Kunstenaars schilderen kunstenaars in ‘We, the Artists’

Cultuurpers (16 sept 2012)

Unruly Gallery, een piepkleine underground kunstgalerie in de Amsterdamse Cliffordstraat, presenteert de groepstentoonstelling We, the Artists. Met portretten van kunstenaars, gemaakt door andere kunstenaars. Hoe zelfreferentieel wil je het hebben? Toch zeer de moeite waard.

Unruly Gallery is een van de weinige artist-run galeries in Amsterdam met een verfrissende do-it-yourself instelling. De galerie werd opgezet door Niels Meulman en Adele Renault, en dient als eigen expositieruimte en uitvalsbasis voor hun geestverwanten. Meulman en Renault houden zich verre van de gevestigde kunstscene, waar men in de regel elkaars bloed wel kan drinken, maar organiseren met grote regelmaat spannende en eigenzinnige exposities van underground kunst en street art. Zoals We, the Artists.

Meulman is één van Neerlandsch onbetwiste graffitilegendes, die onder zijn alias Shoe sinds de jaren tachtig de Amsterdamse binnenstad verfraaide, daarna met zijn bedrijfje Caulfield & Tensing een deuk sloeg in de wereld van de grafische vormgeving, en zich nu de laatste jaren steeds meer is gaan profileren als interessante beeldend kunstenaar met zijn kunstvorm Calligraffiti. Renault – van huis uit ook graficus en Meulman’s partner in crime & life – presenteert zich in We, the Artists nu ook als schilder met drie intrigerende portretten. Renault:

“Ik vind het heel spannend om nu die stap te zetten. Maar ik heb genoeg vertrouwen in deze drie schilderijen om ze naast het werk van die andere, meer gevestigde namen te laten zien.”

De drie mannen die Renault portretteerde – de kunstenaar Aldert Mantje (die zelf ook vier doeken toont op We, the Artists), componist Jean-Christophe Renault (haar vader) en de obscure Franse kunstenaar, levensgenieter en bohémien Luc Claude Malle – hebben allemaal een argwanende, behoedzame blik in de ogen. Alsof ze op het punt staan om een moeilijke beslissing te nemen. Ook opvallend is het vervreemdende, kraakwitte lichtgebruik waardoor de portretten een surreële, dromerige sfeer krijgen. Renault:

“Het zijn allemaal bijzondere kunstenaars met goeie koppen. Vooral dat laatste was belangrijk.”

Dat thema van schuilhouden is opvallend aanwezig in al het werk in We, the Artists. Op de doeken van Menno Schenk zijn de Rob Scholte, Sigmar Polke, Jeff Koons en Jan Schoonhoven bijna onherkenbaar verborgen achter lagen visuele ‘ruis’, rasters, uitgeveegde lagen verf en grote pixelachtige stippen of blokken. En cultfiguur en kunstenaar Aldert Mantje reduceert in zijn vier schilderijen onder andere een aantal hoofden van iconische figuren uit de Pop Art en het Abstract Expressionisme tot onderdelen van een bouwpakket.

De drie intieme zwart-wit portretten van Peter Kempff zijn geweldig. Van performancekunst-god Joseph Beuys, de Amerikaanse feministische fotografe Cindy Sherman en de monumentale componist Ludwig van Beethoven (alleen diens schedel). In het Beuys portret zijn twee figuren van de kunstenaar achter elkaar te zien. Alsof de échte Beuys zich schuilhoudt achter de zijn tweelingbroer: de performer.

Kunstenaars die andere kunstenaars portretteren? Dat kan neigen naar een raar soort genavelstaar. Goddank blijft het werk in We, the Artists onafgebroken spannend om naar te kijken.

We, the Artists is te bekijken op t/m zondag 16 september tussen 12:00-20:00 in de Cliffordstraat 26, Amsterdam. Daarna op afspraak. Zie Unruly Gallery voor meer informatie.

Twaalf jaar ervaring in één productie

Het Parool / UITMARKT Special (22 augustus 2012)

Voor hun nieuwe voorstelling THIS is ISH – no boundaries in movement liet theatergroep ISH zich inspireren door het einde van de wereld, een nieuw begin, en twaalf jaar ISH.

tekst DANIËL BERTINA foto JAN VAN BREDA

Op krukken komt performer Abdelhadi Baaddi (1985) elegant de trap afgezeild, met twee collega’s van theatergroep ISH: actrice en dramaturg Dunya Khayame (1981) en regisseur Marco Gerris (1975). In de kelder van het pand aan de Willinklaan in Osdorp, waar ISH haar uitvalsbasis heeft, nemen ze plaats voor de foto. “Het lijkt wel een familieportret,” lacht Gerris. Khayame: “Maar we zijn natuurlijk ook een beetje een familie.”

Baaddi – herstellend van een heftige achillespeesblessure – gaat zitten. Hij grijnst verontschuldigend: “Tijdens een trainingsessie free runnen dacht ik, dat ik harder was dan de muur. Maar de muur won. Toch is het verbazend wat je nog op die krukken kan doen.”

Ze zijn net klaar met repeteren voor hun voorstelling JibberISH, speciaal gemaakt voor Theater aan de Parade. En ook eerste repetitieperiode voor hun nieuwe grote zaalvoorstelling THIS is ISH zit erop. In oktober zal THIS is ISH in première gaan. Een nieuwe, spectaculaire dansvoorstelling vol acrobatiek, hiphop, free running, moderne dans en videobeelden – met dertien performers en een vj.

Het wordt een samenvloeien van twaalf jaar ervaring, zegt Gerris. “De laatste jaren zijn we met nóg meer verschillende disciplines gaan sparren, van live video- en soundscratching tot literatuur, ballet, traditioneel teksttoneel en zelfs opera. THIS is ISH wordt een combinatie van al die invloeden. Het laat precies zien waar we nu staan, als groep. We omarmen alle kunstvormen en proberen daar vervolgens een eigen draai aan te geven. Die fusie is helemaal van deze tijd.”

Theatergroep ISH is inmiddels twaalf jaar oud. Onder leiding van de Belgisch-Filippijnse skater, danser en choreograaf Marco Gerris ontpopte het gezelschap zich als een van de eerste, en meest succesvolle, theatergroepen die een crossover aangingen met de urban straatcultuur van de hiphop en breakdance, het skaten, de acrobatiek, vechtsport en het moderne en klassieke (dans)theater. Vanaf het prille begin zat het gezelschap enorm in de lift. Al met hun eerste voorstelling Ish (2000) maakten Gerris en consorten de sprong over de Atlantische Oceaan, en tourden door Canada en de Verenigde Staten. Ook Nederland, België en de rest van Europa werden een aantal keer doorkruist.

In 2004 stond ISH zes weken op Broadway met hun productie 4-ish, maar ondanks het succes ging drie jaar later Stichting ISH failliet. Na een ingrijpende reorganisatie en dankzij de goodwill van de fondsen, kon ISH uiteindelijk een succesvolle doorstart maken.

“Het was een flinke crisis, maar ik zie het als een wedergeboorte,” zegt Gerris. “Ik ben ontzettend dankbaar dat we de kans hebben gekregen om onszelf opnieuw uit te vinden. Door die crisis kwamen we weer met beide benen op de grond te staan. Als groep zijn we er veel sterker uitgekomen. Daardoor kan ik me nu veel vrijer bewegen, durf ik nieuwe samenwerkingen aan te gaan en is er meer ruimte om ISH op artistiek gebied te verdiepen. Vooral dat laatste is belangrijk. Je kunt niet steeds hetzelfde trucje blijven herhalen.”

Dunya Khayame is sinds de voorstelling STORMISH – who the f*** ISHakespeare? (2010) onderdeel van ISH. Eerst was ze voornamelijk actrice, maar al snel vervulde ze ook de rollen van tekstschrijver, assistent regisseur en dramaturg. Khayame: “In die voorstelling werden we heel erg aangemoedigd om zélf een creatieve bijdrage te leveren. Die open houding was een verademing. We voelden een wederzijdse klik, die niet meer is weggegaan.”

Gerris lacht: “En sindsdien hebben we elkaar niet meer losgelaten.” Abdelhadi Baaddi: “Dát geldt ook mij. Zeven jaar geleden deed ik als human beatboxer auditie bij ISH, met echt nul komma nul theaterervaring. Maar ik was heel gretig en werd toegelaten tot het juniortraject, waarin ik in twee jaar tijd tot veelzijdige ISH-er werd gedrilt.” Hij grijnst: “Na zo’n eerste goede klik blijf je hier kennelijk voor de rest van je leven plakken.”

Voor THIS is ISH liet het gezelschap zich inspireren door de apocalyptische profetie van de Maya’s over het vergaan van de wereld op 21 december 2012. “Elk volk kent wel zo’n ondergangsmythe,” zegt Gerris. “Maar de Mayaprofetie is nu heel actueel en ik vind het belangrijk dat het theater reageert op wat er in de samenleving speelt.” Khayame knikt: “We gebruiken die mythe als aanknopingspunt om een hoopvol verhaal te vertellen over hoe je de kracht kunt vinden om, ondanks alle tegenslagen in het leven, je eigen weg te gaan. De voorstelling gaat over het einde van de wereld zoals we hem kennen. En dat leidt tot een nieuw begin. Hoe zou jij opnieuw willen beginnen? Wat geeft zin en kleur aan het leven?”

De makers zitten nog middenin de experimentele fase, maar kunnen wel vertellen dat THIS is ISH allesbehalve een rechttoe rechtaan verhaal zal gaan worden. Gerris: “Meer een collage van bewegingen en beelden. Vol positieve energie. Ik hoop dat mensen na het zien van deze voorstelling hun omgeving met andere ogen zullen bekijken.”

“Bij het maken van een ISH-voorstelling moet iedereen uit zijn eigen comfort zone stappen,” zegt Khayame. “Het is heel belangrijk dat de verschillende performers elkaar uitdagen, om elkaar te versterken en van elkaar te leren.” Zo raakte ze zelf in de loop der jaren steeds meer inhoudelijk bij ISH betrokken. Baaddi knikt. Door zijn blessure is hij even noodgedwongen terug bij de basics, waar het ooit voor hem bij begon: het beatboxen. “Juist omdat ik nu fysiek beperkt ben, moet ik op zoek naar nieuwe manieren om mezelf uit te drukken. Bij ISH helpen we elkaar naar een hoger niveau. Die uitwisseling van skills maakt het werken in deze groep zo bijzonder.” Hij wijst naar z’n geblesseerde been. “Dit is mijn leerproces.” Gerris: “Gelukkig kan Appie héél veel verschillende dingen.”

Twee seizoenen lang was Gerris een jurylid in het tv-programma So you think you can dance. Erg leuk om te doen. Gerris: “Ik heb er veel van geleerd, maar het was een totaal andere wereld. Echt rete-commerciëel, dus het duurde even voordat ik me in dat mediacircus goed op m’n gemak voelde. De voornaamste reden om mee te werken was om aandacht te genereren voor ISH. Dat is goed gelukt. Eén van onze eigen dansers is tot de halve finale gekomen. En we merkten ook dat er een nieuwe stroom bezoekers naar onze voorstellingen kwam.” Dit jaar is Gerris echter niet meer van de partij bij So you think you can dance. Een keuze van de Vlaamse producent VTM. Gerris: “Ik vond het jammer, maar ze wilden per sé een Vlaams jurylid dat ook écht in Vlaanderen woont. Dat begrijp ik ergens wel, want ik woon al jaren in Amsterdam.”

Na twaalf jaar probeert Gerris nog steeds die ene, perfecte voorstelling te maken. “Het mooie is: dat lukt nooit,” zegt Gerris. “Je kunt alleen maar proberen om zo goed mogelijk te leren van je eerdere fouten. Een voorstelling is zo goed als de zwakste schakel, dat heb ik in de loop der jaren geleerd. Dat betekent dat je jezelf soms ondergeschikt moet maken aan het proces en niet krampachtig moet vasthouden aan je eigen ideeën. In dat opzicht ben ik echt gegroeid als maker. Met THIS is ISH proberen we het spektakel van onze vroegere shows te combineren met het experiment en de artistieke verdieping van ons recentere werk. Alle respect voor een spectaculaire en gelikte streetdanceshow zoals Blaze, maar die stijl is voor ons écht een gepasseerd station. Met THIS is ISH zetten we echt een stap verder.”

THIS is ISH door theatergroep ISH is 28/10 en 29/10 te zien in de Stadsschouwburg Amsterdam. Daarna op tournee. www.balls.nl

Intieme momenten in plakband

Het Parool / Kunst & Media (10 augustus 2012)

De geheimzinnige Amsterdamse street artist Max Zorn maakt kunst van plakband. Te zien in de Amsterdamse expositieruimte Battalion.

DANIËL BERTINA

Geen spuitbussen, maar plakband. De Duits-Nederlandse kunstenaar Max Zorn (1982) maakt street art van dikke lagen bruin, doorzichtig plastic verpakkingstape op plexiglas, waar hij met chirurgische mesjes gedetailleerde, spookachtige afbeeldingen uitsnijdt. Het resultaat, zijn tape art – dreigende scènes met boksers, gangsters, femme fatales en desoriënterende stadslandschappen – plakt hij ’s nachts aan Amsterdamse straatlantaarns. Of overdag, aan een galeriemuur.

Vijf kunstwerken van Zorn zijn nu te zien in de groepshow Full strength regiment. Samensteller Hyland Mather van kunstorganisatie Andenken zet hem naast eigenzinnig grafisch werk van Zorns internationale geestverwanten Astrid Köhler, Patrick Thomas, Prunelle, Stefan Golz en Alexander Kanygin. De locatie is de knusse expositieruimte annex designwinkel Battalion, een uitvalsbasis van Andenken op de Lijnbaansgracht.

Eerder dit jaar was Zorns tape art nog te zien op de Hong Kong International Art Fair en de Crest Hardware Art Show in New York. “Door bij Battalion te exposeren krijgt mijn kunst nu extra aandacht,” zegt Zorn. “Toch komen mijn tapes het best tot hun recht, hangend aan een oude lantaarn in een verlaten straat, waarbij het olieachtige licht een verborgen hoekje van de stad kan beschijnen. Dat is de meest krachtige en toepasselijke plaats voor mijn verhalen. Toegankelijk voor iedereen.”

Zorn werd geboren in Amsterdam, groeide op in Duitsland en woonde als tiener op verschillende plaatsen ter wereld. Als kunstenaar is hij zelfgeschoold, maar als kind kliederde hij al woest de keukenmuren onder. Begin vorig jaar keerde hij terug naar zijn geboortestad. “Ik voelde me een beetje als een crimineel die terugkeerde naar de plaats delict. Amsterdam is voor mij nog steeds beroemd vanwege de openheid en tolerantie voor activiteiten die bijna overal ter wereld illegaal zijn. Het is een radicaal open stad. Leven in Amsterdam voelt soms als een wild feest in een schattig poppenhuis.”

Zorn toont in Full strength regiment een dwarsdoorsnede van oud en nieuw werk. Voor deze show bevestigde hij zijn plakbandkunst op houten wijndozen, voorzien van lampen, waardoor de afbeelding van binnenuit worden verlicht. Het zijn scènes van geheime momenten, vertelt Zorn. “Je ziet de verleidende blik van een mooie vrouw, de dierlijke agressie in de lichaamstaal van een boxer, of het oogcontact tussen twee geliefden. Alsof je als buitenstaander een inkijk krijgt in een heel intiem moment dat niet voor jou ogen is bedoeld.”

Veel van zijn afbeeldingen verwijzen naar de film noir. Zorn: “Ik ben gefascineerd door verhalen waarvan je aanvoelt dat ze fout kunnen aflopen. In mijn werk schets ik sterke, complexe personages op beslissende momenten in hun leven. Alles is nog mogelijk, maar ze balanceren op de dunne lijn tussen hoop en radeloosheid, winnen en verliezen. Er staat veel op het spel. Die intensiteit probeer ik in mijn tape art te vangen. Dat laat zien hoe breekbaar onze wereld is; hoe snel de levensloop van richting kan veranderen. Ik vertel nooit het hele verhaal. Ik probeer liever de fantasie van de kijkers te voeden met één kort fragment, waarvan ik hoop dat ze er een nieuw, persoonlijk verhaal in kunnen terugzien.”

Opvallend aan de werkwijze van Zorn is dat hij veel van zijn kunst gratis weggeeft. Via het online kunstproject Stick together verstuurt hij zijn tape art de wereld over – voor niets – op voorwaarde dat de ontvanger de sticker niet voor zichzelf houdt, maar ook écht in de openbare ruimte opplakt. Op zijn site zijn de foto’s te bekijken.

Zorn: “Street art is voor mij een manier om te laten zien dat de stad niet alleen maar wordt geregeerd door droge planners, investeerders en bureaucraten, maar juist tot leven komt door de mensen die er wonen, én de kunstenaars die er werken. Tape art op straatlantaarns zie ik als één van vele manieren om direct contact te maken met de stad. Met Stick together probeer ik dat contact ook grens- en cultuuroverstijgend te maken.”

Hoewel hij eerder dit jaar even uit de anonimiteit stapte voor zijn TEDxAmsterdam toespraak over street art in de Stadsschouwburg is Zorn zéér mediaschuw. Tijdens zijn lezing was hij vermond met een donkere zonnebril, baard, hoed en sjaal. En dit interview moest via internet plaatsvinden.

“Die anonimiteit is een manier om mezelf, tegen mezelf te beschermen,” legt Zorn uit. “Ik ben iemand die – als ik niet oppas – middenin een verhaal z’n broek laat zakken om mijn blote kont vol littekens van nachtelijke valpartijen te laten zien. Wat ik vaak vergeet is dat de video- of taperecorder gewoon doorloopt, en de volgende dag vervloek ik mezelf. Dus heb ik me voorgenomen om geen ‘littekens’ meer te laten zien. Anoniem ervaar ik meer vrijheid, minder spijt en een beetje meer lef.”

Full strength regiment met onder andere werk van Max Zorn is t/m 25/8 te zien bij Battalion, Lijnbaansgracht 206. www.maxzorn.com / www.battalionamsterdam.tumblr.com

‘Ik neem niets mee dan ideeën’

Het Parool / Kunst & Media (3 augustus 2012)

De Amsterdamse kunstenaar Cathelijn van Goor vertrekt voor vier maanden naar het Chinese European Art Center in Xiamen, Zuidoost-China. Op zoek naar de undergroundkunst.

DANIËL BERTINA

Haar atelier is opgeruimd en de tekeningen en schilderijen zijn grotendeels weggeborgen. Kunstenaar Cathelijn van Goor (Beverwijk, 1976) vertrekt over een paar dagen naar Xiamen, een miljoenenstad aan de zuidoostkust van China, voor een residentie bij het Chinese European Art Centre (CEAC). Toch haalt ze nog een paar gedetailleerde tekeningen tevoorschijn. Zoals We are stardust #1 (2012), waarop menselijke gezichten zijn opgebouwd uit een duizelingwekkende achtergrond van duizenden minuscule cirkeltjes, als atomen. Maar deze tekening en haar overige recente werk blijven in Amsterdam. Van Goor lacht: “Naar China neem ik niets mee. Behalve een paar ideeën.”

In 1999 studeerde Van Goor af aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten. Naast een solo’s en groepshows in Amsterdam had ze tentoonstellingen in New York en Miami, en maakte deel uit van het alternatieve kunstenaarsensemble Kattenbak Collectief.

Van Goor was zes jaar geleden ook al in China, vlak voor de Olympische Spelen. “Ik zat toen een tijdje in Peking. Die stad maakte een verpletterende indruk op me. Zo zag de winkelstraat naast mijn hotel er elke dag totaal anders uit: dan was er wéér een gebouw tegen de vlakte gegaan of een nieuwe bouwput gegraven. In Sjanghai zag ik een gigantische torenflat, bedekt met een hightechbeeldscherm waarop animaties werden vertoond. Dan zwom er opeens een enorme school vissen over de zijkant van het gebouw. Heel surreëel, alsof je middenin een computerspel stond. Ik wil heel graag iets met die extreme omgeving doen.”

In haar schilderijen, tekeningen en filmprojecties speelt Van Goor met thema’s als vergankelijkheid, het menselijke streven naar vooruitgang en de desoriënterende versnelling van de moderne tijd. Als basis van haar kunst filmt ze de kronkelende mensenmassa’s in krankzinnige drukke steden zoals Tokyo, New York en Amsterdam. Van de Kalverstraat met zaterdagmiddagdrukte, de propvolle metro in het Japanse zakendistrict Shinjuku, of de 24-uurschaos van Times Square in New York. Vervolgens fotografeert ze deze beelden met een lange sluitertijd, waardoor het beeld vervaagt en de mensen transparant lijken te worden. Uit die foto’s selecteert ze een aantal spannende, terugkerende elementen. Die vormen het uitgangspunt van haar tekeningen.

Zo ontstaat in haar werk een enorme dynamiek, waarin mensen met de omgeving versmelten tot één grote maalstroom. De menselijke vormen lijken in fragmenten uiteen te vallen, of komen soms juist steeds scherper en hoekiger in beeld. Ze veranderen van dromerige geestverschijningen in strakke robotachtige figuren.

Het duurde even voordat Van Goor haar draai als kunstenaar had gevonden: “Tijdens de academietijd werkte ik heel erg op intuïtie en kon ik moeilijk benoemen wát ik maakte. Eerst wilde ik alleen maar die fascinerende menselijke beweging vastleggen. Pas na de academie begon het kwartje te vallen en kreeg ik steeds beter voor ogen wat ik eigenlijk met m’n kunst wilde vertellen.”

“In onze zapcultuur willen we in steeds kortere tijd álles uit het leven halen,” zegt Van Goor. “Maar daardoor gaan we ook steeds meer voorbij aan de dingen die er écht toe doen. Zoals intiem, menselijk contact. Dat voel je vooral in de grote stad waar iedereen dicht opeengestapeld langs elkaar heen leeft. En ook op het internet. Iedereen zit lekker te ‘communiceren’ via sociale media, maar zit wel eenzaam achter de pc of smartphone.”

Binnenkort vertrekt ze naar Xiamen, met steun van het Mondriaan Fonds. Tijdens haar vier maanden durende residentie bij het CEAC gaat ze nieuw grootschalig werk maken met lokale kunstenaars, twee exposities houden met nieuw werk, en een lezing geven aan de universiteit. Van Goor: “Ik heb het idee dat Europese kunstenaars steeds meer de schaduwkanten zien van de voortdenderende techniek en onze eigen vooruitgangsidealen. Ik vraag me af of de Chinese kunstenaars dat ook zo ervaren.”

Het CEAC werd twaalf jaar geleden opgericht door de Nederlandse Ineke Gudmundsson als expositieruimte en werk- en ontmoetingsplaats voor hedendaagse Europese en Chinese kunstenaars. De censuur houdt het centrum scherp in de gaten. Vermeende obsceniteit of kritiek op de Communistische Partij wordt absoluut niet getolereerd, maar Gudmundsson en haar kunstenaars proberen waar mogelijk de grenzen op te zoeken. Of op creatieve manier de regels te omzeilen.

“Ik ben benieuwd wat ik in Xiamen zal aantreffen,” zegt Van Goor. “Zes jaar geleden was ik een beetje teleurgesteld in de Chinese hedendaagse kunst. Het was vaak nogal traditioneel. Veel van die cartooneske schilderijen met grimassende mannetjes. Ik hoop nu met een aantal jonge kunstenaars samen te werken en zo te ontdekken of daar ook een alternatief, underground kunstcircuit bestaat. Zo niet? Dan kan ik ze misschien op ideeën brengen.”

www.flickr.com/cathelijnvangoor

‘Die brute Zuidooststijl, maar met meer variatie’

Het Parool / PSKunst (25 juli 2012)

Productietrio Raven Bros. maakt de beats voor de meest succesvolle hiphopgroepen uit Amsterdam-Zuidoost. Twee keer won Raven Bros. de Grote Prijs van Nederland. Nu werkt het trio aan de derde. En een kunstproject bij het Centraal Station.

DANIËL BERTINA

Timon Raven (1982) verontschuldigt zich voor de zooi. Een klein jaar geleden streek het productietrio Raven Bros. neer in de wijk Florijn in Zuidoost en bouwde hier een nieuwe studio: het Ravennest. Overal staan nog stapels dozen en slingert huisraad, behalve in de brandschone studio. Want daar wordt gewerkt. “Eerst zaten we in de Kolenkitbuurt in West,” zegt zijn broer Milan (1980). “Maar twee jaar geleden werd er ingebroken en al onze computers werden gejat. Met muziek en al.”

Naast de twee broers wordt het Raven Bros. trio aangevuld met een derde ‘geadopteerde‘ Raven Brother, Jacob Lucas (1987). De Raven Bros. zijn verantwoordelijk voor de muziek van een aantal van de meest succesvolle hiphopgroepen uit Amsterdam Zuidoost, en speelden een grote rol in de ontwikkeling van de grimmige Zuidoost hiphopstijl. Met hun nieuwe hiphopact Free Quincy proberen ze nu voor de derde keer de Grote Prijs van Nederland te winnen.

In 2008 waren het rappers M.O. & Brakko die met de muziek van het productieteam met de prijs naar huis gingen, en een jaar later wonnen Dret & Krulle met de Grote Prijs van Nederland, mede dankzij een aantal Raven Bros. beats. Free Quincy is de eerste groep die door het trio zelf werd samengesteld. Rapper Ell-i-dee was al een bekende uit de buurt, en Mizztamizzo werd ontdekt via het online hiphopplatform 101Barz. De Raven Bros. vroegen deze twee rappers om een smoel te geven aan een stel van hun nieuwe tracks. Dat werd Free Quincy.

Timon: “We wilden nu eens een keer niet alleen in opdracht werken, maar zélf een supergroep maken. Niet alleen in die brute Zuidooststijl, maar meer muzikaliteit en variatie. Het is het geluid van de 21e eeuw, heel eclectisch.” Jacob Lucas knikt. Hij staat als dj met Free Quincy op de planken: “Nu werken we hard aan onze liveshow voor de halve finale in Paradiso op 30 augustus, want die moet écht knallen.”

Vier jaar geleden kwam Lucas de twee broers versterken: “Ik kende hun werk en had al eerder wat muziek gemaakt met Brakko. We zijn toen gewoon een keertje gaan jammen. Het eerste nummer wat we maakten was Verder, dat later de undergroundhit werd van Dret & Krulle. Dus dat zat gelijk goed.”

[youtube width=”605″ height=”490″]http://www.youtube.com/watch?v=Px-My0QDOqI[/youtube]

Alledrie zijn autodidact. Als tieners begonnen ze spelenderwijs zelf hiphop te maken, in navolging van hun grote helden Dr. Dre, DJ Premier, RZA en Pete Rock. Jacob: “Mijn vader is jazzproducer en op m’n twaalfde gaf hij me al het muziekprogramma Pro Tools. Jarenlang zat ik in m’n eentje beats te maken.” Milan en Timon Raven: “Toen we een jaar of tien waren gingen we al op de piano aan de slag. En op de Playstation had je een spelletje waarbij je muziekfragmenten achter elkaar kon zetten. Zo zijn we verder gaan knutselen.”

Timon: “Toen we op een gegeven moment iets aardigs in elkaar hadden gedraaid kwam rapper M.O. erbij, en stonden we urenlang in de woonkamer te freestylen. M.O. bracht Brakko mee en zo is het balletje gaan rollen. Dat was tien jaar geleden. Jacob is als fanatieke dj en beatmaker de hiphoppurist van ons drieën. Ik ben de allround muzikant, en Milan houdt zich nu voornamelijk bezig als mixer en engineer.”

Naast de hiphop maakte het drietal muziek voor de film De snorrenclub, als onderdeel van het 48 Hour filmproject, en de dansfilm Rehearsal 101 van Het Nationaal Ballet. Timon: “Voor die dansfilm hebben we het geluid van de spitzen en klassieke muziek gesampled en langzaam laten veranderen in een superzware hiphopbeat.”

Momenteel werken de Raven Bros. aan een kunstproject onder leiding van de legendarische performancekunstenaar Moniek Toebosch, dat moet verschijnen in de nieuwe busterminal achter het Centraal Station. Voor dit geluidskunstwerk maken Toebosch en de Raven Bros. meer dan honderd spannende geluidseffecten – van synthesizerpiepjes tot vervormde omgevingsgeluiden – die door middel van gerichte speakers op onverwachte plaatsen in de terminal te horen zullen zijn. Een computerprogramma maakt steeds een nieuwe compositie van ritmes en geluidspatronen. “Het project is nog érg under construction,” zegt Timon. “Maar het is een geweldige uitdaging.” Toebosch was op één van de Raven Bros. nummers gestuit, de hiphopkraker Inshallah door M.O. & Brakko, en ze was ook erg onder de indruk door de bizarre videoclip, waarin de Bijlmerrappers in bedoeïenkleding een plotselinge zandstorm door Zuidoost trotseren. Timon lacht: “Ik denk dat ze dacht: die gasten zijn gék, die moet ik hebben.”

[youtube width=”605″ height=”490″]http://www.youtube.com/watch?v=q6t-2Gh_br0[/youtube]

Een groot deel van het hiphoptalent uit Zuidoost zat op de Open Scholengemeenschap Bijlmer, zo ook de Raven Bros. Nog steeds werken ze voornamelijk met hun oude schoolvrienden en geestverwanten uit de buurt. Timon: “We worden veel benaderd door rappers uit de rest van het land, maar we werken het liefst met onze buurjongens.” Artiesten uit de mainstream Nederpop hebben zich nog niet gemeld voor een Raven Bros. productieklus. Jacob: “Jantje Smit? Nee, daar willen wij als Raven Bros. niet mee geassocieerd worden.” Milan lacht: “Dat is toch een uitdaging? Jantje Smit mag me altijd bellen.”

www.ravenbros.nl

De magistrale beeldenstroom van William Kentridge

JHM Magazine (nr, 2 jaargang 21, juli-november 2012)

Het JHM presenteert de eerste tentoonstelling van de Zuid-Afrikaanse kunstenaar William Kentridge in Nederland. Zijn magistrale kunstwerk Black Box / Chambre Noire vertelt een huiveringwekkend verhaal over de eerste volkerenmoord van de twintigste eeuw.

 DANIËL BERTINA

Gewapend met knuppels slaan twee donkere schimmenfiguurtjes elkaar de hersens in. En vervolgens een derde slachtoffer, knielend en ongewapend, die na de klappen in stukken uiteenspat. Op de achtergrond is muziek van Mozart te horen. De figuurtjes veranderen in jaknikkers, pompen olie uit de aarde, en het beeld verandert weer terug naar de rammende mannetjes met hun knuppels. Dit is één van vele ontregelende fragmenten uit Black Box / Chambre Noire: een magistraal multimediakunstwerk van de Zuid-Afrikaanse kunstenaar William Kentridge (Johannesburg, 1955). Nu te zien in het JHM, voor het eerst in Nederland.

“We wilden al heel lang iets doen met het werk van Kentridge,” vertelt conservator Mirjam Knotter. “Zijn rondreizende tentoonstelling Five Themes werd door verschillende collega’s bezocht en maakte grote indruk. Hij is een geweldige, internationaal gerespecteerde kunstenaar, maar niet erg bekend in Nederland. Het werd onze missie om zijn kunst naar het JHM te halen.” Dat werd de multimedia-installatie Black Box / Chambre Noire. Een werk uit 2005, dat Kentridge maakte in opdracht van Deutsche Bank en de Solomon R. Guggenheim Foundation. Het Stedelijk Museum was ook al een tijd bezig met een tentoonstelling van zijn werk, vertelt Knotter. “Die stond vorig jaar gepland, maar vanwege de verbouwing kon die expositie niet doorgaan. Onze tentoonstelling is de eerste keer dat zijn werk in een Nederlands museum wordt getoond. Daar zijn we erg trots op.”

In Black Box / Chambre Noire richt Kentridge zich op een tragische gebeurtenis, die door de Verenigde Naties werd aangemerkt als eerste genocide van de twintigste eeuw: de moord op duizenden leden van de Herero- en Namavolken in Zuidwest Afrika. In 1885 werd het gebied – wat nu Namibië heet – deel van het Duitse protectoraat. In reactie op de landroof en uitbuiting kwam in 1904 de bevolking in het geweer tegen de Duitse kolonisten. De opstand was succesvol. Tot grote woede van de Duitse keizer; die de meedogenloze generaal Lothar von Trotha inschakelde om de opstandelingen te verpletteren. Het Duitse legioen richtte een slachting aan, waarbij naar schatting driekwart van de Herero’s en Nama’s de dood vonden: circa 80.000 mensen. Een deel stierf door direct geweld, de rest werd de woestijn ingedreven en bezweek aan het extreme klimaat.

Black Box / Chambre Noire is een mechanisch miniatuurtheater van hout en papier, geheel aangestuurd door computers. Daarin ‘vertellen’ zes geautomatiseerde figuurtjes in 21 minuten het verhaal van de genocide tegen de achtergrond van dynamische beeld- en videoprojecties. Het werk is opgebouwd uit vele beeldlagen, die elk tot in waanzinnig detail zijn uitgewerkt. Naast Kentridges tekeningen en animaties komen talloze archiefbeelden voorbij: fragmenten van oude krantenknipsels en ansichtkaarten van Afrika, collegeaantekeningen, foto’s van geketende slaven, grofkorrelige filmbeelden van de neushoornjacht, landkaarten, statistieken over de opbrengsten van de goudmijnen, en de namenlijsten van de slachtoffers. Deze beeldenstroom wordt voortgedreven door de onheilspellende soundscape van componist Phillip Miller.

Naast dit miniatuurtheater toont het JHM in de tentoonstelling ook 50 houtskooltekeningen die Kentridge maakte ter voorbereiding van het werk, en twee animatiefilms uit zijn eerdere werkperiode: Felix in Exile (1994) en The History of the Main Complaint (1996). Zo ontstaat een breder beeld van de artistieke context waarbinnen het werk is gemaakt.

De 21 minuten in Black Box / Chambre Noire zijn heel intens, zegt Knotter. “Ook al begrijp je in die beeldenstroom soms lang niet alles wat je voor ogen krijgt. Hoe meer je je erin verdiept, des te meer waardering en respect het werk afdwingt. Je voelt dat over àlles is nagedacht. Het werk van Kentridge is zeer politiek geladen, maar niet op een drammerige manier. Hij is zich pijnlijk bewust van de inktzwarte kanten van de geschiedenis. En vooral van die delen van de geschiedenis die hem persoonlijk raken; als kind van joodse immigranten én als Zuid-Afrikaans staatsburger. Daarbij lijkt hij niets te veroordelen. Hij observeert niet alleen de moorddadige gevolgen van het Duitse kolonialisme en imperialisme, maar ook de dubieuze rol van zijn thuisland. Want ná de genocide heeft Zuid-Afrika die regio nog jarenlang met harde hand geregeerd.”

Het idee voor Black Box / Chambre Noire ontstond toen Kentridge werkte aan de enscenering van Mozarts opera Die Zauberflöte, die in 2005 in première ging in Brussel. Hij ontdekte dat een theatermaquette een unieke vorm bood om al zijn verschillende kunstvormen te combineren: collage, poppenspel, houtskooltekeningen, stop-motion animatie, theater, opera, film en fotografie. Het resultaat is een ongrijpbaar, subtiel en gelaagd kunstwerk.

De titel is veelzeggend voor die gelaagdheid van Kentrigdes werk. De black box is de vluchtdatarecorder in vliegtuigen, die na een crash vaak moet worden teruggevonden om de oorzaak van de ramp te reconstrueren. Kentridge doet dat op een theatrale, poëtische manier. Daarnaar verwijst de tweede betekenis van Black Box / Chambre Noire: een theaterruimte met een vlakke vloer en zonder vaste tribuneopstelling, wat woest experiment met tijd en ruimte mogelijk maakt. Tegelijkertijd verwijst de titel ook naar de camera obscura-techniek. Kentridge is gefascineerd door de werking van deze eeuwenoude vorm van lichtprojectie, waarbij door de bundeling van licht in een verduisterde kamer een nieuw beeld van de werkelijkheid ontstaat. Op een vergelijkbare manier probeert Kentridge in zijn kunst altijd te spelen met de blik van de toeschouwer, en vragen op te werpen over de manier waarop we naar de wereld kijken.

William Kentridge stamt uit een zeer politieke, sociaal geëngageerde familie van Litouwse joden. In de vroege jaren van de twintigste eeuw ontvluchtte de familie Kantrovitsj het geweld van de pogroms en eindigde in Zuid-Afrika. In 1908 werd de familienaam verengelst tot het fictieve ‘Kentridge’. Zijn grootvader zat veertig jaar in het Zuid-Afrikaanse parlement, en Kentridges vader was een bevlogen advocaat die het opnam voor de rechten van activisten als Steve Biko en Nelson Mandela. “Ik herinner me zijn grote, oprechte woede over het onrecht dat hij overal om zich heen zag,” vertelt Kentridge in de documentaire William Kentridge: Anything is Possible (2010). “Die woede werd bijna tastbaar. Als kind heeft dat veel indruk op me gemaakt.”

Al jaren is Kentridge gefascineerd door één overkoepelend filosofisch thema, dat in veel van zijn werk terugkomt: hoe kan het, dat de vrijzinnige en emanciperende idealen van de Verlichting zo vaak zijn misbruikt om de gruwelijkste misdaden te begaan? Die vraag ligt ook ten grondslag aan Black Box / Chambre Noire. In voorbereiding voor de opvoering van Die Zauberflöte – Mozarts meesterwerk, geïnspireerd op de principes van de Verlichting – stuitte Kentridge op een opname uit 1937. Een muziekfragment uit het tweede bedrijf, waarin de strijd tussen licht en duisternis en de verbroedering der mensen wordt bezongen, gespeeld voor een voltallig Berlijns nazipubliek. In Black Box / Chambre Noire komt het krakende fragment een aantal keer terug. Kentridge vertelt hierover, later in de documentaire: “Als die muziek niet zo mooi en verleidelijk zou zijn geweest had ik het gewoon kunnen negeren. Maar ik werd erdoor gegrepen, terwijl ik de onmogelijkheid van die oorspronkelijke situatie voelde. Dat werd het startpunt van Black Box / Chambre Noire.”

In eerste instantie richt het kunstwerk zich op de massamoord in Namibië, zegt Kotter. “Het is een huiveringwekkend geheel. Maar het werk verwijst natuurlijk ook naar de verwoesting die nog zou komen: de Sjoa. “Hoewel het verleidelijk is om alles te benoemen, hebben we er voor gewaakt om niet teveel uit te leggen. Want het risico is dat je daarmee de pure, associatieve werking van het kunstwerk ondermijnt. Black Box / Chambre Noire moet je vooral ondergáán. Bovendien heeft Kentridge zélf nooit zoveel over zijn tekeningen losgelaten. Zoals hij zegt, aan het begin van een van zijn lezingen: My job is to make art. Not to make sense.”

William Kentridge maakte Black Box / Chambre Noire in 2005 in opdracht van de Deutsche Bank in samenspraak met de Solomon R. Guggenheim Foundation voor het Deutsche Guggenheim. William Kentridge: Black Box / Chambre Noire is te zien van 16 juli t/m 25 november 2012.

55 kunstexplosies voor alle zintuigen

Het Parool / Kunst & Media (24 juli 2012)

Kunstorganisatie Fatform verovert met 55 geestverwanten een verlaten parkeergarage in Amsterdam-Zuidoost. De groepstentoonstelling PRESENT FOREVER, 55 Contemporary Dutch Artists opent zaterdag.

DANIËL BERTINA

Twee jaar geleden ging Fatform van start: een kunstproject, rooftop party en vrijstaatje op het dak van winkelcentrum Kraaiennest in Amsterdam-Zuidoost, opgezet door het anarchistische kunstenaarscollectief Fuck en productiebedrijf Vinger.nl. In de zomermaanden organiseerden ze hier rauwe exposities met experimentele (video)kunst, installaties, performances, debatten, mode, schilderkunst, sculpturen en hiphopshows.

Onlangs is FATFORM een paar honderd meter opgeschoven. De nieuwe incarnatie huist nu in garage Klieverink en het aangrenzende kantoorgebouw. Omringd door grauwe modernistische Bijlmerflats, hypermoderne nieuwbouw, de Djame Masdjied Taibah moskee, een leegstaand winkelcentrum en metrostation Kraaiennest.

Zaterdag 28 juli opent hier Present forever: een enorme groepstentoonstelling van 55 cutting edge hedendaagse kunstenaars waaronder Natasja Kensmil, Jonas Ohlsson, John Körmeling, Job Koelewijn en Erik Matthijssen, uitgesmeerd over ruim 3500 vierkante meter parkeergarage. Kunstenaars Daniela Bershan, Ad de Jong en kunsthistoricus Manuel Klappe stelden de tentoonstelling samen, die werd ingericht door ontwerper Bas Oudt. Present forever is vanaf 28 juli tot en met 30 september te bezoeken.

Bershan: “We hebben al onze kunstenaars uitgedaagd om een fysiek kunstwerk te presenteren dat zo dicht mogelijk raakt aan hun puurste, meest radicale drijfveer om kunst te maken. De essentie van hun praktijk. En die radicaliteit, die voel je als kijker.” De Jong haakt in: “Binnen die opdracht hebben we ze geprobeerd zo veel mogelijk aan te moedigen om nóg meer tot de kern te komen.” Bershan: “Als kunstenaars moeten we allemaal in dat zwarte gat durven springen.”

Beiden komen nauwelijks boven het schelle kabaal uit. Parkeergarage Klieverink galmt als een kerk, want er wordt hard gewerkt. In teams werken de kunstenaars, hun assistenten en tientallen vrijwilligers zich in het zweet om Present forever op tijd af te krijgen.

“Deze ruimte is toch een droom voor elke beeldhouwer?!” roept De Jong. Hij is geestesvader van kunstruimte W139, en was twee jaar geleden één van de organisatoren van Beeld Hal Werk, een vergelijkbaar immense groepstentoonstelling in een verlaten fabriekshal in Amsterdam-Noord. “We zijn mijlenver verwijderd van de huidige benauwende museumpraktijk,” gaat De Jong verder. “Dat spreekt me heel erg aan. Fatform speelt zich af middenin de publieke ruimte, en ook de schaal is enorm. Dat maakt een puur visueel, direct contact tussen de kunst en de bezoekers bijna onvermijdelijk.”

Present forever is een soort stedelijke beeldentuin, verspreid over drie verdiepingen parkeergarage. Nadrukkelijk zonder vaste route, zegt De Jong. “Dat moedigt bezoekers aan om zelf keuzes te maken. Waar wil ik naartoe? Wat wil ik zien? Wat trekt me aan?”

Zoals de dreigende insectachtige sculptuur van voormalig Prix de Rome-basisprijswinnaar Maartje Korstanje van karton en houtlijm, of het geraamte van wrakhout en tl-buizen van Jabu Arnell, dat doet denken aan een aangespoeld scheepswrak. Medewerkers van kunstenaar Maze de Boer zijn bezig om een paar vierkante meter van de grauwe, afgeragde garage weer helemaal in oorspronkelijke staat te restaureren, terwijl een verdieping hoger Sachi Miyachi een houten golfbaan in elkaar timmert. Bershan wijst naar de Mad Max-achtige boomhut van Izaak Zwartjes, hangend aan het plafond. “Kijk, als ik dat zie, dan voel ik me weer een kind, dan wil ik erin klimmen.”

Tussen het beton van de vloer en het lage plafond staan, verspreid door de ruimte, een aantal brede, houten objecten. Hierop komen schilderijen en tekeningen te hangen van onder andere Jos Houweling, Gijs Frieling en Rik Meijers. De objecten fungeren als ankerpunten in de expositie, zichtbaar vanuit elke hoek. In een aantal stalen containers komen een koffiehoek en boekenwinkel. Helemaal onderaan de garage ligt een auto ondersteboven: de donkerblauw glimmende Jaguar van kunstenaar Lotte Geeven die via een verborgen mechaniek heel langzaam rondjes draait, terwijl de felle koplampen als een vuurtoren de ruimte beschijnen. “Deze auto was ooit van een Italiaanse balletdanser,” zegt Geeven. “Dus ik laat ‘m pirouettes draaien, in slow motion.”

De hedendaagse kunst is door de galeries en musea veel teveel ingekapseld, vinden de samenstellers. De Jong: “Té vaak wordt de toeschouwer niet vrijgelaten om te vertrouwen op de eigen ervaring, maar bedolven onder tekst, uitleg en duiding. Dat heeft een averechts effect, en zorgt ervoor dat mensen zich buitengesloten voelen wanneer ze denken dat ze niet ‘snappen’ wat de kunstenaar bedoelt. Maar kunst is niet puur rationeel; het draait om de directe visuele ervaring.”

Bershan: “Present forever is een verzameling van 55 kunstexplosies, gericht op ál je zintuigen. Het is toch veel leuker om te worden uitgedaagd door kunst, dan wanneer alles helemaal is voorgekookt en uitgekauwd?”

Present forever, 55 contemporary Dutch artists opent op zaterdag met muziek en performances. Te zien van 29/7 t/m 30/9, dagelijks geopend van 11.00 tot 19.00 uur. Parkeergarage Klieverink 100B, Amsterdam-Zuidoost. www.fatform.com

 

Life is a game

Last year, I interviewed Finnish artist Pilvi Takala (Helsinki 1981), just months before she won the prestigious  Prix de Rome. Recently I stumbled upon her site. And took a look at her other work, and I was fascinated. Again.

A lot of Takala’s work is based upon intentionally embarassing performances in public spaces. Like candid camera. Armed with hidden camera’s she positions herself in absurd, impossible situations, and captures othes people’s reactions to her shennanigans.  By doing this, her art seems to be playing a game with understandable, human, everyday reactions to absurd, and dreamy situations.

Every little girl it seems, at one point in her life, wants to dress up like a princess. Like Snow White. Talaka is no different. In her performance Real snow white (2009) she dons the iconic Disney outfit, and tries to enter the heavily monitored site op Disneyland Paris. She gets stormed by hordes of childeren, securityguards arrive, and demand that she leave the site immediately. Because she is a ‘fake’ Snow White. Not the real one.

In Players (2010) Takala delves into the world of online internet poker. To my amazement, I have met several people, some considerably younger than me, who make a lot of money playing the game online, on sites like partypoker. Playing the game only a few hours a day, and able to spend huge amounts of money whenever they were offline. I was always envious of that lifestyle.

Takala was equally fascinated by this phenomenon, and for her artwork she delved into the world of a group of (lagerly) Scandinavian guys living in the Aziatic paradise of Bangkok, who are all fanatically committed to the game. Turning every aspect of their lives into a hilarious gamble.

Sometimes, her work evokes a sense of threat. Like Angels, in which Takala, while dressed in a reassuring black tuxedo tries to act as a guardian angel, ‘protecting’ the shoppers in a crowded mall. Picking up items that they have dropped, and placing them back in into their bags, or closely watching customers as they consider buying an item. Ready to help at the drop of a dime, but in doing so, always being percieved as a threat.

In Takala’s world, live is a game. An often absurd game. But one that invites us to play regardless, in any way we choose.

www.pilvitakala.com

De onzichtbare hand, en de cultuur van de aarde

 Mister Motley (16 juni 2012)

DANIËL BERTINA

In 2005 won Lonnie van Brummelen de Prix de Rome voor het derde deel van de 35mm film Grossraum (Borders of Europe), die ze samenwerking met Siebren de Haan maakte. Voor deze editie van Mister Motley vroeg ik de kunstenaars terug te kijken op dit werk, over de grenzen van Europa.

Gewapend met een camera, héél veel tact, doorzettingsvermogen en geduld reisde het kunstenaarsduo Lonnie van Brummelen & Siebren de Haan naar drie zwaarbewaakte buitengrenzen van Europa. Daarfilmden ze het dagelijkse grensverkeer in Hrebenne (tussen Polen en Oekraïne), bij de grenspost in Ceuta (de Spaanse enclave in Noord-Marokko) en op het verscheurde Lefkosia op het Turks-Griekse eiland Cyprus. Allemaal in prachtig verstilde, panoramische 35mm shots.

Dit leidde tot de driedelige film Grossraum (Borders of Europe), en een publicatie getiteld The Formal Trajectory. Hierin vertellen de kunstenaars over de totstandkoming van de films, ze tonen het subtiele verslag van hun officiële pogingen om de grensgebieden te mogen filmen, en beschrijven de merkwaardige situaties die ze in elk grensgebied aantroffen. Het werk werd aangekocht door het Museum of Modern Art in New York, Stoschek Sammlung Düsseldorf en de Collectie Dommering.

Toen Grossraum (Borders of Europe) voor het eerst werd getoond was de economische crisis nog niet losgebarsten, en stond Europa er heel anders voor. De grenzen worden nu misschien nog wel verdedigd, maar Fort Europa lijkt nu van binnen uit elkaar te vallen. Hoe kijken jullie terug op het werk?…

Lonnie van Brummelen & Siebren de Haan (LB&SH): “Onze interesse in Europa’s grenzen kwam voort uit verbazing over de Europese dubbele moraal. Misschien kunnen we deze duidelijk maken aan de hand van een voorbeeld uit Nederland Enkele jaren geleden werd bekend, dat de meerderheid van de pensioenfondsen, waaraan iedere werknemer wettelijk verplicht is bij te dragen, hun middelen investeerden in bedrijven die clusterbommen en landmijnen produceerden, en kinderen te werk stelden. Sociale zekerheid van het eigen volk, werd (en wordt nog steeds) in stand gehouden door uitbuiting en oorlog op andere plaatsen ter wereld. Deze dubbele moraal lijkt symptomatisch. Europa profileert zich als hoeder van de Verlichting, tegelijkertijd is het een gehaaide speler op de wereldmarkt met vele materiële belangen die behartigd worden. Wij vroegen ons destijds af: wat is Europa méér dan een omheind gebied met een gedeelde economie?

De crisis heeft ook Europa’s positie als politieke macht ondergraven. Als Azië aan Europa denkt, denkt het alleen nog aan besluiteloosheid en vertraging. Want door het falen van Europa als economische eenheid, wordt het ontbreken van een gedeelde cultuur en gemeenschapszin nog nijpender dan voorheen. Grossraum laat zien dat de identiteit van Europa niet eenduidig afgebakend is, maar lokaal verschillend en veranderlijk. In het landschap is alles met elkaar verbonden. Culturen en geschiedenissen overlappen elkaar, en er wordt voortdurend gependeld tussen verschillende domeinen die de strikte grenspolitiek ondermijnen.”

Zijn Europa en haar grenzen nog steeds een onderwerp in jullie kunst?…

LB&SH: “We hebben een aantal werken gemaakt over Europa’s geografische, economische en culturele grenzen. Naast Grossraum (Borders of Europe), de verfilming van Europa’s grenslandschappen, doet Monument of Sugar (2007) verslag van onze pogingen om de Europese handelsbarrière voor suikerimporten te omzeilen door suiker als kunstwerk Europa binnen te voeren. Monument to Another Man’s Fatherland (2008-2012) verkent het culturele grensgebied Eurazië en laat zien hoe culturen migreren en samenvloeien.

Op dit moment zijn we bezig met een film die de weerslag van de openstelling van Europa’s grenzen laat zien op lokale boeren, tuinders en vissers. Hoe is het leven en werk van deze zogeheten primaire beroepen, vaak kleine familiebedrijven, de afgelopen jaren onder invloed van het wegvallen van grenzen en de globalisering van de handel veranderd? We laten zien hoe een onzichtbare hand de werkende klasse dwingt om over grenzen te gaan, zowel fysieke als immateriële grenzen, eigen en andermans grenzen.”

Bij het zien van Grossraum (Borders of Europe) werd ik getroffen door de absurditeit van die grenzen. In veel Europese landen heeft de overheid door wanbeleid en privatisering steeds meer autoriteit verloren. Denken jullie dat de grenzen van Europa uiteindelijk zullen verdwijnen, of in de toekomst juist nog feller zullen worden verdedigd?…

LB&SH: “We spraken recentelijk een Poolse visser die zijn land moest verlaten omdat de Poolse vloot nauwelijks visrechten toebedeeld kreeg bij hun toetreding tot de Europese Unie. Nu vaart hij mee op een Urker visserskotter – omdat net als tuinders ook Nederlandse vissers steeds moeilijker personeel kunnen vinden. De zonen zien vaak geen toekomst meer in het familiebedrijf en kiezen een ander beroep. De Poolse visser vertelde ons: “In de vorige eeuw werd alles groter en groter, maar in de toekomst zullen er alleen nog kleine vissersboten zijn. Al het grote gaat verdwijnen. Het is niet langer rendabel. De modellen moeten worden herzien.”

We denken dat dit niet alleen op de visserij betrekking heeft maar dat schaalverkleining op meerdere gebieden zal inzetten. Grote bestuurlijke lichamen zoals Europa blijken weinig slagkrachtig. Ze stoten steeds vaker op de grenzen van de democratie. Als iedereen het recht heeft een veto uit te spreken, en vooral zijn eigen belangen behartigt, kunnen er nauwelijks nog gezamenlijk beslissingen worden genomen. Als we in staat zijn het economische dictaat te vervangen voor een cultureel perspectief, zonder dat Europa een museum wordt, zijn er wél mogelijkheden.”

Ik werd eigenlijk heel vrolijk van Grossraum (Borders of Europe), ondanks de doffe armoede. De mensen lijken zich weinig van die grenzen aan te trekken. Zoals in de opnames van Ceuta, waar mannen vrolijk pakketjes over het prikkeldraad smijten. Het ziet er hoopvol uit; het leven lijkt altijd een weg te vinden. Was dat thema een bewuste keuze?…

LB&SH: “Tijdens ons onderzoek ontdekten we dat de Europese grenzen niet zo hermetisch zijn als ze op papier lijken. De grensgebieden bevatten tussen- en onderhandelingsruimtes die door bewoners en gebruikers van het landschap worden benut. De aanwezigheid van een grens veroorzaakt inderdaad absurde situaties waarachter een grote tragiek schuilgaat. Deze tragiek blijft doorgaans verborgen, maar in de films kan er een glimp van worden opgevangen, wanneer handelaren zakken met koopwaar over hekken van de Spaans/Marokkaanse grens gooien om invoerrechten te omzeilen, of wanneer werknemers massaal in de vroege ochtend de grens tussen Turks en Grieks-Cyprus oversteken omdat Grieks-Cypriotische werkgevers geen sociale premies hoeven af te dragen voor Turks-Cypriotische werknemers.”

Waarom hebben kozen jullie ervoor om de onderhandelingen – in de publicatie The Formal Trajectory – bij het kunstwerk te betrekken? Waren alleen de beelden niet genoeg?…

LB&SH: “De beelden geven de indruk dat wij als kunstenaars/filmmakers overal in alle vrijheid konden filmen. Met de publicatie wilden we zichtbaar maken dat er een lang traject van onderhandelingen vooraf ging aan de opnamen, en dat niet alles wat we filmden, of wilden filmen, was toegestaan. Soms keken militairen of smokkelaars over onze schouders mee. De toestemmingsprocedures en het aanwezig zijn in de grensgebieden gaf ons inzicht in de culturele betrekkingen tussen Europa en haar buurlanden. Zo merkten we tijdens de onderhandelingen met de Poolse autoriteiten dat deze zich bijzonder inspanden om de relatie met het buurland Oekraïne goed te houden. We kregen in eerste instantie van hen geen toestemming om het Oekraïense landschap aan de andere zijde van de grens te filmen. Al bleven we met onze camera op Pools grondgebied, we moesten van de Poolse autoriteiten toch toestemming vragen van de Oekraïense autoriteiten om het grenslandschap te filmen. Deze voorzichtigheid bleek mede voort te komen uit het feit dat Polen na de Tweede Wereldoorlog 200 kilometer naar het westen werd opgeschoven. Wat nu Pools gebied is, was dus nog niet zo lang geleden Oekraïens. Veel Polen hebben nog altijd familieleden in de Oekraïne.”

In Grossraum (Borders of Europe) hebben jullie, letterlijk en figuurlijk, de grenzen van Europa gezocht. Die grenzen schuiven steeds verder op, maar worden ook steeds strenger bewaakt. Is dat ook een metafoor voor de hedendaagse kunstpraktijk, waarbij veel makers behoorlijk op ‘safe’ spelen: hun grenzen opzoeken en die veiligstellen?… 

LB&SH: “Zo hebben we dat zelf nooit gezien. Wat ons wel opviel en opvalt, is dat er een schisma lijkt te zijn tussen kunst die meer op esthetiek gericht is, en kunst die een maatschappelijke interesse heeft. Voor ons zijn de domeinen van esthetiek en politiek meer met elkaar verbonden. Met een werk als Grossraum (Borders of Europe), waarin politieke landschappen worden afgetast alsof het geschilderde tableaus zijn, en een publicatie, bestaande uit brieven en een verslag van wat zich achter de camera afspeelde, wilden we laten zien dat deze twee benaderingen minder ver van elkaar verwijderd zijn dan het lijkt. Pendelen van het ene naar het andere domein is mogelijk, en noodzakelijk.”

Eén van jullie recente projecten, Monument to Another Man’s Fatherland, stelt vragen over de manier waarop cultuur wordt overgedragen, en de machtsverhoudingen die daaraan ten grondslag liggen. Jullie lanceerden een uitbreiding van dit werk in de tentooonstelling Wit Dazzled Epigonos bij Motive Gallery. Wat proberen jullie in dit werk te laten zien?…

LB&SH:Monument to Another Man’s Fatherland bestaat uit verschillende delen, die allen vertrekken vanuit het Pergamon Altaar. Dit altaar werd rond 200 voor Christus door de Pergamesen gebouwd in een soort barokke Griekse stijl, nabij Izmir in het huidige Turkije, om een overwinning op de Kelten te vieren. Het werd in de 19e eeuw naar Duitsland vervoerd, ingelijfd bij het Pruisische cultuurbezit en staat nog altijd in Berlijn. Ons fascineerde de hybride identiteit van dit gemigreerde culturele object, dat in het Pergamonmuseum in Berlijn wordt getoond als ‘een van de fundamenten van de westerse beschaving’.

[youtube width=”605″ height=”490″]http://www.youtube.com/watch?v=nsr0OPZUaMk[/youtube]

In eerste instantie benaderden we het Pergamonmuseum om te onderzoeken of we met hen konden samenwerken, om in het museum de verplaatsing en culturele dubbelzinnigheid van het altaar aan te kaarten. Het museum was echter bang dat ons project het debat over de eventuele terugkeer van het altaar naar de oorspronkelijke locatie zou aanwakkeren, en weigerde mee te werken. Dit leidde tot een aantal werken waarin we het Pergamon Altaar opvoeren, zonder dat het fysiek aanwezig is. Zo reconstrueerden we de fries – het verhalende beeldhouwwerk rond het altaar – op basis van foto’s uit een aantal boeken, die we verwerken tot een 35mm film. In een ander werk vroegen we Turkse mannen en vrouwen tussen de 20 en 30 jaar, die naar Duitsland wilden migreren en een inburgeringcursus volgden aan het Goethe Instituut in Istanbul, om de mythische strijd tussen goden en giganten na te vertellen die op de fries is afgebeeld. Bij Motive Gallery lieten we naast deze delen die we al eerder maakten, ook een verfilming zien van het landschap dat achterbleef nadat het monument verwijderd was.

Een Turkse benadering van materieel cultureel erfgoed is ‘topragin kültürü’ (de cultuur van de aarde). Deze benadering bepleit de continuering van geheugen, niet in de geest van een afgebakende (etnische) groep, maar in de geest van een plaats. We zijn teruggegaan naar de plaats waar het Pergamon Altaar gebouwd werd, om deze cultuur van de aarde ter plekke te traceren. De film wisselt tussen twee assen van waarneming. Soms is de camera geabsorbeerd door afwezigheid, en volgt zij vegetatie en overwoekerde brokstukken. Op andere momenten wordt de Acropolis van Pergamon gebruikt als panoramapunt, van waaruit omringende inerte landmassa’s opdoemen. De film is opgenomen op een winderige dag, waardoor wolken schaduwen projecteren en de takken van bomen zwiepen.”

Gezien de recente ontwikkelingen in Europa – van de sociale uitholling, reacties als de Occupybeweging, tot het (dreigende) failliet van landen als Portugal en Griekenland – wat zou nu een interessant actueel kunstproject over Europa kunnen zijn? Zien jullie genoeg engagement met de huidige situatie in Europa bij collega kunstenaars? Wie zijn jullie hedendaagse artistieke ‘geestverwanten’?…

LB&SH: “We denken dat er sprake is van een crisis van beeldvorming. Hieraan kunnen kunstenaars een bijdrage leveren. Hoe kunnen nuances die onder invloed van populistische politiek en media uit het debat lijken te verdwijnen weer zichtbaar worden gemaakt? Hoe kan de wereld opnieuw begrepen worden als een ruimte die méér inhoudt dan een eigendomsdomein van en voor een bepaalde groep mensen? We zien dat ook hedendaagse collega’s met deze problemen worstelen. Onze ‘geestverwanten’ zijn filmmakers, onderzoekers en denkers van alle tijden, die de scheidingen van het denken proberen te trotseren. Dit kunnen ook personen zijn als smokkelaars, soldaten, boeren of vissers, die we tijdens ons veldwerk tegenkomen. Deze rol is voor ons niet voorbehouden aan kunstenaarcollega’s uit de huidige tijd.”

Kunst kan actuele problemen aan de kaak stellen. Maar kan het ook een stap verder gaan? Denken jullie dat kunst ook een wezenlijke invloed kan hebben op ‘ongrijpbare’ grote processen, zoals de gevolgen van internationale handelsverdragen, migratie of scheve economische verhoudingen?…

LB&SH: “Vaak wordt gezegd dat kunst de wereld niet kan veranderen, maar wat wordt in deze redenering als verandering begrepen? Kunst kan dilemma’s zichtbaar maken, en ertoe aanzetten om anders over de wereld te denken. Is de wereld niet al veranderd, als we hem anders leren zien?”

Kunstenaars met een hotel

Het Parool / Kunst & Media (12 juli 2012)

De Amsterdamse kunstenaars Michel Mulder en Sofie Sleumer verlieten de chaos van de stad en begonnen een eigenzinnig hotel op een eeuwenoud Frans landgoed.

tekst DANIËL BERTINA foto ISABEL NABUURS

Kunstenaars Sofie Sleumer (1985) en Michel Mulder (1976) zitten op een muurtje, in de zon, op hun eigen Franse landgoed: D’une île. Ze zijn nog steeds gek op Amsterdam. Mulder: “Maar in de dagelijkse sleur ben je vooral bezig met je fiets ergens in een rek te proppen. Ik werd er gék van om altijd en overal ruimte te moeten bevechten. Je leeft krankzinnig dicht op elkaar, terwijl de wereld zó groot is.” Sleumer haalt diep adem: “Het eerste wat me hier opviel, is de lucht. Zoveel schoner en vrijer.”

Sinds maart pachten Sleumer en Mulder een idyllisch, eeuwenoud landgoed in Le Perche, een natuurgebied 150 kilometer ten zuidwesten van Parijs, in het zuiden van Normandië. De vier vrijstaande gebouwen bevatten negen volledig gerestaureerde appartementen, gelegen op een lap van meer dan zeven hectare grond met landerijen, bos, een beek en een vennetje. D’une île noemen ze het. Sleumer: “Een eiland in de tijd waar allemaal goede energie samenvloeit, en waar mensen in goed gezelschap zich weer helemaal kunnen opladen.”

In 2008 studeerde Sleumer af aan de Amsterdam Fashion Institute en werkt sindsdien als allround vormgever. Vorig jaar ontwierp zij voor Hotel The Exchange aan het Damrak twee eigenzinnige hotelkamers. Mulder studeerde een blauwe maandag aan de Gerrit Rietveld Academie, maakte geluidsinstallaties en beeldende kunst, en deed met zijn bandje Lee Mason een serieuze gooi naar het muzikantenbestaan. Na een finaleplaats in de Grote Prijs van Nederland 2010 bleef de roem uit. Hij werkte nog een tijdje als componist voor Warner Brothers.

In D’une île namen Sleumer en Mulder samen de interieurs van de negen appartementen en het café-restaurant onder handen. De golvende witte kalkwitte muren vormen een organisch, warm contrast met het tweedehands vintage meubilair, kunstwerken van Just van der Loos, sfeervolle lampen en het geraamte van massief houten balken tegen het plafond en de muren.

Het was vooral een kwestie van strippen en slopen, zegt Sleumer, terwijl ze trots de kamers laat zien. “Toen we hier begonnen was het vooral veel donker hout, goudverf, nepvarens, kitscherige schilderijen en plastic wijnranken. We hebben al die interieurs eruit gesloopt om tot de ziel van deze plek te komen. In al die eeuwen zijn hier zoveel levens geleefd, en daar zie en voel je nu de sporen van terug.”

Het tweetal bemachtigde het landgoed via de vader van Mulder. Na een lange periode van radiostilte kwamen zeven jaar geleden vader en zoon weer in contact. Pa bleek het landgoed als investering te hebben gekocht. Hij wilde ervan af. Mulder: “Toen ik hier voor het eerst kwam was onze relatie was nog niet zo goed als nu, en ik zag dit vooral als eigendom van mijn vader. Toen ik hier afgelopen september, na jaren, voor de tweede keer was, kwam het idee om hier iets bijzonders te beginnen. Een hotel én een bijzondere ontmoetingsplaats voor creatieve mensen. Als vakantie, maar ook om je even terug te trekken en in alle rust te werken.”

Hoewel D’une île sinds maart een feit is, was het niet van meet of aan een uitgemaakte zaak. Mulder: “Vanaf het begin hebben we dit project heel zakelijk aangepakt, want ik wilde niet alleen maar vertrouwen op goodwill. Ik heb me goed door bevriende juristen, ondernemers en economen laten adviseren en vervolgens een solide ondernemingsplan geschreven. Op basis daarvan heb ik een stel investeerders bij elkaar gezocht en heb mijn plan ingediend. Puur als zakelijk voorstel.”

“Sinds we open zijn draaien we al heel goed. We hebben nog allemaal plannen klaarliggen voor ateliers, een beeldentuin, een permanent zwembad, boomhutten en een bar in de kelder. Maar daarvoor moeten we eerst ons eerste jaar goed door komen.”

Het was een sprong in het diepe, maar Sleumer en Mulder hebben zich met volle overgave teruggetrokken uit de stedelijke ratrace. Sleumer: “We merken dat die gedachte bij veel generatiegenoten leeft. Het stadsleven is slopend, en mensen hebben behoefte aan meer momenten van rust en verstilling. Dat proberen we hier te bieden.”

Mulder knikt: “We zijn niet de enigen. Er zijn in de buurt meer geestverwanten neergestreken zoals theatermakers Collectif kytach of andere idealistische jonge kunstenaars, calvadosstokers, bierbrouwers en levensgenieters. We proberen elkaar te helpen, om hier samen iets moois te ontwikkelen: ik kom bij jou hout hakken en dan kom jij bij mij lassen. Zo zijn we terug bij de ruilhandel.”

www.duneile.com / www.facebook.com/duneile