Corpus Kunstkritiek / Domein voor Kunstkritiek
Voorstelling: Janken en Schieten door Ilay den Boer
Gezien: 23 mei, Festival aan de Werf
Door: Daniël Bertina
Theatermaker Ilay den Boer werkt aan Het Beloofde Feest: een zesdelig (auto)biografisch en documentair theaterproject over zijn worsteling met de Joodse identiteit. Deel twee, Janken en Schieten, toont het wanhopige verlangen naar een thuisland. Benauwend en hartverscheurend.
Een enorm braakliggend sloopterrein aan het spoor, vlakbij Utrecht Centraal. De grond ligt bezaaid met kleine brokstukken steen. Alsof hier ooit een groot gebouw heeft gestaan, nu tot niets kapotgeslagen. Aan de rand staan een paar overblijfselen van de afgebroken muren, ondergespoten met graffiti. Een niemandsland. Er staat een bus, model: aftands met Oostblokdegelijkheid. Theatermaker Ilay den Boer kijkt door de achterruit en rent enthousiast naar buiten om het publiek – een man of tien – te ontmoeten. En zijn tegenspeelster, die uit een zijhoek komt aangefietst. “Hey! Kom naar binnen, ga lekker zitten, leuk dat jullie er zijn!” Ze laat haar fiets vallen en ze vliegen elkaar in de armen. Ze zoenen in alle hevigheid, terwijl het publiek voorzichtig de bus in schuifelt. Een totaal andere wereld in.
Want met deze bus ontvluchtte Ilays oma in de Tweede Wereldoorlog de afgrijselijke moordpartijen in het getto van Litouwen. Tenminste, dat wordt ons verteld door Ilay, die zich voorstelt en ons hartelijk verwelkomt. In Janken en Schieten neemt hij het publiek mee op de barre tocht die zijn oma maakte. In vijf jaar vluchtte ze van Litouwen naar Israël. Zijn tegenspeelster (in deze uitvoering gespeeld door Jacobien Elffers) blijft opvallend naamloos – wat we te zien krijgen is zijn familieverhaal.
Het Beloofde Land
Janken en Schieten is het tweede deel van Het Beloofde Feest. Dit is een deels autobiografisch, deels documentair, zesdelig theaterproject van theatermaker Ilay den Boer (Jeruzalem, 1986), over zijn worsteling met de Joodse identiteit en geschiedenis. Deze voorliefde voor langlopende, multidisciplinaire theaterprojecten is een signatuur van Stichting Nieuwe Helden. Samen met generatiegenoten Lucas de Man, Marcus Azzini en Bas van Rijnsoever maakt Ilay den Boer deel uit van dit collectief van theatrale geestverwanten. Op zijn rug, zo blijkt na enig zweten, prijkt een tatoeage van het Nieuwe Helden logo.
Op opvallende wijze vervlecht Ilay den Boer zijn eigen familiegeschiedenis met zijn theater. Zo speelde moeder Nava mee in de theatrale bar mitsvah maaltijd Eet Smakelijk (2008), en Ilays vader Gert stond op het podium in Dit is Mijn Vader (2009): een voorstelling over de ingewikkelde relatie tussen een niet-joodse vader en zijn joodse zoon, en de angst voor het antisemitisme. Beide producties werden uitbundig geprezen. Eet Smakelijk werd geselecteerd voor de Officiële Juryselectie van Het Theaterfestival Vlaanderen 2009, Dit is Mijn Vader voor de Officiële Juryselectie van Het Theaterfestival Nederland 2010 en Blind Date – nieuwe theatermakers on tour 2009/2010. Binnen Het Beloofde Feest volgen nog een kindervoorstelling, een locatieproject en een installatie.
Memento’s
Terug naar Janken en Schieten: het verhaal van Ilays oma Sara (inmiddels overleden). Eenmaal in de bus stappen we middenin de geschiedenis. Het hangt vol met memento’s: de ramen zitten vol met familiefoto’s van vader- en moederskant, landkaarten met pijlen en omcirkelde plaatsnamen, krantenknipsels – deels in het Hebreeuws – documentatie en kolommen met statistieken, oude zwart-wit afbeeldingen van executies en vermoorde mensen. En in het midden van de bus een soort altaartje gebouwd van houten kistjes met meer ingelijste foto’s, een laptop met luidsprekers en een muziekprogramma, boeken, elpees en stapels vergeelde dagboeken. Allemaal fragmenten van een pijnlijke familiegeschiedenis. Vijf jaar lang was Ilays oma – toen een jaar of zestien – met nog een tiental anderen in deze bus op de vlucht voor de nazi’s, de haat en het oorlogsgeweld. Totdat ze na de oorlog uitgehongerd, paranoïde en wanhopig van de angst de havenstad Haifa bereikten. Eindelijk veilig in het Beloofde Land vond zij haar thuis. Ze overleefde de hel, maar werd in de loop der jaren als Israëlisch staatsburger steeds nationalistischer en een vurig aanhanger van de geweldspolitiek van haar land. In deze voorstelling probeert Ilay den Boer de motieven van zijn oma te begrijpen en voelbaar te maken. Maar tegelijkertijd worstelt hij met haar latere radicalisme. En dat van zijn geboorteland.
Poppenspeler
Ilay den Boer is een meesterlijke verhalenverteller, die dicht op de huid de meest angstige momenten uit de reis uitspeelt. Dat doet hij op een hele open manier. “Zij speelt nu even mijn oma,” roept hij, terwijl hij naar Jacobien Elffers zwaait. In andere scènes speelt Elffers zijn vriendin. Zelf neemt hij in schetsmatig spel verschillende rollen aan, vaak met niet meer dan mimiek of een kleine verandering van lichaamshouding. Alles komt voorbij: de rabiate antisemieten die zijn oma op haar reis belagen, de SS’er die als een dreigend roofdier door de bus stapt, de uitgehongerde, met luizen bedekte oude man die door het licht van de Chanoeka-kandelaar weer levenslust krijgt, en de andere passagiers die keer op keer de meest extreme doodangsten en euforie hebben moeten doorstaan. De claustrofobie grijpt je naar de strot. Je zit er bovenop, letterlijk en figuurlijk, en het zweet spat in het rond. Den Boer speelt met een bijna hysterische intensiteit die doet denken aan poppenspeler Josef van den Berg in zijn beste jaren. Wegkijken is onmogelijk. Als het gezelschap na al die ellende uiteindelijk vanuit de boot de haven van Haifa ziet liggen – door Den Boer simpel maar prachtig uitgespeeld door uit het schuifdak van de bus te hangen – voelt het als een loutering.
Echt waar?
Op een gegeven moment betrap ik mezelf erop, dat ik het allemaal klakkeloos voor waar gebeurd aanneem. Hoe heeft hij eigenlijk die bus naar Utrecht gekregen? Was die niet achtergelaten, ergens in een Griekse haven voordat oma Sara op de boot stapte? Of heb ik het verkeerd onthouden? Misschien heeft Den Boer het levensverhaal van zijn grootmoeder hier en daar wat geromantiseerd. In de voorstelling wordt echter nergens de suggestie gewerkt dat er twijfel bestaat over de ‘echtheid’ van de bus, de dagboeken, de familiefoto’s en het familieverhaal. De voorwerpen in Janken en Schieten beelden uit wat ze zijn. Het zijn authentieke objecten, die allemaal verwijzen naar een tragisch verleden. Door de kracht van spel en fantasie kan in het theater alles in iets anders worden veranderd, maar in deze voorstelling zijn de mogelijkheden voor afwijkende interpretaties van het getoonde beperkt. Door al deze ‘oorspronkelijkheid’ is de voorstelling zeer overtuigend, en tegelijkertijd benauwend. Maar daardoor komt de klap des te harder aan.
Picknicken op de Gazastrook
Het spel in Janken en Schieten biedt gelukkig een frisse gelaagdheid en nuancering op de dwingende aanwezigheid van al die Geschiedenis. Ruggengraat van de voorstelling is het verhaal van oma Sara, dat in schetsmatige scènes wordt uitgespeeld, alsof het in het hier en nu gebeurt. Dan is er de tweede laag waarin Den Boer ‘zichzelf’ speelt en deze historische fragmenten introduceert met passages uit de dagboeken. Een aantal keer leest hij iets hardop voor, gaat verder in het Hebreeuws, valt plotseling stil, werpt de dagboeken terzijde en duikt weer in een scène uit de geschiedenis. Op deze momenten wordt hij zorgelijk gadegeslagen door zijn tegenspeelster. Eerst liefdevol, maar naarmate de voorstelling vordert met groeiende ergernis en medelijden. Alsof ze steeds meer schrikt van wat ze ziet.
“In Zagreb hielp mijn oma ooit honderden joden aan de nazi’s te ontsnappen,” roept Ilay over de hoofden van de toeschouwers in de richting van zijn tegenspeelster. “Daarvoor kreeg ze in 2000 een onderscheiding van de staat Israël (hij pakt een gouden medaille voorzien van davidster, krans en zwaard). Daarmee zeiden ze: jij bent een moedig mens. Zo iemand die een thuis verdient!” Plotseling rent Elffers de bus uit. Hij valt stil en weet zich even geen houding te geven. Waar het eerste deel van de voorstelling vooral bestond uit zijn woeste monologen, is het na dit sleutelmoment gedaan met de radiostilte van zijn tegenspeler. In plaats van braaf meeknikken en meespelen geeft ze vanaf nu tegengas, elke keer als Ilay probeert het steeds fanatiekere nationalisme van zijn oma te verklaren door de ellende die ze heeft meegemaakt. Dit ontaardt in schreeuwende ruzie over een tabel aan de wand met daarop de aantallen slachtoffers aan Joodse en Palestijnse kant, verdeeld per oorlog en conflict. Elffers dreunt de cijfers op. Het Palestijnse dodenaantal ligt vele malen hoger. “Ja, maar kijk naar het totaal!” krijst Ilay. “In al die oorlogen is zowat de hele Joodse staat vermoord!” “Dat komt omdat je de Tweede Wereldoorlog steeds maar blijft meetellen!” schreeuwt Elffers terug. “Die oma van jouw ging picknicken op de Gazastrook, nadat duizenden mensen daar waren gestorven. Dát schrijft ze ook in die dagboeken!”
Desnoods met geweld
In de zeer ongemakkelijke scène die hierop volgt, wordt de tragiek van het verhaal duidelijk. “Weet je nog toen we in Auschwitz waren?” vraagt Elffers. “Ja, hier heb ik een stuk van het hek, het spoor en het prikkeldraad,” zegt hij, terwijl hij alle drie de voorwerpen in zijn handen klemt. “We stonden daar samen te rouwen, en op een gegeven moment kwam er een groep Israëlische schoolkinderen naast ons staan,” gaat Elffers verder. “Weet je dat nog? En die gingen liedjes zingen, maar dat werden plotseling nationalistische strijdliederen. Dat waren jonge Israëli’s. Wat weten die nog van die oorlog?” De tranen rollen over haar wangen. Zo op een halve meter afstand is dat adembenemend beklemmend. Ilay, met trillende stem: “Als iemand zoals mijn oma zoveel heeft geleden en zo vervolgd is. En die vindt eindelijk een thuis. Dan is het heel goed te begrijpen dat ze dat thuis wil verdedigen – met geweld. Daar moet je soms mensen voor vermoorden.” Zijn tegenspeelster breekt. “Wat ben jij een lelijke Israëlier geworden!” Ze stormt de bus uit. “Je mag nooit mensen vermoorden!” Hij blijft ontredderd achter.
Stenen gooien
De tragiek van het verhaal wordt zo glashelder. Met Janken en Schieten laat Ilay den Boer zien hoe de immense ellende van WOII door zijn geliefde geboorteland Israël, het land waar zijn oma haar redding vond, ook wordt gebruikt voor rechtvaardiging van nieuw geweld. Maar deze prachtige voorstelling wordt nergens drammerig of belerend, want Den Boer laat zien – hoe ongemakkelijk het ook is – dat beide kanten van het conflict pijnlijk, maar ook begrijpelijk en invoelbaar zijn.
Janken en Schieten biedt geen uitkomst voor dat onbenoembare gevoel van wanhoop. Het eindbeeld is dan ook weinig hoopvol. Elffers zit met haar rug naar de bus op een berg stenen in het niemandsland, even verder op het terrein. Ze heeft de Israëlische vlag om haar schouders geslagen. Ilay rent naar buiten en rukt het witte shirt van zijn lijf, kletsnat van het zweet. Hij knoopt het om zijn hoofd als een jonge Palestijnse opstandeling en begint schreeuwend met stenen te gooien. Afwisselend in de richting van de Israëlische vlag en tegen een lege container aan de zijkant van het terrein. Met scherpe knallen vliegen de stenen tegen het staal. Zijn tulband valt af, maar hij blijft smijten, ditmaal als zichzelf. Machteloos, in blinde wanhoop. Jankend valt hij op zijn knieën en strompelt naar zijn tegenspeelster. Zij is nog steeds gehuld in de Israëlische vlag. Hij mag naast haar komen zitten.
Janken en Schieten / Concept en spel: Ilay den Boer / Met: Femke Belmer of Jacobien Elffers / Begeleiding: Eric de Vroedt / Productie: Het Huis van Bourgondië / Co-productie: Over het IJ Festival, de theatermaker (Be)