk het kledingstuk ook is, bij ons draait het altijd meer om de bijzondere persoon die het aanheeft. Uiteindelijk is dát wat het meeste intrigeert.” Stoop: “Verder is het slechts een kwestie van tijdens die flow op het juiste moment het beeld te herkennen en op het knopje te drukken.” Ze lacht: “Daarna moet je alleen nog op het juiste moment leren stoppen.”

Dada simultane is de derde fotoserie van vrij werk die Fotofloor op eigen initiatief maakte, zonder opdrachtgever of vergaande commerciële doelen. Stoop: “Het was pure spielerei en belangeloos experiment. Het maken van nutteloze kunst is voor onze een oefening in het Grote Relatieveren. Om de geest even los te maken.”

Van der Giessen knikt: “Als je altijd maar productief en zinvol bezig bent, is het hard nodig om soms ook dingen te maken die geen direct nut hebben. Vreemd genoeg krijgen we daardoor enorm veel energie om weer aan grote commerciële klussen te beginnen.”

In de hedendaagse fotografie ligt de nadruk in toenemende mate op niet-geposeerde beelden, zegt Stoop. Alsof het lijkt dat de persoon op een onverwacht moment is vastgelegd. “Maar die spontaniteit ligt niet voor de hand,” zegt Van der Giessen. “Zéker niet als je werkt met professionele modellen, die snel terugvallen op bekende trucjes. Daarom begint Floor vaak al met schieten terwijl de visagisten, modellen en technici nog druk bezig zijn. Juist op die onbewaakte momenten kun je de beste beelden maken.”

Het tweetal werkt digitaal, maar aan een Fotofloorshoot gaat veel knip- en plakwerk vooraf. Alles begint met een enorme collage van beelden, knipsels, foto’s en plaatjes. Uit die berg wordt langzaam een beeld gefilterd. Stoop maakt al haar hele leven dit soort collages. “Ik groeide op in een groot gezin met pleegkinderen en er was geen geld om op vakantie te gaan. Dus maakte ik een soort fantasieboeken met collages van geënsceneerde foto’s van ons gezin op fictieve vakanties. Dat is wel een beetje pijnlijk – als ik er zo aan terugdenk – maar zo heb ik op jonge leeftijd geleerd om als een regisseur te denken.”

De liefde voor collages haakt in op Fotofloors interesse voor Dada, want deze antikunst verhief de collage tot kunstvorm. Begin twintigste eeuw probeerde de Dadaïsten radicaal te breken met duizenden jaren kunsttraditie. Om uiteindelijk de burgelijke samenleving wakker te schudden en fundamenteel te veranderen. Stoop: “Die dwarse attitude met als doel de wereld te verrijken spreekt ons enorm aan. In deze tijd is meer rebellie nodig.”

Dada Simultane van Fotofloor is t/m 2/12 te zien bij Glassworks Amsterdam. Uitsluitend op afspraak. www.fotofloor.com

‘Hier is niets elitairs aan’

Het Parool / Kunst & Media (20 oktober 2012)

Het Muziekpaleis – op weg naar 125 jaar Het Concertgebouw

Volgend jaar bestaat Het Concertgebouw 125 jaar. In aanloop naar dit jubileum wordt elke week een kant van deze ‘tempel van klassieke muziek’ belicht. Vandaag algemeen directeur Simon Reinink over het Jubileumprogramma.

DANIËL BERTINA

Hij moest nog even ‘handjes schudden’. Algemeen directeur Simon Reinink (1966) heeft net de Amerikaanse dirigent Alan Gilbert in Het Concertgebouw begroet. Gilbert staat in de Grote Zaal te repeteren met het Koninklijk Concertgebouworkest. “Dat is één van de absolute toporkesten ter wereld,” zegt Reinink trots. “Dus ik moest even mijn gezicht laten zien. Dit werk is een fenomenale baan met bijpassende verantwoordelijkheden die 24 uur per dag doorgaan. Het is echt een way of life, maar vooral all about people.”

Sinds 2006 zwaait Reinink de scepter in Het Concertgebouw. Volgend jaar bestaat deze muziektempel 125 jaar en vanaf januari 2013 gaat het Jubileumprogramma van start. In dit jubileumjaar wordt elke maand een bijzonder decennium uit de levensloop van het gebouw uitgelicht aan de hand van een historisch en tegelijkertijd universeel thema. Elke maand zijn er twee unieke concerten te bezoeken: één in de Grote en één in de Kleine Zaal.

De hele Concertgebouwgeschiedenis komt voorbij. Van het vroege begin als Particulier initiatief (de jaren 1888-1899), de Bloei van een traditie (1910-1919) via de Roaring twenties (1920-1929), de Crisisjaren (1930-1939) en Oorlog en vrede (1940-1949) tot de rol die Het Concertgebouw nu speelt op het gebied van educatie en participatie als Tempel zonder drempel (2000-2013).

“Aan de hand van die thema’s kijken we door een historische bril naar de toekomst,” zegt Reinink. “Daar kunnen we veel van leren. Want ondanks onze reputatie als een van de beste concertzalen ter wereld, leunen we niet achterover. Het blijft onze missie om dit muzikale erfgoed te koesteren en tegelijkertijd jongere generaties enthousiast te maken voor muziek.”

Het Jubileumprogramma gaat op 8 januari 2013 van start met een bijzonder openingsconcert door sopraan Eva-Maria Westboek, pianist Ronald Brautigam en het Nederlands Philharmonisch Orkest onder leiding van dirigent Mark Wigglesworth. Reinink: “Westbroek is internationaal de bekendste sopraan van Nederland, maar bijna nooit hier te horen. Dit concert wordt een verassende melange van fragmenten uit verschillende muziekstukken van Verdi, Wagner, Mendelssohn, Beethoven en Prokofjev.”

Zo’n gemixt programma was in de beginjaren van Het Concertgebouw heel gebruikelijk, vertelt Reinink. “Maar die potpourri-achtige manier van programmeren ging in de loop der tijd een beetje verloren. Met dit concert, en ook onze nieuwe concertserie Classics, proberen we dat weer terug te halen. Het is geïnspireerd op onze beginperiode.”

De eerste keer dat Reinink zelf een voet binnen Het Concertgebouw zette, was hij een jaar of acht en liep aan de hand van zijn vader. Die had een abonnement voor de zondagmiddag. Reinink: “Ik ben opgegroeid met al die legendarische dirigenten, zoals Haitink, Bernstein, Abbado, Kondrashin, Dorati. Ik heb ze allemaal voorbij zien komen.”

“Toen ik werd benaderd om hier te komen werken, realiseerde ik me goed dat ik op de schouders sta van vele uiterst succesvolle voorgangers. Mijn stijl als directeur draait dan ook om behoedzame evolutie. Ik ben vastberaden om dit instituut in topconditie door te geven aan de komende generaties. We streven op alle fronten naar de allerbeste kwaliteit, maar ook naar het bereiken van een zo groot en breed mogelijk publiek.”

Reinink is op zijn hoede ten aanzien van de huidige kunstbezuinigingswoede. “Gelukkig weet Het Concertgebouw zich omringd met trouwe sponsors, donateurs en een trouw publiek. Veel mensen dragen ons een warm hart toe. Ook al houdt niet iedereen van onze programma’s, iedereen is hier welkom. Daar is niets elitairs aan. We zijn een tempel zonder drempel.”

‘We zijn vooral een liveband’

Het Parool / Kunst & Media (17 oktober 2012)

Nobody Beats The Drum kreeg in de VS en Canada de mensenmassa’s aan het dansen. Morgen staat het dancetrio sinds lange tijd weer in Amsterdam.

DANIËL BERTINA

“Zo’n vergezicht is niet verkeerd,” zegt Jori Collignon (1981), één van de muzikanten van Nobody Beats The Drum, dat morgen optreedt in de Melkweg, op het Amsterdam Dance Event. Hij gebaart naar het waanzinnige uitzicht over Amsterdam West.

Al een paar jaar woont hij antikraak in het voormalige Elseviergebouw in Bos en Lommer, en heeft inmiddels de hele negende verdieping geannexeerd als woon- en studioruimte. Die staat vol met synthesizers, computers, een stel gammele piano’s, een drumkit, opnameapparatuur, meters kabels en zelfs een gigantisch Indonesisch klokkenspel. Collignon lacht: “Het is de bedoeling om daar een sample vanaf te halen, maar dat is er nog niet van gekomen. Met zoveel ruimte ga je rare dingen doen. Vooral héél veel vreemde dingen verzamelen.”

Nobody Beats The Drum speelt een eigenzinnige, eclectische mengelmoes van hiphop, breakbeats, dance, acid en elektronica. In 2003 won de band – behalve Collignon bestaande uit beatmaker Sjam Sjamsoedin (1981) en filmmaker/vj en Rogier van der Zwaag (1982) – de Grote Prijs van Nederland. Tot hun eigen verbazing. Ze hadden slechts twee keer eerder samen op het podium gestaan. Morgen is de eerste show in Amsterdam sinds de release van hun tweede album Currents, eind vorig jaar.

Een paar maanden geleden doorkruiste de band op tournee het hele Noord-Amerikaanse continent. In amper 9 weken legden ze 20.000 kilometer af. Van New Jersey tot Vancouver kregen ze de uitzinnige mensenmassa’s aan het dansen. Eerder dit jaar deden ze al een voorproefje: een kortere tour waarbij smaakmakende festivals als het Texaanse South by Southwest en het Ultra Music Festival in Miami werden aangedaan. En deze zomer stonden ze op Lowlands, ook een lang gekoesterde droom.

“Met onze eerste echte grote tournee in de VS wilden we gelijk een vette indruk maken door het hele land te bespelen,” zegt Sjamsoedin. “Het had wel een lekker do-it-yourself gevoel; met drie bandleden en een tourmanager opgepropt in een busje.”

Op Amsterdam Dance Event presenteert Nobody Beats The Drum een uitgebreidere versie van de Amerikaanse show: de 333-inch tour. Collignon: “We hebben die set al vaak gespeeld maar nog nooit in Amsterdam. Nu is het vooral een kwestie van veel slijpen. Ik denk dat deze show strakker wordt dan ooit.”

Sinds het winnen van de Grote Prijs heeft de band, die zijn wortels heeft in de levendige, hechte muziekscene van Utrecht, een hele lange aanloop genomen om op dit punt te belanden, zegt Rogier van der Zwaag. Hij is verantwoordelijk voor de visuals van Nobody Beats The Drum: de hilarische videoclips en de ontregelende, opzwepende film- en animatiebeelden tijdens de concerten. “We hebben onze tijd genomen om ons geluid op organische manier verder te ontwikkelen. Nu voelt het inderdaad een beetje als een tweede start.”

[youtube width=”605″ height=”490″]http://youtu.be/Ntc4l-poovo[/youtube]

Nobody Beats The Drum staat met één been in de dancewereld en met de andere in de alternatieve bandjesscene. “Maar we zijn vooral een echte liveband,” zegt Collignon. “Niet alleen maar een stel dj’s. We proberen altijd om onze muziek interessant te houden om zélf live te spelen.”

“Daarbij maken we gebruik van een soort muziekrobot; een programma dat de basis legt voor onze nummers. Vervolgens kunnen we daar van alles aan vervormen en veranderen. Al improviserend kunnen we zo inspelen op de energie van het publiek. De livesetting is voor ons ook hét moment om nieuwe dingen uit te proberen.”

De titel van hun show verwijst naar de negen manshoge projectieschermen (met een gezamenlijke beeldbreedte van 333-inch) die het optreden van Nobody Beats The Drum een extra visuele dimensie geven.

Van der Zwaag: “De stellage van projectieschermen is geïnspireerd op de rare uitvindingen van die markante wetenschapper Nikola Tesla.” Sjamsoedin: “We noemen dit bouwwerk dan ook: the amazing 333-inch telenovem automaton.” Collignon haakt in: “Want het is onze versie van een reizend rariteitenkabinet. Dat willen we nu aan het Nederlandse publiek tonen.” Hij grijnst: “Mét het Amerikaanse woestijnzand dat er nog aankleef.”

De eerste paar albums en lp’s van Nobody Beats The Drum kwamen uit op kleine, bevriende platenlabels. Collignon: “Er is nu ook serieuze aandacht vanuit de Verenigde Staten. Het is spannend, maar we kunnen er nog niet zoveel over zeggen. Het is natuurlijk altijd de vraag of die gouden bergen die ons worden beloofd weer tegen de grond worden gebulldozerd.” Van der Zwaag: “Maar nu zijn we wel toe aan die grote sprong voorwaarts.” Sjamsoedin grijnst: “En volgend jaar zijn we rijk? Toch?”

Nobody Beats The Drum speelt op 18/10 in de Melkweg tijdens Amsterdam Dance Event. www.nobodybeatsthedrum.nl

‘De zaal is een extra instrument’

Het Parool / Kunst & Media (13 oktober 2012)

Het muziekpaleis – op weg naar 125 jaar Het Concertgebouw

Volgend jaar bestaat Het Concertgebouw 125 jaar. In aanloop naar dit jubileum wordt elke week een bijzondere kant van deze ‘tempel van klassieke muziek’ belicht. Vandaag vertelt programmeur Anita Crowe over Het Zondagochtend Concert.

DANIËL BERTINA

Duizend excuses. De Britse Anita Crowe (Londen, 1966), één van de drie programmeurs van Het Concertgebouw, komt het café binnengesneld. Crowe lacht verontschuldigend: “Ik werd aangeklampt door mensen op zoek naar foldertjes van Het Zondagochtend Concert. Dus die moest ik even helpen. Ik word altijd enthousiast als ik zie dat mensen ons willen bezoeken.”

Sinds 2010 is Crowe als programmeur betrokken bij de ‘tempel van klassieke muziek’, zoals ze Het Concertgebouw noemt. Crowe studeerde piano en musicologie en werkt al zo’n 20 jaar in de muziekwereld als programmeur en manager. Crowe: “Op een gegeven moment kreeg mijn man een baan in Nederland en ik ging mee. Voorzichtig informeerde ik bij Het Concertgebouw naar werk, en tot mijn verbazing kreeg ik een baan aangeboden. Terwijl ik toen nog geen woord Nederlands sprak.”

Crowe is nu onder meer verantwoordelijk voor Het Zondagochtend Concert. Een serie optredens in samenwerking met de AVRO, met als sponsor zorgverzekeraar Menzis. Morgen is in de Grote Zaal het Radio Filharmonisch Orkest te horen, versterkt met de Canadese pianist Louis Lortie, onder leiding van dirigent Emmanuel Krivine. Werken van Franz Schubert en Franz Liszt worden aangevuld met een compositie van César Franck.

Het werk van Franck is niet heel bekend, vertelt Crowe. “Maar ik vermoed dat mensen zijn Symfonie in d wél zullen herkennen. Het is romantische orkestmuziek met een enorme emotionele kracht, die je van top tot teen zult voelen. Daarnaast is er het beroemde werk Fantasie in c (der wanderer) van Schubert te horen. Dat stuk, vol virtuoos pianowerk, is later door Liszt bewerkt voor orkest door meer instrumentale kleur en variatie toe te voegen. Deze prachtige orkestrale versie is niet zo vaak te horen.”

Het programma draait om meer dan alleen de beroemde oude mannen, gewapend met viool of dirigentstokje. Ook de jonge garde van klassieke musici komt uitgebreid aan bod. Crowe: “Vorige maand speelde Arthur Jussen nog bij ons, later dit jaar komen Nicola Benedetti, Simone Lamsma en Dorothee Mields op zondagochtend voorbij. Allemaal spannende, jonge toptalenten.”

“Bij de programmering vertrouw ik op de beproefde formules, waarvan we weten dat het publiek enthousiast wordt, en natuurlijk op mijn eigen intuïtie. Daarnaast gaan we graag in gesprek met trouwe bezoekers en luisteren naar hun suggesties.”

De akoestiek van Het Concertgebouw is internationaal geroemd. Alle grote namen uit de klassieke muziek hebben hier op de planken gestaan. Toen Crowe voor de eerste keer zelf deze akoestiek beleefde, was ook zij gelijk onder de indruk. Crowe: “De manier waarop álles in deze zaal lijkt te resoneren is magisch. Het is als een extra instrument. Zelfs bij de meest zachte, subtiele passages is iedereen in de zaal met elkaar verbonden.”

De Zondagochtend Concerten is een van de meest populaire (en betaalbare) programma’s in Het Concertgebouw, zegt Crowe. “Voor veel mensen is het een soort ijkpunt. Ik sprak laatst een moeder en dochter die elke maand op een vaste zondag samen naar Het Concertgebouw gaan. Als quality time met z’n tweeën. Het is fantastisch dat de muziek mensen zo kan binden.”

Het statige Concertgebouw aan de Van Baerlestraat, geopend in 1888 en al bijna 125 jaar een wereldberoemde concertzaal, boezemt wel ontzag in. Crowe knikt: “Klassieke muziek lijkt misschien iets elitairs als je er niet mee bent opgegroeid, maar iedereen kan op zondag Radio 4 aanzetten en van die muziek genieten. Het is onze missie om Het Concertgebouw nog meer naar het grote publiek te openen. Je hoeft er echt niet voor gestudeerd te hebben. Alleen je oren meebrengen is genoeg.”

Het Zondagochtend Concert. Elke zondag van 11:00 tot 12:00 uur in Het Concertgebouw. www.concertgebouw.nl

Rembo & Rembo rendez-vous in Sex Sells

Cultuurpers (12 oktober 2012)

Theo Wesselo en Maxim Hartman maakten zich onsterfelijk met hun iconische tv-programma Rembo & Rembo. De twee komen nader tot elkaar in hun tentoonstelling Sex Sells. Nu te zien in de Amsterdamse galerie Vriend van Bavink, tot en met 12 oktober. Lucas van Eck en Daniël Bertina spraken ze, vlak voor de opening…

[youtube width=”605″ height=”490″]http://www.youtube.com/watch?v=OK98QxUbF1w[/youtube]

Kunst smijt steen terug

Het Parool – Kunst & Media (8 oktober 2012)

In Theater Frascati en Appel Arts Centre ging dit weekend Stem Terug!  Vote Back! van start. Een veelkoppig festival over de rol van kunst in de Nederlandse democratie.

Tekst DANIËL BERTINA Fotografie SANNE PEPER

Al vier jaar werken Theater Frascati en Appel Arts Centre op onregelmatige basis samen, zegt Appeldirecteur Ann Demeester. “Maar zo vlak na de verkiezingen voelen beide instanties de noodzaak om direct te reageren.”

Dat gebeurt Stem terug! vote back!, een festival met documentaires, theatervoorstellingen, debatten, lezingen, masterclasses en een tentoonstelling over de rol van kunst in de Nederlandse democratie. Stem terug! vote back! ging vrijdag van start en is tot en met 4 november te bezoeken bij Appel Arts Centre in het nieuwe pand aan de Prins Hendrikkade.

Curator Huib Haye van der Werf van de kunstorganisatie TAAK is verantwoordelijk voor de samenstelling van de tentoonstelling. Op de begane grond van De Appel is werk te zien van ‘kunstenaars die met een eigenzinnige blik naar de politiek kijken.’ Van de gestripte, veelgebruikte houten verkiezingsborden van Klaas van Gorkum en Iratxe Jaio (Plaatselijke verordening, 2010), de felrode lichtbak met een tijdloze politieke kreet van Sam Durant (Tell it like it is, 2005) tot het abstractere werk van Otto Berchem (Blue monday, 2011), waarin op oude zwart-witfoto’s van protestmarsen de vurige slogans zijn vervangen door surreële kleurencombinaties.

Theater Frascati presenteerde gedurende het openingsweekend voorstellingen en performances van onder andere Lotte van den Berg, Dries Verhoeven, Nicole Beutler, Likeminds & Akwasi, Wunderbaum, Marjolijn van Heemstra en Dood Paard. Tijdens het gehele festival organiseert het Sandberg Instituut in Apple Arts Centre diverse openbare lezingen, debatten en masterclasses voor studenten, kunstenaars en publiek.

De Appel staat enigszins bekend als introvert kunstbolwerk, geeft Van der Werf toe. “Maar dit festival is een poging om zowel Appel Arts Centre en het Sandberg Instituut open te stellen voor een groter publiek. Zo proberen we de kunst weer terug in het maatschappelijke debat te plaatsen.”

In de hal van Apple Arts Centre overweegt de Amsterdamse cultuurwethouder Carolien Gehrels lachend de aanschaf van een Geert Wilders-deurmat bij de markkraam van de Wilders web winkel. “Schappelijk geprijsd, toch?” zegt Domenique Himmelsbach de Vries. “Met onze winkel bieden we een reddingsplan voor kunstenaars. De subsidies slinken, dus ook wij als kunstenaars en social designers worden gedwongen om met volle overgave mee te doen in de graaicultuur.” Zijn collega Tabo Goudswaard gebaart naar hun kraam vol T-shirts, bussen haarlak, draagtassen, pruiken en bordspellen met Wildersmotief. “We zijn ideologisch neutraal. Vóór of tegen Wilders? Dat maakt ons niet uit. Als het maar geld verdient. De opbrengt gaat terug naar de kunstenaars.”

Even verderop is in Stem terug! vote back! de installatie De stad is de vrijdenkersruimte te bekijken, samengesteld door wethouder Gehrels op aansporing van kunstenaar Jonas Staal. Het is de derde editie van Staals kunstproject Politiek kunstbezit IV: vrijdenkersruimte vervolgd, waarin hij Nederlandse politici uitdaagt om zich via een tentoonstelling expliciet uit te spreken over het belang van kunst.

Jesse Klaver (GroenLinks) en Rogier Verkroost (D66 Eindhoven) gingen Gehrels voor. Zij toont nu een verzameling kunstwerken door Thomas Hirschhorn, Nicolas Dings en Hans van Houwelingen over het gedachtegoed van Spinoza.

Staal: “Gehrels grijpt zowel in haar beleid als in haar keuze voor deze kunstwerken terug naar het oude sociaaldemocratische ideaal van maatschappelijke verheffing door de kunst. Dat vind ik interessant.” Hij voegde er nog een element aan toe. Op een manshoge foto is de wethouder zélf te zien, terwijl ze een steen smijt naar de voormalige Sandbergvleugel van het Stedelijk Museum – het begin van de sloop en renovatie.

Na de opening in De Appel ging Stem Terug! Vote Back! vrijdagavond verder met een debat in Theater Frascati. De huidige politieke praktijk biedt weinig ruimte voor de inbreng van radicaal nieuwe ideeën en oplossingen, aldus uitgever en ex-D66 politicus Teun Gautier en onderzoeker Albert Jan Kruiter. Daarvoor zijn de buitenstaanders en kunstenaars hard nodig. De avond werd opgeleukt met een ontwapenende column van theatermaker Sadettin Kirmiziyüz over het kneedbare stemgedrag van zijn moeder, en een eeuwenoude Socratische dialoog door Toneelgroep Amsterdam, geregisseerd door Maren Bjørseth.

Na afloop sommeert debatleider Ruben Maes het publiek om Frascati vrolijk te verlaten. Maes: “Zo laat je zien dat je een avond lang over democratie kan praten en tóch heel gelukkig kunt zijn.” Terwijl het publiek naar buiten sjokt, bekijkt een aangeschoten student in Tiroleroutfit het affiche van de avond. Hij roept: “Democratie? Iedereen zou een IQ-test moeten doen om te mogen stemmen.”

Stem terug! vote back. Te zien t/m 4/11, Prins Hendrikkade 142. www.sandberg.nl/voteback