Achter de schermen van het Nationaal Holocaust Museum

Er wordt hard gewerkt aan de nieuwe inrichting van het Nationaal Holocaust Museum. Vier onderzoekers lichten een tipje van de sluier.

Daniël Bertina / JCK Magazine 2020

Het is een monumentale opgave. Onder leiding van projectleider Annemiek Gringold werkt een klein team binnen het Joods Cultureel Kwartier aan het nieuwe Nationaal Holocaust Museum. Eén museum, verdeeld over twee locaties  – de Hollandsche Schouwburg en de voormalige Hervormde Kweekschool aan de Plantage Middenlaan. Eén van de belangrijkste plekken waar de Sjoa in Nederland in al zijn gruwelijke facetten gestalte kreeg, wordt nu een nieuwe plek voor herdenking, reflectie en educatie. In 2022 gaan de deuren open.

Vijf pijlers

Annemiek Gringold is al vanaf het prille begin bij het proces betrokken. Als projectleider is zij verantwoordelijk voor de grote, inhoudelijke lijn. Gringold: “Het NHM rust op een aantal pijlers. De eerste bestaat uit de ruimtes op de begane grond, in zowel de Hollandsche Schouwburg en de voormalige Hervormde Kweekschool. Bijna het hele spectrum van de geschiedenis heeft zich in deze twee gebouwen voltrokken. De Hollandsche Schouwburg was een plek van arrestatie, verraad en deportatie – de Kweekschool een plek van verzet, medemenselijkheid en hoop. Op de begane grond wordt ingezoomd op deze lokale geschiedenissen, waarbij bezoekers inzicht krijgen in de mensen, die op exact deze plekken een deel van de Sjoa meemaakten. Beide gebouwen zijn eigenlijk de belangrijkste ‘objecten’ in ons museum. Ze vormen een eenheid van tijd, plaats en handeling, en juist dat laatste zet aan tot reflectie, waardoor verleden en heden samenkomen.”

Comfort zone

De tweede pijler is de vaste expositie over de Sjoa in Nederland, binnen de Europese context. Deze is te vinden op de bovenverdiepingen van de Kweekschool. Gringold: “Hier vindt de bezoeker een gelaagde historische expositie, waarin de Sjoa vanuit diverse perspectieven wordt getoond. De beleving van de joodse gemeenschap staat centraal, maar we hebben ook aandacht voor de rol van de daders, verraders en collaborateurs, de omstanders, helpers en verzetslieden. Met dat brede perspectief stappen we buiten de comfort zone van het Joods Historisch Museum, waar de nadruk vooral ligt op het joodse perspectief. Al deze verhalen komen samen.”

Dialoog

Educatie is de derde pijler van het museum, zegt Gringold. “Binnen het JCK is een educatieve methode ontwikkeld, waarbij we heel nadrukkelijk de dialoog zoeken met de bezoeker. Onder leiding van educator Inger Schaap (nu met verlof) worden meerdere educatieprogramma’s ontwikkeld voor verschillende onderwijsniveaus, zowel binnen en buiten de muren van het museum. Daarnaast biedt het NHM straks ook tijdelijke exposities, die verbreding en verdieping zullen bieden, en zoekt het museum het debat met bezoekers over de actualiteit via een divers evenementenprogramma.”

Ongemakkelijk

Gringold: “De Sjoa heeft zich niet in een vacuüm voltrokken, maar de hele Nederlandse samenleving geraakt. Het is een zwaar beladen onderwerp, en deze gitzwarte bladzijdes van onze geschiedenis komen onverbloemd in beeld. Uiteraard willen we dat de beleving van het museum voor iedereen een verrijkende ervaring is, en dat mensen zich hier veilig en welkom voelen. Maar deze geschiedenis is heel ongemakkelijk, dat moet je niet gladstrijken.”

Multimediaal

Astrid Sy is verantwoordelijk voor de inrichting van de begane grond, op beide locaties. Met haar ervaring als historicus en presentator van het tv-programma Andere Tijden, legt ze zich toe op een multimediale manier van geschiedenis vertellen. Sy: “Via een route langs belangrijke plekken krijgt de bezoeker een beeld van wat er in deze gebouwen is gebeurd. We beginnen met een audiovisuele introductie in de Hollandsche Schouwburg. Door middel van projecties, geluid en tekst wordt de geschiedenis van het gebouw tijdens de Sjoa verbeeld. Als bezoeker krijg je zo een idee over waar je je bevindt, hoe de locatie er vroeger uitzag, en wat zich hier heeft afgespeeld.”

“Vervolgens leidt de route naar de theaterzaal. Hier kan de bezoeker, via persoonlijke getuigenissen, de ervaringen van mensen die op deze plek gevangen zaten beluisteren. Het gaat om mannen, vrouwen, kinderen uit alle delen van het land. Zij vertellen over het wachten, de omstandigheden, hun zorgen en angsten. Na een kennismaking met deze plek en de indringende ervaringen, komt de bezoeker bij het monument waar de slachtoffers van de Holocaust uit Nederland worden herdacht. Het Joods Monument (wwww.joodsmonument.nl) gaat hier een plek krijgen – herdenken blijft de kern van de Hollandsche Schouwburg. De tuin achter het monument biedt vervolgens ruimte voor reflectie. Hier wordt gelijk duidelijk, dat deze misdadige geschiedenis zich in hartje Amsterdam heeft afgespeeld. Die bewustwording roept kritische vragen op over wat je zélf gedaan zou hebben, of had kunnen doen.”

Glimp van hoop

De route gaat verder aan de overkant van de straat, in de voormalige Hervormde Kweekschool, die naast de crèche voor joodse kinderen gevestigd was. De Hervormde Kweekschool was een van de ontsnappingsroutes die het verzet gebruikte om de honderden joodse kinderen uit de crèche te laten ‘verdwijnen’ in de onderduik. Sy: “Het perspectief van het kind staat centraal bij de erfafscheiding, waar de kinderen overheen werden getild. Ook het klaslokaal waar de kiem is gelegd voor de samenwerking tussen verzetsgroepen, en de vluchtgang naar de onderduik bieden een glimp van hoop in een heel duistere geschiedenis.”

“Het is ingewikkeld om alle verhalen aansprekend te houden voor een breed publiek. Dat betekent, dat we overwegen om deze op nieuwe manieren weer te geven, bijvoorbeeld via animaties of voiceovers. Het is een zeer complexe klus en ik vind het ook emotioneel zwaar werk. Ik heb een kindje van drie – als ik me realiseer wat zich hier heeft afgespeeld, dan breekt mijn hart. Ook als ik me bedenk wat we nog allemaal moeten doen om het museum gestalte te geven, dan slaat soms de stress wel toe. Maar dit is meest bijzondere project waar ik ooit aan heb gewerkt.”

Menselijke maat

Onderzoekers Esther Göbel en Maarten-Jan Vos houden zich bezig met de vaste opstelling op de bovenverdiepingen. Hier worden alle facetten van Sjoa in Nederland getoond. In deze vaste opstelling staat opnieuw het persoonlijke perspectief centraal, zegt Göbel. “We proberen deze aangrijpende en confronterende geschiedenis ook hier een menselijk gezicht te geven. Momenteel werken we aan een samenstelling van individuele geschiedenissen en getuigenissen in beeld, geluid en tekst. Juist in combinatie met tastbare herinneringen, zoals persoonlijke voorwerpen, egodocumenten en foto’s wordt de menselijke ervaring nog duidelijker. Want een mens is meer dan woorden – ook de manier waarop een overlevende zijn of haar verhaal verteld, en wat mensen hebben achtergelaten biedt inzicht in deze gruwelijke periode. Maar we weten ook, dat van veel slachtoffers weinig tot niets bewaard is gebleven.”

“Door nadruk te leggen op de menselijke maat, breken we door de cijfers heen. We tonen de morele dilemma’s waar mensen mee geconfronteerd werden, en dat beetje handelingsvrijheid dat zij nog hadden. Daardoor krijgt de bezoeker een veel gelaagder beeld van de vervolgingsgeschiedenis. Zo halen we de slachtoffers uit de anonimiteit en wordt hun herinnering in leven gehouden. Tevens biedt het de mogelijkheid om je als bezoeker écht in te leven in de geschiedenis, en jezelf te verhouden tot de duizenden mensen die deze ramp hebben ondergaan. Het is daarmee een van de belangrijkste lagen voor het onderwijs.”

Gewone mensen

Onderzoeker Maarten-Jan Vos richt zich, onder andere, op de manier waarop het nazisme in het NHM wordt verwerkt. Vos: “Binnen het team waren we het er al snel over eens, dat de tentoonstelling incompleet zou zijn zonder aandacht te besteden aan de daders. Want, zonder nazisme geen Sjoa. We gaan dus een aantal betekenisvolle nazi-objecten in de collectie opnemen. Denk daarbij aan vaandels of filmfragmenten, maar ook weerzinwekkende voorbeelden van antisemitische propaganda, of kleine gebruiksobjecten waar de totalitaire nazi-ideologie in doorklinkt. Echter is het van belang om deze te tonen in de juiste context, als specifieke propagandamiddelen die een rol speelden binnen een ideologie van ontmenselijking.”

Vos doet eveneens onderzoek naar de rol van Nederlandse collaborateurs, NSB-ers en SS-vrijwilligers. Het hoort er allemaal bij. Vos: “Daarbij hebben we gekozen om een aantal van deze foute figuren niet alleen in uniform te laten zien. Maar ook als gewone mensen, die afschuwelijke dingen hebben kunnen doen. Dat roept ongemakkelijke vragen op bij de bezoeker. Voor mij als onderzoeker is het een mooie uitdaging om sprekende objecten te vinden, die het thema in één klap neerzetten. Daar ben ik steeds meer in gegroeid. Het is wel nodig om je bewust te zijn van het menselijke leed dat achter alle stoffige documenten, gegevens, objecten en statistieken zit. Het is ontzettend belangrijk dat dit zichtbaar wordt, ook voor komende generaties. Daarom maken we dit museum. Ik ben dankbaar dat ik me daarvoor kan inzetten.”

Waardigheid

Het is lastig om de juiste balans te vinden, zegt Göbel. “Want welke verhalen laten we zien? En zijn deze representatief; doen ze recht aan de honderdduizend landgenoten die zijn vermoord? Worden alle elementen van de tragedie belicht? En hoe krijgt het gruwelijke beeldmateriaal over de Sjoa een plek in de tentoonstelling? We willen de wreedheid niet uit de weg gaan, maar de beelden moeten wél iets toevoegen en geen afbreuk doen aan de menselijke waardigheid van de slachtoffers. Tegelijkertijd is het een inktzwarte periode uit de Nederlandse geschiedenis, die we in alle eerlijkheid willen presenteren.”

Het is heel bijzonder om een bijdrage te kunnen leveren aan dit museum, zegt Göbel. “Uiteindelijk willen we dat bezoeker zelf gaat nadenken over het getoonde, en zich kan herkennen in de ander. Het vermogen jezelf in die ander te zien, de gedeelde menselijkheid te erkennen is cruciaal voor elke samenleving.”

Honderd Jaar Charlotte Salomon

Honderd jaar geleden werd Charlotte Salomon (1917-1943) geboren, één van de meest onnavolgbare, raadselachtige kunstenaars van de twintigste eeuw. Het JHM pakt nu groot uit met een bijzondere tentoonstelling over haar levenswerk Leven? of Theater? Een zangspel, dat voor het eerst integraal getoond zal worden. Een aantal liefhebbers vertellen.

Tekst Daniël Bertina / JCK Magazine 2017

Het is 1938, vlak na de Kristallnacht. Charlotte Salomon (1917-1943) ontvlucht haar geboortestad Berlijn en reist naar haar grootouders in Zuid-Frankrijk. Ze is 22 jaar, en heeft een paar jaar kunstacademie achter de rug. Niemand heeft een vermoeden van haar waanzinnige talent. Als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt, pleegt Charlotte’s grootmoeder zelfmoord. Haar grootvader vertelt Charlotte een gruwelijk familiegeheim: zes familieleden zijn door zelfmoord gestorven, waaronder haar eigen moeder. Depressie zit in haar bloed.

Trance

Met de dreiging van de naderende deportatie in de nek, en voortgedreven door de angst om ook aan depressie ten onder te gaan, pakt Charlotte verf en papier. Als in een trance produceert ze in amper twee jaar tijd ruim 1300 waterverfschilderingen (gouaches), waarin ze haar hele jonge leven probeert uit te drukken: álle sleutelmomenten, intieme ervaringen en pijnlijke details. Na een paar maanden nadenken selecteert ze ongeveer 800 afbeeldingen, en noemt het resultaat Leven? of Theater? – deels zangspel, multimediaal kunstwerk en graphic novel. Een volstrekt uniek kunstwerk. Het is 1942. Een jaar later wordt Charlotte (vijf maanden zwanger) samen met haar echtgenoot Alexander Nagler opgepakt en in Auschwitz vermoord. Charlotte’s vader en stiefmoeder overleven de oorlog in Amsterdamse onderduik, en schenken in 1971 Leven? of Theater? aan het JHM. Sindsdien is het één van de topstukken van het museum, en zijn selecties eruit al vele keren in Nederland en in het buitenland geëxposeerd. Echter is het hele kunstwerk nog nooit in z’n geheel getoond. Honderd jaar na Charlotte’s geboorte komt daar nu verandering in.

Heftige reacties

Conservator Mirjam Knotter: “Het werk van Charlotte lokt heftige reacties uit, en mensen verbinden vaak hele persoonlijke levenservaringen en herinneringen aan haar werk. Het is extreem veelzijdig te interpreteren. Als kunsthistorica heb ik Leven? of Theater? vooral benaderd als fantastisch, virtuoos en gelaagd kunstwerk. Voor Charlotte’s honderdste geboortejaar gaat het JHM groot uitpakken. In de tentoonstelling gaan we álle genummerde gouaches laten zien als totaal geïntegreerd geheel – dat maar nét in de ruimte past. Daarbij hebben we ons gericht op het perspectief van de kunstenaar, en op wat Charlotte zélf over haar werk heeft geschreven. Het is een poging om zo dicht mogelijk bij haar oorspronkelijke visie te komen. En ja, dat blijft bij benadering, want de oorspronkelijke volgorde van de afbeeldingen is verloren gegaan.

Speling van het lot

Toen Judith Belinfante als assistent-conservator in 1971 Leven? of Theater? onder ogen kreeg, werd ze gelijk verliefd. Belinfante: “Met Hans Jaffé – de toenmalige honorair directeur van het JHM – ging ik op bezoek bij de familie Salomon. Op de salontafel stonden vijf rode doosjes met Leven? of Theater? Alles zat door elkaar, dus we hadden geen idee wat we in handen hadden, maar de kwaliteit spatte eraf. Charlotte’s ouders zeiden dat het haar levensgeschiedenis was. In een paar weken tijd heb ik met mijn collega Eva Ornstein-van Slooten toen alle bladen gesorteerd, en in 1972 konden we de eerste 250 gouaches tonen in De Waag. De internationale doorbraak van Charlotte kwam pas in 1981, dankzij een grote expositie in het JHM, de uitgave van Gary Schwartz en de speelfilm van Frans Weisz.”

“Door een speling van het lot is Leven? of Theater? bij het JHM terechtgekomen. Nu is het een van onze grootste schatten. Het museum heeft in de loop der jaren gigantisch veel tijd en energie gestoken in de promotie van Leven? of Theater? als onnavolgbaar kunstwerk. Dat wordt nu gelukkig breed erkend, want het is zoveel méér dan een Holocaustdocument. In 1998 slaagden we er zelfs in om 400 gouaches te tonen in The Royal Academy, Londen – een van de meest prestigieuze kunstmusea ter wereld. Dat is mijn grootste overwinning.”

Tijdloos

Belinfante: “De kracht Charlotte is moeilijk onder woorden te brengen. Een Italiaanse criticus noemde haar onlangs een van de meest raadselachtige kunstenaars van de 20e eeuw. Leven? of Theater? is echter een universeel verhaal van iemand die worstelt met het leven en op het punt staat om zelfmoord te plegen. Maar ze ziet de kans om daaraan te ontsnappen, dankzij haar talent, haar fabelachtige geheugen, creatieve kracht en doorzettingsvermogen. Dat maakt het zo tijdloos en herkenbaar. Er zijn altijd mensen die met het leven worstelen en een uitweg zoeken. Mijn moeder heeft zelfmoord gepleegd, dus het komt voor mij ook heel dichtbij.”

Trefzeker

Kunsthistoricus Gary Schwartz is de uitgever van de boekversie van Leven? of Theater? (1981), waarin alle genummerde gouaches voor het eerst als doorlopend verhaal werden uitgegeven. Schwartz: “Charlotte is in staat om zichzelf in ál haar levensfases met humor en zelfkennis trefzeker in beeld te brengen. Dat is uitzonderlijk knap. Je wordt gelijk overwonnen door de kwetsbaarheid en de gevoelens van de kunstenaar én de mens die daar achter staat. Vaak houden auteurs van dit soort autobiografische kunstwerken een beetje afstand ten opzichte van zichzelf en andere personages, maar Charlotte toont juist een groot menselijk inlevingsvermogen. Daarnaast lukt het haar ook om de sfeer van het tijdperk waarin ze leefde voelbaar te maken. Het is zo’n ongelooflijk sterk, gelaagd verhaal. Ik noem het de Wuthering Heights van de twintigste eeuw.”

Ontdekking

Schwartz: “Het was een enorme uitdaging om de boekvorm van Leven? of Theater? te realiseren. Daarin ben ik zeer geholpen door Judith Herzberg, die een onmisbare bijdrage leverde. Mijn drietalige uitgave was gelukkig een groot succes. Alle 50.000 exemplaren werden verkocht. Ja, zonder twijfel is dat het mooiste boek dat ik ooit heb gemaakt. Ik zie het als een van de méést belangrijke dingen die ik in mijn leven heb gedaan.”

“Daarom ben ik ongelukkig over de onwaarachtige claims in de recente editie van Leven? of Theater? (2015) door de Franse uitgever Frédéric Martin. In de colofon staat namelijk dat zijn versie de eerste complete uitgave is van het werk. Dat steekt. Verder wordt nergens in die publicatie vermeld dat Martins uitgave voor negentig procent identiek is aan de mijne. In een gefilmd interview beweert Martin doodleuk dat hij als eerste besefte dat Leven? of Theater? als boek vorm kon krijgen. Helaas is dit alles niet publiekelijk door het JHM of de uitgever van de Nederlandse editie tegengesproken. De manier waarop de uitgevers en het museum hiermee zijn omgegaan heeft me diep gekwetst.”

“Charlotte’s kunst raakt me nog steeds op een hele directe manier. Leven? of Theater? is een persoonlijke ontdekking voor iedereen die ermee in aanraking komt. Het is niet zoals de kunst van bijvoorbeeld Andy Warhol – Warhol is ‘eigendom’ van de hele wereld, maar dat geldt niet voor Charlotte Salomon. Ongeacht alle ínternationale tentoonstellingen en de talloze boeken die over haar verschijnen blijft Leven? of Theater? een intieme één-op-één belevenis. Wanneer je haar ontdekt, voelt het alsof ze alléén van jou is.”

Beeldenstroom

Regisseur Frans Weisz maakte twee films over Charlotte, en is al meer dan veertig jaar door haar gegrepen. Weisz: “Toen ik voor het eerst met haar werk in aanraking kwam, zat ik in een fase waarin ik ieder jaar dwangmatig een film wilde maken. Anders werd ik gek. Na het zien van De Inbreker sprak Hans Rooduijn me vermanend toe. Hij zei: “Mooie film Frans, maar jij moet nu naar die tentoonstelling over Charlotte Salomon, anders wil ik je nooit meer zien.” Hans zat in het verzet, en dankzij hem kon ik als vierjarige onderduiken, dus ik heb naar hem geluisterd. Vlak voor sluitingstijd kwam ik De Waag binnen en raakte volkomen overdonderd. Het was een stroom van beelden. Ik heb toen amper veertig gouaches kunnen bekijken, want het museum ging sluiten en het was de allerlaatste dag van de tentoonstelling. Judith Belinfante heeft me bijna de zaal uit moeten sleuren.”

“Ik wist zeker dat ik Charlotte niet meer zou loslaten. Het klinkt een beetje raar, maar mijn leven als filmer valt uiteen in twee delen: BC (Before Charlotte) en AC (After Charlotte). Haar kunst zorgt voor een vreemd verlangen: alsof ik haar moet redden van de ondergang, en dat alleen ik haar gelukkig kan maken. Ze is familie geworden. Zo’n gevoel hebben meer mensen, iedereen claimt haar als persoonlijk eigendom.”

Droom

Weisz: “Na al die jaren is het moeilijk om onder woorden te brengen wat me zo fascineerde, toen ik haar kunst voor het eerst zag. Alles leek samen te komen. Ik herkende een diepe melancholie die me deed denken aan mijn moeder. Daarnaast speelt het werk zich deels af in Berlijn, de thuisstad van mijn vader die ik nooit écht bewust gekend heb. Via Charlotte’s beelden dacht ik zijn verleden te kunnen proeven. Tenslotte was haar werk voor mij een soort thuiskomen als regisseur. Het heeft een enorme filmische kwaliteit. Leven? of Theater? is een storyboard, een film zonder celluloid. Alles zit erin: de cameravoering, de personages, de dialogen, zelfs de muziek.”

In 1981 ging mijn speelfilm Charlotte in première. De éérste film waarbij ik echt het gevoel had, dat ik erin was geslaagd om de wereld één minuscuul beetje mooier te maken dan hoe ik hem heb aangetroffen. Toch bleef ik zitten met een knagend gevoel, dat ik ondanks alles niet helemaal recht had gedaan aan Charlotte’s verhaal. Pas na het maken van de documentaire Leven? of Theater? (2012) kwam er berusting. Ik heb toen – en dat klinkt idioot – zelfs een droom gehad waarin Charlotte me vertelde dat ze niet meer boos op me was. Nee, ik hoef geen films meer over haar te maken. Maar nog steeds verslind ik alles wat over haar verschijnt, van poppenspel tot ballet, dus ik ga nu zéker weer kijken. En dit keer zal ik op tijd komen.

De Macht van het Beeld

Met de tentoonstelling The Power of Pictures neemt het JHM de bezoeker mee naar de revolutionaire beginjaren van de Sovjet-Unie (1917-1940). Een tijd van experiment en idealisme, waarin de jonge Sovjetkunstenaars fotografie, film en grafische vormgeving gebruikten als wapens in de klassenstrijd. Veel van hen waren joods.

Tekst Daniël Bertina / JHM Magazine 2016

Wit had verloren, Rood had gewonnen. Na de Burgeroorlog werd in 1922 het Russische Rijk de Sovjet-Unie. Er was een nieuwe tijd aangebroken, waarin de Sovjetmens zou opstaan. Kunst speelde daarbij een grote rol, zegt conservator fotografie Bernadette van Woerkom. “In die prille jaren van de Sovjetstaat werden de nieuwe media en kunstvormen zoals fotografie, film, illustratie en grafische vormgeving heel bewust ingezet als propagandamiddelen om het socialistische gedachtegoed uit te dragen. Beelden waren effectiever dan woorden, want meer dan zeventig procent van de bevolking was analfabeet. Lenin verklaarde zelfs, dat in de klassenstrijd de camera nét zo’n belangrijk wapen was als het geweer.”

Radicale breuk

Grenzeloos experiment en een radicale breuk met de gevestigde kunstorde stonden centraal bij de jonge kunstenaars na de Revolutie. Zowel in de fotografie als in de filmkunst vond ook een artistieke revolutie plaats, door toepassing van nieuwe technieken zoals collage, snelle montage en manipulaties in de donkere kamer. Van Woerkom: “De nieuwe Sovjetmachthebbers moedigden die experimenteerdrift enorm aan. Hun werk werd, net als de Russische Revolutie, gezien als een symbolische en definitieve breuk met het oude systeem. Vooral de film en fotografie waren in hun ogen ideale nieuwe media voor het bewerkstelligen én vastleggen van de grote politieke en sociale omwenteling.”

Van revolutie naar repressie

The Power of Pictures brengt nu voor het eerst de vernieuwende fotografie én filmkunst van de revolutionaire Sovjet-Russische avant-garde samen in een expositie. Deze tentoonstelling geeft een uniek overzicht van deze roerige periode in de kunstgeschiedenis, aan de hand van ruim honderdvijftig foto’s en filmaffiches – bruiklenen uit vele collecties in Europa en de Verenigde Staten – en twaalf invloedrijke speelfilms, zoals het innovatieve meesterwerk De man met de camera (Dziga Vertov, 1929), de absurdistische komedie Het huis aan het Troebnajaplein (Boris Barnet, 1928) en de iconische oorlogsfilm Pantserkruiser Potemkin (Sergei Eisenstein, 1925).

In acht hoofdstukken, van Nieuwe perspectieven tot De enscenering van het geluk, toont The Power of Pictures hoe zeer uiteenlopende vormexperimenten werden ingezet om de communistische ideologie uit te dragen. En ook hoe later, tragisch genoeg, deze periode van intense vernieuwing door het bewind van Jozef Stalin weer werd afgeknepen. Een spanningsboog van revolutie naar repressie, waarin de kunstenaars hun weg probeerden te vinden.

De tentoonstelling werd samengesteld door Susan Tumarkin Goodman en Jens Hoffmann van The Jewish Museum in New York. Van Woerkom maakte de expositie passend voor het Joods Historisch Museum. Daarnaast voegde ze twintig exemplaren toe van het blad USSR in Construction met fascinerende foto’s en grafische vormgeving – afkomstig uit de archieven van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam.

Grote sprong

Veel van de Sovjetkunstenaars waren joods. Dat is niet verwonderlijk, zegt Van Woerkom: “Eeuwenlang waren de joden in het Russische Rijk achtergesteld en vervolgd. Er golden allerlei antisemitisische wetten en tál van beroeps- en vestigingsverboden, en regelmatig braken er pogroms uit. Toch was in aanloop naar de Russische Revolutie een middenklasse van geassimileerde, seculiere joden ontstaan, waarvan de jonge generatie het communisme beschouwde als dé kans om een grote sprong voorwaarts te maken. In alle lagen van de partij zaten communisten met joodse wortels. Denk aan Léon Trotski, de grondlegger van het Rode Leger, of Felix Dzerzjinski, de oprichter van de geheime dienst. Die laatste is in The Power of Pictures overigens te zien op een foto van Moisej Nappelbaum – ook joods. Het nieuwe bewind gaf de joden gelijke rechten, en dat betekende een onvoorstelbare mentale bevrijding.”

“Tegelijkertijd waren film en fotografie betrekkelijk nieuwe kunstvormen, nog zonder vaste structuur en organisatie. Vandaar het grote aantal joodse kunstenaars die zich juist in die media bekwaamden. Ze konden nog alle kanten op, ongehinderd door vastgeroeste opvattingen of vriendjespolitiek van de oudere garde (want die was er niet). Dat verklaart niet alleen het vurige enthousiasme waarmee die joodse Sovjetkunstenaars te werk gingen, maar ook waarom de fotografie en film zo’n grote rol gingen spelen in de seculiere joodse cultuur van de twintigste eeuw.”

Breder spectrum

De tentoonstelling laat ook zien dat de fotografie en cinema uit deze periode een veel breder spectrum van kunstzinnige stijlen en thematiek omvatten, dan tot nu toe in het Westen bekend was. Er ontstond tevens een bijzondere wisselwerking. Van Woerkom: “Zo brachten de documentaire fotojournalisten van de Russische Unie van Proletarische Fotografen (ROPF) het dagelijks leven in beeld, naast de spectaculaire industrialisatie en de transformatie van de landbouw. Het experimentele werk van de groep Oktyabr (Oktober), met onder andere de constructivistische fotografen Alexandr Rodchenko, El Lissitzky en Boris Ignatovitsj vormde in eerste instantie een groot stijlcontrast. Maar hun technieken waren wel van invloed op fotojournalisten Arkadi Shaichet, Max Penson, Eleazar Langman en Georgi Zelma van de ROPF.”

Mooier maken

Tegenwoordig zijn we een stuk kritischer over de beelden die dagelijks voorbijkomen, via de sociale en conventionele media. Van Woerkom: “Iedereen met een smartphone weet dat je met kadrering, wisselend perspectief, camerahoeken, scherpte, enscenering, montage of digitale manipulatie een beeld totaal kan veranderen, en de werkelijkheid wat mooier kan maken. Maar in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw waren de manipulerende mogelijkheden van fotografie en film nog veel minder bekend. In de Sovjettijd beschouwde men deze media nog als methodes om dé waarheid vast te leggen – zoals het is. De schilderkunst leende zich daar veel minder voor.”

Schaduwkant

In The Power of Pictures wordt de destructieve schaduwkant van de communistische heilstaat niet expliciet getoond. Van Woerkom: “In de tentoonstellingsteksten wordt wel constant benadrukt dat we hier te maken hebben met propaganda, dus dat de werkelijkheid heel anders was. Al deze foto’s, films en afbeeldingen zijn slechts de verbeelding van utopische idealen – onder andere met beelden van heroïsche arbeiders, militaire parades en massale sportmanifestaties. Het indrukwekkende kanaal dat Aleksandr Rodchenko fotografeerde is door dwangarbeiders uitgegraven, dat weten we nu. Misschien zijn de kolchoz-boeren op de foto’s van Georgi Zelma later van de honger gecrepeerd, en het kán zijn dat die speerwerpende atleet van Max Penson uiteindelijk naar een goelag is afgevoerd. De verhalen achter de foto’s zijn bijna onmogelijk te achterhalen.”

Sprankelende propaganda

In de jaren negentig, in het Irak onder het regime van Saddam Hoessein, produceerde de Kunstacademie van Bagdad jaarlijks zo’n vijfduizend staatsieportretten van de grote leider. De ene nog afgrijslijker dan de andere. Pure propagandakunst, onder dwang gemaakt, is vaak niet om aan te zien. Van Woerkom: “Maar zelfs in de jaren van het socialistisch realisme onder de dictatuur van Stalin blééf de Sovjetfotografie sprankelen en borrelen van creativiteit. Je ziet de meest geweldige foto’s en grafische vormgeving in het magazine USSR in Construction, zoals een afbeelding van Stalin in het midden van een geometrisch web zwevende parachutisten, dat je als een soort origamivel kunt uitvouwen. Dat is echt van grote artistieke kwaliteit en met passie gemaakt.”

Zelfcensuur

Na 1932, toen onder Stalin de creatieve vrijheden enorm werden beperkt en alle kunst aan strenge staatscontrole werd onderworpen, was er veel zelfcensuur onder kunstenaars. Van Woerkom: “Het merkwaardige is dat veel van deze fotografen en filmmakers ondanks alles in het hogere doel van de Heilstaat bléven geloven, ook al liep het soms slecht met hen af. Dat heeft iets heel tragisch, zeker als je weet hoeveel repressie en ellende er nog zou komen. Het slotbeeld van de tentoonstelling is wat dat betreft een voorbode: een afbeelding uit het magazine USSR in Construction. Het grijnzende hoofd van Stalin, omgeven door een beeldvullende collage van lachende kindergezichtjes. Je ziet hier een heel modernistische visuele techniek, maar dan volledig gericht op de verheerlijking van de grote roerganger.”

The Power of Pictures is niet alleen een rijke samenstelling van ideologisch gedreven kunst, gemaakt in een unieke periode uit de wereldgeschiedenis, maar ook een waarschuwing. Dat een té innige verstrengeling van kunst en politiek gevaarlijke gevolgen kan hebben.”

‘Schilderen met licht’ / expo Maria Austria

In het Prentenkabinet van het JHM is een nieuwe overzichtstentoonstelling te zien van de Amsterdams-joodse fotografe Maria Austria (1915-1975), een van de meest invloedrijke personen in de Nederlandse fotogeschiedenis. Een beeldend levensverhaal met nieuwe ontdekkingen.

Tekst Daniël Bertina / JHM Magazine 2017

Ze heeft ogen als een uiltje. Fotografe Maria Austria (1915-1975) houdt met twee handen haar Rolleiflex-camera vast en maakt een zelfportret in de spiegel. Ze heeft een mager lijf met pezige armen, toch straalt ze één en al kracht uit. In een houding van opperste concentratie kijkt ze naar een verdwijnpunt net achter de toeschouwer. Het is een intense foto, niet verwonderlijk de omslag van het nieuwe boek Maria Austria, fotografe (2018). Een nieuwe overzichtstentoonstelling van haar werk is nu te zien in het Prentenkabinet van het JHM.

Vlijmscherp

Martien Frijns van AfdH Uitgevers was als onderzoeker, vormgever en auteur drie jaar lang bezig om dit boekproject te realiseren. Frijns: “Ik leerde het werk van Maria kennen via haar nicht, kunstenares Helly Oestreicher. Zij had me benaderd voor een uitgeefklus: een gedichtenbundel van haar vader over zijn ervaringen in het concentratiekamp. Het oeuvre van Maria kende ik nauwelijks. Maar toen ik haar werk onder ogen kreeg, werd ik gelijk gegrepen. Ze maakte dit zelfportret tijdens haar tweede reis naar Israël, ongeveer een maand voordat de Jom Kippoeroorlog uitbrak. Haar blik is heel intrigerend. Je ziet een fotografe die volledig met haar werk bezig is, en zichzelf helemaal lijkt te zijn vergeten. De camera is het meest in focus.”

Gemis

Het JHM presenteerde al twee keer tentoonstellingen met werk van Maria Austria, gericht op haar invloedrijke theaterfotografie (1989) en haar reportages over de Wederopbouw (2001). Frijns: “Helly verwonderde zich over het feit dat er nog geen totaaloverzicht van haar werk was vertoond, omdat er zó veel variatie in zit. Maria’s werk valt uiteen in vier verschillende thema’s: portretten, semivrij werk, verslaglegging van de podiumkunst, en documentaire- en reportagefotografie.”

Oestreicher

Maria Austria (echte naam: Marie Karoline Oestreicher) werd in 1915 geboren in Karlsbad, het huidige Karlovy Vary in Tsjechië. Ze groeide op in een geassimileerd joods milieu en volgde een fotografieopleiding aan de Graphische Lehr- und Versuchanstalt in Wenen. Op de vlucht voor het nazisme belandde ze in 1937 in Amsterdam, en begon daar met haar zus Lisbeth (die aan het Bauhaus geschoold was als textielontwerpster) een bedrijf voor breipatronen en fotografie: Model en Foto Austria. Sindsdien noemde ze zich Maria Austria. In 1943 dook zij onder en werd actief in het verzet. Haar moeder, haar broer en zijn vrouw werden vermoord in de concentratiekampen.

Vliegende start

Frijns: “Direct na de oorlog maakte Maria een vliegende start. Ze kreeg al op 8 mei 1945 als een van de eersten een perskaart én een reisvergunning van de Binnenlandse Strijdkrachten. Ze ging gelijk aan de slag. Haar eerste reportages toonden de gruwelijke fysieke gevolgen van de Hongerwinter, de kapotgeschoten spoorbruggen, en terugkerende joden uit Westerbork. Ze heeft sindsdien vrijwel non-stop gewerkt. Maria Austria is uniek. Ze is de enige vrouwelijke fotograaf die vanaf het eind van de oorlog tot aan haar dood in 1975 het hele politieke, maatschappelijke en culturele veld in Nederland heeft vastgelegd.”

Levensschets

Frijns dook in de archieven om het oeuvre van Austria uit te zoeken. Op basis van de collectie in het Maria Austria Instituut – waar alle negatieven te vinden zijn, stuitte hij ook op foto’s van Austria in collecties van het Stedelijk Museum, het Stadsarchief, het Concertgebouw, het voormalige Theaterinstituut en het JHM. Frijns: “Ik heb al het opgeslagen materiaal verzameld en chronologisch uitgeplozen. Met haar foto’s vertelde ze beeldverhalen, aan de hand daarvan probeer ik haar leven te schetsen.”

Alchemie

Frijns: “Bij het grotere publiek is Maria Austria bekend geworden dankzij haar portretten en podiumkunstfoto’s, onder andere gepubliceerd in het Algemeen Handelsblad, De Spiegel, Libelle, de Revue en talloze programmabrochures. Maar het was bijzonder om te ontdekken dat veel van deze (schijnbaar) opzichzelfstaande foto’s deel uitmaakten van uitgekiende fotoreeksen. Korte verhalen met geen foto teveel. Bij het bekijken voel je haar focus en gedrevenheid. Veel collega’s herinneren zich dat ze bijna obsessief te werk ging in de donkere kamer. Haar toenmalige assistent Vincent Mentzel vertelde hoe ze altijd in diepe concentratie het licht van de belichtingskoker manipuleerde. Alsof ze met licht schilderde. Het had bijna iets van alchemie.”

Ongemak

Het onderzoek van Frijns leverde een aantal bijzondere ontdekkingen op, waarin het gevoel van ontheemding vlak na de oorlog tot uiting komt. Daarnaast komt in het boek en de tentoonstelling ook voor het eerst het joodse aspect in haar werk naar voren. Zoals Austria’s eerdergenoemde reportage over joden die in december 1945 uit Westerbork terugkeerden, om tijdelijk te worden ondergebracht in het Huis van Repatiëring in Amsterdam. Frijns: “Het zijn slechts tien foto’s, maar het is een uitgedacht en afgebakend beeldverhaal met een heel eigen ritme. Net als in al haar andere werk staat de menselijke emotie centraal. In een van de foto’s zie je een jonge man, die plotseling in de gaten heeft dat Maria hem fotografeert. In zijn blik lees je angst en ongemak: hij weet dat hij is vastgelegd. Opeens is hij zich heel bewust van zijn kwetsbaarheid.”

Heropleving

Frijns: “Een andere vondst is Austria’s indringende reportage over het Kinderdorp Ilaniah in het voormalige gesticht Het Apeldoornsche Bosch. Vóór de oorlog huisde daar een inrichting voor geestelijk gehandicapte joodse kinderen. In de oorlogsjaren werden die weggevoerd en vermoord. Na de bevrijding diende het complex als opvangplek voor joodse oorlogswezen uit Roemenië, die in twee jaar tijd werden voorbereid op een nieuw bestaan in Israël. Maria maakte daar een momentopname van. Het zijn hele ontwapende beelden. Daarnaast legde ze de gevolgen van de Watersnoodramp van 1953 vast. Je ziet de totale verwoesting, de verslagenheid van de mensen, dood vee op straat. Tegelijkertijd voel je ook iets van heropleving. Ook bijzonder zijn haar twee reportages uit Israël, waarin ze de verschillende volken laat zien die naast elkaar leefden. Het zijn echt iconische beelden.”

Het Achterhuis

In Maria Austria’s oeuvre neemt de serie over Het Achterhuis, de onderduikplaats van de familie Frank, een speciale plek in. Een aantal van deze foto’s zijn bekend, maar de hele serie is nog nooit vertoond. Frijns: “Otto Frank werd in de vroege jaren ’50 benaderd door twee Amerikaanse toneelschrijvers die van plan waren om een toneelstuk over Anne Frank te maken. Op hun verzoek gaf hij ze een rondleiding door Het Achterhuis. Maria en haar echtgenoot Henk Jonker werden gevraagd om foto’s te maken. Het pand stond namelijk op de slooplijst. Tussen Otto en Maria is een bijzondere band ontstaan. Dat Otto zich vertrouwd voelde bij Maria is goed zien in een van haar portretten, waarop hij zijn Auschwitz-tatoeage toont. Tijdens de reportage ontdekte Maria ook een van haar éigen foto’s aan de muur van Anne’s kamer. Daar maakte ze weer een foto van – dat moet een bizarre ervaring zijn geweest.”

Beeldenstroom

Frijns: “In samenspraak met fotoconservator Bernadette van Woerkom en tentoonstellingsvormgever Victor Levie hebben we ervoor gekozen om de chronologische volgorde van het boek aan te houden. We tonen vrijwel alle foto’s uit de periode 1945-1975 heel dicht naast elkaar, langs de hele wand van het Prentenkabinet. Als één grote beeldenstroom. De fotoserie van het Achterhuis wordt in een aparte vitrine geplaatst, en we tonen nog een aantal vroege vintage prints uit de jaren ’30-’45, en foto’s uit de collectie van het JHM. Zo hebben we geprobeerd om puur met beelden een biografie te vertellen. Dat is nieuw. Vaak hebben fototentoonstellingen en -boeken een biografisch verhaal opgehangen aan tekst, en dienen de foto’s als thematische voorbeelden. Dat is in deze tentoonstelling omgedraaid. De foto’s zélf zijn de biografie, en in de teksten worden een aantal thema’s aangestipt.”

Eigengereid

In de theater, dans en podiumkunstwereld werd Maria Austria op handen gedragen, omdat ze vanaf het prille begin elke editie van het Holland Festival heeft vastgelegd. Frijns: “Ze was een van de weinige fotografen die zich zo intensief met die wereld bemoeide. Toch beslaat deze podiumkunstfotografie slechts 10 procent van haar hele oeuvre. Veel van haar andere foto’s zijn wel bekend, maar worden zelden aan haar persoonlijk gekoppeld. Veel van haar mannelijke tijdgenoten deden meer aan zelfpromotie – Maria was vooral bezig met het runnen van haar fotobureau Particam. Ja, ze stond erom bekend dat ze behoorlijk stuurs en eigengereid te werk ging, maar ik denk dat zulke dingen nooit over een mannelijke fotograaf zouden zijn gezegd. Ze was gewoon énorm doelgericht en productief. Gemiddeld deed ze zo’n 230 opdrachten per jaar, dertig jaar lang. Dat is uitzonderlijk.”

Verlies

Frijns: “Maria Austria heeft nooit gesproken over haar ervaringen in de oorlog en haar persoonlijk verlies – zelfs niet met vrienden. Maar ik denk dat ze door bepaalde onderwerpen op te zoeken tóch haar eigen manier heeft gevonden om ermee om te gaan. Ze is betrekkelijk jong gestorven. Niet verwonderlijk, want ze rookte als een ketter, werkte keihard en leefde allesbehalve gezond. Met haar fotografie gaf zij het verleden een plek in het heden, en omgekeerd. Dat wil ik laten zien.”

Kabbala – de kunst van de joodse mystiek

Het JHM presenteert een unieke tentoonstelling over de kabbala – de raadselachtige, mystieke tak van het jodendom. Voor het eerst wordt deze geheimzinnige leer in een museum getoond, in zijn vele verschijningsvormen. Van eeuwenoude manuscripten tot hedendaagse kunst.

Tekst Daniël Bertina / JCK Magazine 2019

“Eeuwenlang was de kabbala een geheime leer,” zegt curator Mirjam Knotter. “Kabbala is een verzamelnaam voor een veelheid aan mystieke overleveringen binnen het jodendom. Volgens de traditie bevat de kabbala een oerkennis over God, de schepping en het bestaan, die vanaf de eerste mens tot nu is overgedragen. De Tora wordt door kabbalisten niet letterlijk of verhalend uitgelegd, maar op esoterische, mystieke wijze. Met deze tentoonstelling proberen we de geheimen van de kabbala een beetje te ontsluiten.”

Bahir tot Bowie

De tentoonstelling biedt een zo gevarieerd mogelijk beeld van alle vertakkingen van de kabbala. Van eeuwenoude spirituele tradities en meditatieve oefeningen, tot aan de hedendaagse uitingsvormen in moderne kunst en popmuziek. Knotter: “Daarbij hebben we een unieke insteek. We vragen ons af: hoe kan je deze abstracte principes zichtbaar maken? Wat zie je ervan terug? We hebben de kabbala dus heel breed benaderd. Van de kernteksten van de kabbala, zoals de Zohar en het boek Bahir, tot foto’s van David Bowie die een kabbalistische levensboom tekent. Zo proberen we te tonen hoe de invloed van de kabbala op allerlei manieren heeft doorgewerkt. Zowel binnen het jodendom, als ook daarbuiten in moderne kunst en populaire cultuur.”

Enorm

Dit wordt de grootste expositie in de geschiedenis van het JHM, verspreid over alle locaties van het JCK (de Portugese Synagoge, het Nationaal Holocaust Museum, het Kindermuseum en het JHM). Knotter: “Het is de eerste tentoonstelling ooit, waarin de kabbala zo veelzijdig aan bod komt. Dit enorme project is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met het Jüdisches Museum Wien, met steun van de Rothschild Foundation. Er is drie jaar onderzoek gedaan om deze tentoonstelling te realiseren. De materie is ongelooflijk complex. Het is dus niet verwonderlijk dat dit thema zelden in een museale context is getoond.”

Taboe

Als spirituele leer is de kabbala uitgewerkt door kleine groepen mystici, op diverse plekken en tijden in de joodse diaspora. Knotter: “Zij gingen zich bezighouden met twee filosofische vragen, die een beetje taboe waren binnen het traditionele jodendom: Wat ging er vooraf aan de Schepping? En wat was de ervaring van de profeet Ezechiël, die in een visioen God en de goddelijke wereld heeft gezien? Kan een gewoon mens deze inzichten bereiken? De kabbalisten gingen die vraagstukken theoretisch, filosofisch en praktisch verkennen. Daarbij bedachten ze technieken om tot dieper spiritueel inzicht te komen, onder ander via denk-, gebeds- en meditatieoefeningen.

Levensboom

Eeuwenlang werd geheime kennis over God en het bestaan van meester tot ingewijde leerling overgedragen – letterlijk betekent kabbala ‘ontvangst’. De oudste bewaard gebleven tekst uit de joodse mystiek is het Sefer Jetsira (Boek van Schepping). Nog altijd weet men deze tekst niet goed te plaatsen of te dateren. In deze ongrijpbare tekst wordt een mystieke visie op het scheppingsproces weergegeven, aan de hand van de 22 Hebreeuwse letters en 10 ‘sefirot’. De kabbala legt deze sefirot later uit als goddelijke principes en de attributen voor de schepping. Deze 10 principes staan met elkaar in verhouding en doordringen alle facetten van het bestaan. Binnen de traditie kregen deze 10 onderling verbonden sefirot een iconische vorm, die van de levensboom.

DNA van het bestaan

Knotter: “Je kunt de sefirot misschien zien als het DNA van het bestaan, een structuur die alles verbindt: God, mens en aarde. Dit idee werd verder uitgediept in werken als Sefer ha-Bahir (Boek van het Licht) en Sefer ha-Zohar (Boek van de Glans). Dit gebeurde onder andere in Zuid-Europa (13e eeuw), Galilea (16e eeuw) en Oost-Europa (18e eeuw). Het centrale thema in de kabbala is voortdurende wisselwerking: alles wat op aarde gebeurt, heeft een reflectie in de goddelijke wereld en andersom. Binnen de kabbalistische visie is de schepping nog niet voltooid, maar bevindt zich in een constant proces van balancering tussen actie en reactie, orde en chaos, goed en kwaad – waarbij ieder mens een positieve bijdrage kan leveren. Met als uiteindelijk doel: het kwaad en het lijden uit te bannen.”

Losgezongen

In de loop der eeuwen werd kabbalistische kennis deel van de westerse en niet-joodse cultuur, en ging in allerlei varianten een eigen leven leiden. In christelijke, humanistische en esoterische kringen ontstond veel aandacht voor de kabbala als bron van geheime wijsheid, die wellicht zelfs gebruikt kon worden voor tovenarij of alchemie. Sommige religieuze leiders uit de christelijke traditie geloofden dat er een diepere verborgen laag over de waarheid van het christendom in de kabbala was verstopt. In de 19e eeuw werd de kabbala herontdekt door occultistische stromingen op zoek naar zingeving, zoals de theosofie. In de 20e eeuw gaf het werk van wetenschapper Gerschom Scholem (1897-1982) een enorme impuls aan de bekendheid van de kabbala, en zijn boeken kregen een miljoenenpubliek. Ook de oprichting van de Kabbalah Centers door Philip Berg (1937-2013) maakte de leer verder toegankelijk voor het grote publiek en beroemdheden uit de showbusiness. Zo werd de kabbala steeds meer losgezongen van de oorspronkelijke joodse traditie.

Madonna

De kabbala bleek enorm tot de verbeelding te spreken bij kunstenaars en creatievelingen – schilders, schrijvers, muzikanten, dichters, architecten. Veel mensen ontdekten in de kabbalistische visie op de schepping een parallel met de rol van de kunstenaar, als schepper in het creatieve proces. Knotter: “Toch is het vreemd dat het meest ontoegankelijke deel van het traditionele jodendom zo door de buitenwereld werd omarmd. Vroeger mocht de kabbala alleen door vrome mannen met een zekere spirituele rijpheid worden beoefend – want de materie is zo abstract en vervreemdend, dat een geestelijk instabiel mens daar wellicht slecht tegen bestand zou zijn. Nu is in ons Kindermuseum een vrolijke levensboom van kunstenaar Eli Content te bekijken, naast de kabbalistische kinderboeken van Madonna.”

Wisselwerking

De hoofdlocatie van de expositie is het JHM, waar het thema wordt uitgesplitst in twee deeltentoonstellingen. De begane grond is gewijd aan Kabbala – de kunst van de joodse mystiek. Deze opstelling biedt een eerste kennismaking met kabbala, aan de hand van tien thema’s. Knotter: “In ieder thema staat één historisch kabbalistisch object centraal. Dit wordt omgeven door hedendaagse kunstwerken die op eigen wijze het thema uitdrukken of becommentariëren. Denk aan het oudst bewaarde manuscript van het Sefer Jetsira, dat wordt gecombineerd met een hyperabstract werk van kunstenaar Anish Kapoor. Zo ontstaat een spannende wisselwerking: de kunst geeft gestalte aan het thema, maar het thema biedt ook een insteek om de kunst op een nieuwe manier te ervaren.”

Belichting

Knotter: “We hebben geprobeerd om de getoonde kunstvormen zo divers mogelijk te houden, zodat de toeschouwer een beeld krijgt over de veelheid van kunst die uit de kabbala is voortgekomen. Elk thema biedt tevens een selectie objecten uit alle tijden en culturen die het thema verder illustreren. Van ceremoniële voorwerpen en amuletten, tot muziekvideoclips en filmfragmenten. Op de andere locaties van het JCK wordt de kabbala ook op een andere manier belicht. In de Schatkamers van de Portugese Synagoge is een presentatie gewijd aan kabbala en de impact van de valse messias Sjabtal Tsvi in Nederland in de 17e en 18e eeuw. En in het Nationaal Holocaust Museum in oprichting een kleine videopresentatie over Anselm Kiefers installatie Breaking of the Vessels.”

Onbegrijpelijk

Een route met onder andere een grote lichtsculptuur van kunstenaar Belu-Simion Fainaru leidt van Kabbala – de kunst van de joodse mystiek naar de benedenverdieping van het JHM, waar de tentoonstelling Kabbala – de geheimen van het bestaan te zien is. In deze expositie krijgt de toeschouwer een beeld van de klassieke kabbala binnen de religieuze joodse traditie. Dit gebeurt aan de hand van eeuwenoude manuscripten en boeken, amuletten, boekrollen en meditatieplakkaten. Hier kan de bezoeker terecht voor meer inhoudelijke verdieping van de kabbalistische thema’s. Knotter: “Maar ik geef toe, sommige van die teksten en rituele voorwerpen zijn onbegrijpelijk, zoals de ilanot (kabbalistische boekrollen). Er is maar een handjevol mensen ter wereld die ze echt kan duiden. Toch laten we ze zien, want het zijn fascinerende objecten. Kabbala is ook niet echt bedoeld om helemaal uit te leggen. Het is iets wat je moet ervaren.”

Zingeving

Knotter: “Ik zie tegenwoordig steeds meer mensen – jong en oud – op hun eigen manier zingeving zoeken. Ze eten vegetarisch en duurzaam volgens Yotam Ottolenghi, en ze lezen in de boeken van Yuval Noah Harari over de mens, die met verhalen zijn leven vormgeeft. Ik denk dat de toenemende interesse voor de kabbala daarop aansluit. Kabbala toont dat de mens een actieve rol speelt in het vervolmaken van de schepping, in een dynamisch proces van zingeving. Al onze goede intenties en daden resoneren in het universum. Dat is hoopvol. Deze expositie biedt onze bezoekers een nieuwe manier om naar kunst én de wereld te kijken, via de kabbala.

De Doodsspiraal

Het Nationaal Holocaust Museum presenteert een unieke expositie: Jodenvervolging in Nederland 1940-1945 in foto’s. Dit is de eerste keer dat in Nederland de systematische uitsluiting, arrestatie en vernietiging van de joodse gemeenschap in een fototentoonstelling wordt weergegeven.

Tekst Daniël Bertina / JCK Magazine 2018

Een pasgetrouwd stel wandelt over de Dam de toeschouwer tegemoet. Ze zijn overduidelijk verliefd, jong, vol levenslust. Het lijkt een doorsnee zwart-wit amateurkiekje uit een familiealbum. Dan zie je hun Jodensterren, en een gruwelijk besef dringt door: ook zij hebben de vervolging niet overleefd. Deze foto is onderdeel van het openingsbeeld van de tentoonstelling Jodenvervolging in Nederland 1940-1945 in foto’s. Een unieke expositie in het Nationaal Holocaust Museum, samengesteld door onderzoekers Eric Somers en René Kok van het NIOD. Kok schudt zijn hoofd bij het zien van de foto: “Dat is honderd meter verderop. Zo komt de geschiedenis weer akelig dichtbij.”

IJkpunt

Kok en zijn collega Eric Somers werken sinds eind jaren 1970 voor het instituut, toen nog bekend onder de naam Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie. Eerst als werkstudenten geschiedenis met grote interesse voor fotografie, later als volwaardige onderzoekers. Samen waren ze verantwoordelijk voor diverse succesvolle projecten, tentoonstellingen en fotoboeken over de Tweede Wereldoorlog, zoals Stad in Oorlog: Amsterdam 1940-1945. Somers: “Toen we bij het instituut begonnen, kon niemand vermoeden dat het nu nog zou bestaan. Directeur Loe de Jong was grotendeels klaar met zijn monumentale onderzoek Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, en het RIOD zou in 1984 worden opgeheven. Maar door een aantal politieke affaires, toenemende maatschappelijke beroering, groeiend antisemitisme en een enorme heropleving van interesse voor het onderwerp bleven we groeien. De Tweede Wereldoorlog werd voor Nederland een moreel ijkpunt in de geschiedenis.”

Kampselfie

De tentoonstelling is een collectie van heel divers fotomateriaal. Van heimelijk gemaakte opnames – zowel door gewone burgers als verzetslieden, via propagandafoto’s in opdracht van de bezetter, tot familieportretten en zelfs persoonlijke kiekjes van collaborateurs en Duitse soldaten. Kok: “Vooral die laatsten zijn heel ontluisterend en ongemakkelijk. We zijn meerdere keren het historische equivalent van de selfie tegengekomen, bedoeld als aandenken of berichtje aan het thuisfront. Zoals deze foto: een grijnzende bewaker poseert in een concentratiekamp, met op de achtergrond een stoet mensen die als beesten wordt afgevoerd. Je verstand staat erbij stil.”

Van Oost naar West

Jodenvervolging in Nederland 1940-1945 in foto’s is een samenwerkingsproject van het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, het Joods Cultureel Kwartier/Nationaal Holocaust Museum en Topographie des Terrors in Berlijn. Het idee voor de tentoonstelling sluimerde al jaren bij Somers en Kok, maar een bezoek aan het Berlijnse Topographie des Terrors gaf de doorslag. Somers: “In dat herdenkingscentrum wordt op een bijzondere, beeldende manier het verhaal over de sjoa getoond. Het richt zich op de expliciete, systematische vernietigingsmachine van de concentratiekampen in Oost-Europa. Wij hadden een andere invalshoek. We wilden in onze tentoonstelling juist de vervolging in het stedelijke West-Europa in beeld brengen, uitsluitend aan de hand van foto’s. Dat is een unieke insteek.”

Less was more

Somers en Kok doken in de fotoarchieven van het NIOD, Yad Vashem in Israël en het US Holocaust Memorial Museum in Washington, VS. In een lang traject werden ruim 1000 foto’s teruggedrongen tot een destillatie van 150 afbeeldingen, die het verhaal op chronologische wijze in thema’s vertellen. Somers: “Het was een heel fysiek proces van uitdunnen, foto’s van stapel naar stapel schuiven – less was more.” Kok: “In het proces hadden we een aantal richtlijnen. Allereerst moest de foto draaien om menselijk contact: interactie en emoties. We hadden minder interesse in foto’s van gebouwen of afbeeldingen die duidelijk op een later tijdstip geënsceneerd zijn. Daarnaast probeerden we te zoeken naar beeldmateriaal dat een onderbelichte kant van het verhaal laat zien, zoals de joodse werkkampen die dienden als voorbode van de ‘tewerkstelling’. Tenslotte was het van groot belang dat er op de foto’s Nederlanders te zien zijn – zowel als slachtoffers en daders.”

Somers: “Het zijn soms achteloze foto’s, maar met de kennis van nu krijgen ze een grimmige lading. Zoals deze foto. Op het eerste gezicht viert hier een vrolijk clubje studenten Sinterklaas. Tot je je realiseert wie het zijn: Engelse piloten, joden en verzetslieden in de onderduik.”

Niets forceren

Jodenvervolging in Nederland 1940-1945 in foto’s is zo compleet mogelijk, maar niet volledig. Somers: “Sommige aspecten van de vervolging zijn gewoon heel moeilijk te visualiseren. We wilden niets forceren of delen van het verhaal alleen maar illustreren. Zo hebben we bewust geen foto’s van Kamp Vught, simpelweg omdat er geen geschikt beeldmateriaal te vinden was.”

Doodsspiraal

De tentoonstelling heeft een opstelling in de vorm van een slakkenhuis, dat van buiten naar binnen draait. Aan de hand van zeven thema’s wordt de toeschouwer in een beeldenstroom meegenomen. De kleur van de vloerbedekking verloopt van een lichte buitenrand naar een donker middelpunt. Als een doodsspiraal. Kok: “Met een minimum aan tekst laten we de foto’s de geschiedenis vertellen. Op deze manier proberen we stil te staan bij de rol van foto’s in onze herinnering. We hebben ons vaak afgevraagd: wat voor beeld zouden we nu hebben van de oorlog, als die niet zo grondig was vastgelegd? En wat is het effect van deze foto’s op het publiek van nu? Wat doet het met je, als je beschikt over de voorkennis dat vrijwel iedereen op deze foto’s gruwelijk is gestorven?”

Géén fotografieverbod

Opvallend in de tentoonstelling is het grote aantal amateurbeelden. Somers: “Nederland was een welvarend land met een liefde voor nieuwe technologie, zoals amateurfotografie. Gelijk na de bevrijding vroeg het toenmalige RIOD de Nederlandse bevolking zo veel mogelijk foto’s op te sturen. Dus in korte tijd beschikte het instituut over een grote verzameling beelden. Dat is echt een groot contrast met andere West-Europese landen die door Duitsland waren bezet. In heel Noorwegen zijn slechts vijf foto’s van de Jodenvervolging bekend.” Kok: “Daarnaast is het een wijdverbreid misverstand dat er in bezet Nederland een fotografieverbod gold. Dat werd pas helemaal tegen het eind van de oorlog van kracht, en zelfs toen werd er nog heel veel clandistien gefotografeerd.”

Wegkijken

Nog iets ontluisterend aan de vele foto’s van arrestaties en deportaties: Het merendeel van het vuile werk wordt gedaan door de Nederlanders zélf, van gewone politieagenten tot medewerkers van de Nederlandse Spoorwegen. Kok: “De Duitsers kwamen vaak alleen even checken of het allemaal wel ordelijk verliep, want ze wilden geen onrust en gedoe. Zo kon de rest van de bevolking rustig wegkijken.”

Graafwerk

Het graafwerk in de archieven heeft bijzondere ontdekkingen opgeleverd. Kok: “Als we eenmaal ergens binnen komen, dan willen we ook álles zien dat ook maar enigszins iets met het onderwerp te maken heeft. Dat vraagt veel energie en concentratie, maar daardoor stuit je soms op geweldige vondsten. Zo eindigen de expositie met een groepsfoto van een kinderklasje uit Deventer, genomen op het binnenplein van de sjoel. Dat is een hele wrede, aangrijpende foto. Eenentwintig kinderen poseren voor de camera – de jongste vier, de oudste zeventien. Met onschuldige, nieuwsgierige, brutale en vrolijke blikken kijken ze je aan. Ze zijn bijna allemaal vermoord. Slechts één meisje heeft de oorlog overleefd. Macaber genoeg zit ze precies in het midden, met een witte jurk aan.”

Brandstapel

Het tweetal besloot om de bekende beelden van dood en verderf in de concentratiekampen tot een absoluut minimum te beperken. Somers: “We hebben maar één paneel over de kampen. Links staat een manshoge foto van het station van Auschwitz-Birkenau. Je ziet hoe mensen uit de treinwagons worden gedreven. Op de voorgrond staan vier mannen in kampkleding te wachten. Dat was het zogenaamde Kanada Kommando (cynisch vernoemd naar Canada, een land van onbegrensde mogelijkheden). Het waren Nederlanders die als taak hadden alle waardevolle objecten uit de bagage te vissen. Overigens hebben zij allemaal, los van elkaar, de oorlog overleefd. Drie van hen emigreerden naar Israël en zagen elkaar pas weer terug toen deze foto bij Yad Vashem werd getoond!”

Kok: “Daarnaast tonen we vier kleine foto’s waarop de vernietiging zich daadwerkelijk voltrekt. Het zijn wazige foto’s die in het geheim zijn geschoten door een Griekse fotograaf – hij stierf later, maar het filmpje kon naar buiten worden gesmokkeld. Je ziet in de verte een rij naakte vrouwen die naar de gaskamers wordt gedreven. En een andere foto toont een brandstapel met lijken die in de buitenlucht wordt verbrandt, kennelijk omdat het crematorium te vol zat. Daar wilden we het bij houden.”

Terugkeer

Toen Somers en Kok als achttienjarigen bij het RIOD kwamen binnenwandelden, wilde Nederland eigenlijk zo snel mogelijk van het onderwerp Tweede Wereldoorlog af. Somers: “Dat tekent ook de houding van de staat ten opzichte van de teruggekeerde slachtoffers. Hun bijzonder kille onthaal wordt wel eens omschreven als ‘kleine’ sjoa.” Kok: “We hadden nooit verwacht dat we anno 2018 nog met dit onderwerp bezig zouden zijn, maar het blijft ons raken en fascineren. Dat geldt ook voor de nieuwe generatie.”

Een glimp van hoop

Het JHM presenteert een overzichtstentoonstelling van de joodse Pools-Amerikaanse fotograaf David Seymour – ook bekend als ‘Chim’. Als fotojournalist kreeg Chim een iconische status, door op indrukwekkende wijze de grimmige aanloop én nasleep van de Tweede Wereldoorlog in Europa vast te leggen. Maar altijd met een glimp van hoop.

Tekst Daniël Bertina / JCK Magazine 2018

Het is een prachtige, zonnige dag. Vier kinderen spelen op het strand van Normandië in de schaduw van een groot stuk oorlogsmaterieel, dat als een dreigende berg staal uit het zand steekt. Dit is Omaha Beach in 1947. Amper drie jaar eerder sneuvelden op dat Franse strand ruim 4000 geallieerde militairen tijdens de D-Day invasie. Hiermee werd het einde van de Tweede Wereldoorlog ingeluid. Na drie jaar is het bloed weggespoeld. De jonge generatie speelt verder.

Vernietiging en levenslust

Fotograaf David ‘Chim’ Seymour (1911-1956) maakte deze iconische foto voor zijn reportage We Went Back. In opdracht van het tijdschrift This Week volgde hij in 1947 de bevrijdingsroute van de geallieerde strijdkrachten door Europa en deed verslag van de kaalslag. Ook bezocht hij zijn geboorteland Polen. “Dat moet een surreële ervaring zijn geweest,” zegt conservator fotografie van het JCK Bernadette van Woerkom. “Want vrijwel zijn hele familie is daar vermoord. Chim legde de vernietiging vast, maar ook de energie van mensen die ondanks alles hun leven weer proberen op te bouwen. In zijn foto’s zie je de balans. Alle ellende heeft een glimp van hoop.”

Magnum Photos

Al bij leven had Chim een reputatie als een van de beste fotojournalisten van zijn tijd. Samen met geestverwanten Robert Capa, Henri Cartier-Bresson en George Rodger richtte hij in 1947 het fotobureau Magnum Photos op. Zijn veelzijdige, humanistische werk werd unaniem geprezen, maar toch is Chim bij het grote publiek minder bekend gebleven dan zijn beroemde generatiegenoten. Daar wil deze tentoonstelling verandering in brengen. De expositie van ruim 150 foto’s en ongeveer 100 tijdschriften, boeken, albums en persoonlijke documenten werd samengesteld door Cynthia Young van het International Center for Photography (New York). Nu komt dit retrospectief naar het JHM.

Verwarrend

Cynthia Young: “Chim stond bekend als een hele bescheiden man, wat dat betreft stond hij een beetje in de schaduw van zijn vriend Robert Capa. Maar ook zijn naamsveranderingen verklaren zijn relatieve onbekendheid. In 1911 werd hij als Dawid Syzmin geboren. In de jaren ’30 fotografeerde hij onder de bijnaam Chim, en na de oorlog werkte hij als David Seymour, terwijl zijn vrienden hem gewoon Chim bleven noemen. Dat was en ís verwarrend. Daarnaast is hij plotseling gestorven zonder een overzichtelijk archief na te laten. Dus zijn werk bleef verspreid achter in diverse vormen (afdrukken, negatieven, transparanten en publicaties) bij diverse opdrachtgevers, verzamelaars, vrienden en familieleden. Het heeft jaren geduurd om de boel bij elkaar te brengen.”

Dawid wordt Chim

Dawid Syzmin groeide op in een liberaal intellectueel gezin in Warschau. Vader Benjamin runde een prestigieuze drukkerij en publiceerde Jiddische vertalingen van klassiekers uit de wereldliteratuur. Dawid moest het familiebedrijf overnemen, en hij werd drie jaar naar Leipzig gestuurd voor een studie grafische vormgeving en boekdrukkunst. Daar maakte hij kennis met het nieuwe medium fotografie en de modernistische kunststromingen. Bij terugkomst was de sfeer in Polen dusdanig verslechterd, door broeiend antisemitisme en economische recessie, dat hij in 1932 uitweek naar Parijs. Hier werd hij gegrepen door het revolutionaire, linkse gedachtegoed. Dawid ging zichzelf Chim noemen (een minder exotisch/joods klinkende naam) en begon een carrière als fotograaf. Grotendeels autodidact, maar gewapend met talent.

Chim wordt David Seymour

In Parijs volgde Chim het straatactivisme van de linkse beweging Front Populaire en ging hij werken voor het communistische tijdschrift Regards. De redactie stuurde hem op reportage naar Spanje om verslag te doen van de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939). Hij heeft daar een paar schitterende series gemaakt, waarbij hij vooral ‘om het front heen’ fotografeerde – hij toonde hoe individuele mensen zich staande probeerden te houden in het geweld. In 1939 reisde hij met een groep Spaanse bootvluchtelingen mee naar Mexico. Bij aankomst brak de Tweede Wereldoorlog uit, dus hij kon niet meer terug. Chim reisde door naar New York en liet zich in 1942 tot Amerikaan naturaliseren. Daarbij koos hij een nieuwe naam: David Seymour. Een jaar later ging hij in dienst van het Amerikaanse leger en werd in 1944 gestationeerd in Londen, waar hij werkte als luchtfotoanalist.

Met de grond gelijk

Van Woerkom: “Twee jaar na de bevrijding reisde Chim naar Europa en volgde de route van de geallieerden. Dat werd de serie We Went Back. Het zijn prachtige, dubbelzinnige beelden. Zo zie je op een foto het Roergebied in puin, met op de voorgrond een onecht kind van een Britse soldaat en een Duitse vrouw in een kinderwagen, tegen de achtergrond van de kapotgebombardeerde stad. Dood en nieuw leven komen samen. Tijdens die reportage is Chim trouwens ook even in Nijmegen en omgeving geweest. Uiteindelijk keerde hij terug naar zijn thuisstad Warschau. Daar zag hij hoe het joodse getto volledig met de grond gelijk was gemaakt. Het moet een hartverscheurende ervaring zijn geweest, maar in zijn foto zie je een schoolklasje vrolijk langs de puinhopen lopen. Life goes on.”

Verweesd

Van Woerkom: “In 1948 werd Chim door UNICEF benaderd om kinderhulpprojecten in vijf Europese landen te documenteren (Griekenland, Italië, Hongarije, Oostenrijk en Polen). Dat werd zijn magnum opus: de serie Children of Europe. Onderzoeker Carole Naggar schrijft dat Chim deze kinderen beschouwde als zijn ‘spiritual family’. Het zijn iconische foto’s waarin tragiek en hoop samengaan. Zoals deze foto uit Italië: je ziet een verminkte jongen, blind en zonder armen, die ondanks alles braille leest met zijn lippen. Dit project raakte Chim persoonlijk, want hij was ook door de oorlog verweesd – alleen zijn zus heeft het overleefd.”

Het menselijke gezicht

Young: “Children of Europe is inderdaad monumentaal. Dat project kwam voort uit een diep engagement: wat doet oorlog met kinderen, de meest kwetsbare van alle slachtoffers? Die serie heeft zijn andere werk misschien een beetje overschaduwd, want Chim was meer dan alleen een oorlogswezenfotograaf. In zijn werk richtte hij zich altijd op het menselijke gezicht van grote bewegingen en conflicten. Tegelijkertijd zie je ook de vormexperimenten uit het modernisme terug. Zijn werk ademt intelligentie met een ingehouden intensiteit. Het is heel gelaagd en bedachtzaam in de composities.”

Getuige

Young: “Chim als getuige, dat was voor mij de thematische leidraad. Hij zag de meest heftige periode in de twintigste eeuw aan zijn lens voltrekken. Bij het samenstellen van de tentoonstelling putte ik uit de rijke collectie van het International Center for Photography, tot stand gekomen dankzij diverse donaties van Chims familie, en ik nam het overzichtswerk van Inge Bondi (1996) als uitgangspunt. Daarnaast dook ik in de grote collectie vintage afdrukken van Chims neef Ben Shneiderman. Ik wilde achterhalen welke foto’s gedurende Chims leven zijn gepubliceerd, welke hij zelf het meest geslaagd vond en welke achtergrondverhalen bij die foto’s horen. Sinds 1996 zijn we dankzij nieuw onderzoek veel te weten gekomen. Helaas zijn er maar weinig documenten uit eerste hand – Chim schreef weinig over zijn gedachtewereld en ideeën over fotografie. Nu tonen we vooral een feitelijk overzicht van zijn werk en levensloop. Het blijft een mysterieuze figuur.”

Pioniersstaat

Na de oorlog vestigde Chim zich uiteindelijk in Rome. Hij fotografeerde veel in het Vaticaan, werkte in het straatarme zuiden van Italië, en portretteerde beroemheden zoals Ingrid Bergman, Pablo Picasso en Maria Callas. Verder reisde hij een aantal keren naar Israël. Dat land fascineerde hem. De oprichting van die pioniersstaat was voor hem een hoopvol verhaal na de verwoesting van de Sjoa. Zijn Israëlreizen hebben prachtige foto’s opgeleverd, ook in kleur.

Sluipschutter

Van Woerkom: “Het is psychologie van de koude grond, maar het lijkt alsof Chim zich in zijn latere jaren vooral heeft beziggehouden met ‘lichte’ onderwerpen. Had hij teveel verwoesting gezien? Des te opmerkelijker is dat hij zich in 1956 tóch weer in een oorlog stortte: de Suezcrisis, waarbij Egypte in conflict kwam met Israël, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. Chim wilde koste wat kost een reportage maken over de strijd, ook al was hij sinds 1939 niet meer in oorlogsgebied geweest. We weten niet waarom. Vrienden raadden het hem af, maar hij was vastbesloten. Het werd hem fataal. Op 45-jarige leeftijd werd hij neergeschoten door een Egyptische sluipschutter.”

Niet niets doen

Young: “Onderzoeker Carole Naggar heeft geschreven over Chims tragische einde. Zij denkt dat hij de cruciale fout heeft gemaakt om op avontuur te gaan met een jonge Franse collega, die als roekeloos bekend stond. Maar zeker weten we het niet. Wat vast staat is dat de Suezcrisis hem persoonlijk raakte. Het was niet zomaar een klus, maar een conflict waarin hij stelling moest nemen. Die bevlogenheid geldt overigens voor al zijn beroemde generatiegenoten. Fotografie had voor hen een sterk politiek belang. Ze móesten vastleggen wat er in de wereld gebeurde. Niets doen was geen optie. Dat is wat Chim ons laat zien.”

Parkeren tussen de klassiekers van Bowie en Cruijff

In z’n eentje maakte kunstenaar Niels ‘Shoe’ Meulman in de parkeergarage van de A’DAM Toren het grootste street art kunstwerk van Nederland: ruim 300 meter calligraffiti van legendarische songteksten.

DANIËL BERTINA

Ze zijn onmiddellijk herkenbaar. De spectaculaire, manshoge calligraffiti-letters van kunstenaar Niels ‘Shoe’ Meulman. Op uitnodiging van de nieuwe eigenaren nam Meulman de immense parkeergarage van de A’DAM Toren (voormalige Toren Overhoeks) onder handen. Hij beschilderde ruim driehonderd meter garagemuur met dertig iconische oneliners uit de popgeschiedenis. In amper een week tijd. Het resultaat is Unrulyrics, het grootste street art kunstwerk van Nederland gemaakt door één persoon. Continue reading “Parkeren tussen de klassiekers van Bowie en Cruijff”

Dansen en zingen met volle mond

De Franse choreograaf Boris Charmatz keert terug op het Holland Festival met Manger, misschien wel zijn meest radicale dansvoorstelling tot nu toe. Hoe kan je eten, zingen en dansen – tegelijkertijd?

 DANIËL BERTINA

In ongeveer één uur tijd eten veertien dansers elk een stapeltje blanco eetbaar papier op. Formaat A4. Terwijl ze eten, zingen en bewegen ze. Ze komen bijna niet van hun plek. Toch ontstaat er een fascinerende dansvoorstelling. Dit is Manger, het nieuwste werk van de Franse choreograaf Boris Charmatz (Chambéry, 1973). Continue reading “Dansen en zingen met volle mond”