Wat doen we met deze originele Haring?

Het Parool / Amsterdam (14 april 2011)

Kunstenaar Keith Haring maakte 25 jaar geleden een enorme muurschildering op de zijmuur van het Centrale Museumdepot. De kans bestaat dat het pand met de  Haring en al tegen de grond gaat.

DANIËL BERTINA

In 1986 nodigde het Stedelijk Museum de Amerikaanse kunstenaar Keith Haring (1958-1990) uit om naar Amsterdam te komen voor zijn eerste show in Europa. Haring was toen al bekend door zijn unieke vermenging van street art, graffiti en schilderkunst. In die tijd gaf de stad veel opdrachten voor muurschilderingen in de openbare ruimte. In het kader van stadsrenovatie werden op deze manier oude panden versierd die later werden gesloopt, of een andere bestemming kregen. Ook Haring werd gevraagd om een grauw pand op te leuken. Op de zijmuur van het Centrale Museumdepot aan de Jan van Galenstraat maakte hij een enorme muurschildering.

“Hij moest aan de slag met een hoogwerker, en ik herinner me dat hij zich een beetje had verkeken op de schaal,” zegt kunstenaar Jan Rothuizen (Amsterdam, 1968). Vijfentwintig jaar geleden was hij erbij toen Haring op een gure middag aan het schilderen sloeg. “De muurschildering bestond uit één dikke, witte lijn. Het was een soort vrolijke dinosaurus met een lange nek, als een CoBrA-achtig fabeldier. Met op z’n rug een poppetje met van die stripachtige straling om zijn hoofd. Alsof hij schrikt.”

De buurt kon maar even van het werk genieten. Om de inhoud van het depot – de collecties van het Stedelijk Museum en het Amsterdams Historisch Museum – te beschermen tegen vochtdoorslag, verdween Harings muurschildering achter een enorme aluminium isolatieplaat. Daar zit het werk nog steeds verstopt.

Wereldwijd bestaan nog maar een handjevol originele Keith Haring muurschilderingen. Het is onduidelijk wat er nu met dit unieke, vergeten kunstwerk gaat gebeuren. Op 27 oktober komt het depot leeg te staan, wanneer beide museumcollecties zijn ondergebracht op nieuwe locaties. Drie jaar geleden liet de gemeente in deze krant weten dat de stad, als eigenaar van het pand, ‘zeker de intentie heeft’ om het kunstwerk van de sloop te redden.

Drie jaar later luidt die tekst nog altijd hetzelfde. Momenteel werken de gemeente en het stadsdeel aan de herstructurering van het Food Center Amsterdam, het terrein waarop het depot is gevestigd. Hiervoor heeft de gemeente een Europese aanbesteding gedaan, waar nu drie projectontwikkelaars op meedingen. De gemeente maakte een richtlijn richtlijn met een aantal eisen en ambities waaraan de verbouwing moet voldoen. Het behouden en zichtbaar maken van de Keith Haring muurschildering staat hierin vermeld als ambitie, géén harde eis. Daarmee is het nog steeds onzeker of het unieke kunstwerk voor de sloophamer zal worden behoed.

Tegenwoordig is Rothuizen een succesvol beeldend kunstenaar, en de geestelijk vader van de Zachte atlas van Amsterdam. Maar in de jaren tachtig was hij een fanatiek graffitischrijver. Hij ontmoette Haring bij toeval, toen hij samen met zijn vriend Niels Meulman (Amsterdam, 1967) werkte aan een grote piece op een muur aan de Jacob Obrechtstraat, getiteld Hard times, good times, better times. Een werk dat later nog een rol zou spelen in de documentaire Kroonjuwelen (2006), over de opkomst van de Nederlandse graffitibeweging.

Rothuizen grijnst: “Opeens stond er een klein ventje met een petje en grote sneakers heel aandachtig ons werk te bekijken.” Meulman: “Jan riep dat hij wél even een kwartje in het potje moest gooien, als bijdrage voor onze graffiticrew United Street Artists. Maar hij verstond ons niet. Plotseling herkende ik hem: Hey, you’re Keith Haring! En hij zei droogjes: Yeah, I know.”

De drie raakten bevriend en de twee jonge vandalen wierpen zich op als Harings assistenten gedurende de rest van zijn verblijf. “We vonden het heel tof dat iemand uit de ‘hoge’ kunstwereld zo gelijkwaardig met ons omging,” zegt Rothuizen. Meulman grijnst: “We kregen geld van het Stedelijk om materiaal en spuitbussen voor hem te kopen. En daar drukten we zélf weer de helft van achterover – dat dan weer wel.”

“Haring kreeg meer respect uit de reguliere kunstwereld dan uit de graffitiscene,” zegt Meulman, die zich onder zijn alias Shoe ontpopte als een van de onbetwiste kings van de Nederlandse graffitiscene. Daarnaast ontwikkelde hij een eigen kunstvorm: calligraffiti. “De kunstwereld noemde zijn werk graffiti. Maar Haring heeft nooit een trein ondergespoten, en hij werkte veel met stoepkrijt – dat is niet écht hardcore. Zijn werk was meer een vriendelijke versie van wat wij deden.”

Haring nam vooral de mentaliteit van graffiti over, stelt Rothuizen. “Gewoon in één keer zo’n ding op de muur knallen. Als throw-up, spontaan en spannend, zonder voorbedachte rade. Dat zie je ook terug in die muurschildering op het Museumdepot. Graffiti is eigenlijk heel streng, stoer en allesbehalve kwetsbaar. Maar goede kunst moet ook timide en intiem durven zijn. Keith gaf me het vertrouwen om me verder te ontwikkelen als kunstenaar. Voor mij als achttienjarig ventje was dat heel belangrijk.”

In een reactie op het gesteggel met de Haring muurschildering laat Julia Gruen – directeur van de Keith Haring Foundation – weten nauw te willen samenwerken met de partijen die het Amsterdamse depot gaan verbouwen. “Mocht de restauratie van het kunstwerk een overweging zijn dan wil de Keith Haring Foundation, na het indienen van een verzoek tot financiering door de projectontwikkelaar, graag de kans krijgen om een financiële bijdrage te leveren.”

Los van het naleven van Harings filantropische en creatieve doelen, is de organisatie actief bij het in stand houden en beschermen van zijn kunstwerken in openbare ruimte. Zo werden met steun van de foundation een aantal van Harings muurschilderingen in New York, Philadelphia, Pisa, Antwerpen en Barcelona in volle glorie hersteld. Onderhandelingen over de restauraties in Parijs en Australië zijn gaande.

Keith Haring zag zijn muurschilderingen als een andere kunstcategorie dan zijn reguliere schilderijen, tekeningen of beeldhouwkunst, zegt Gruen “Met zijn werk in de openbare ruimte probeerde Keith de gemeenschap op een directe manier aan te spreken. Hij maakte deze muurschilderingen bewust in arme, gemarginaliseerde buurten, en zag ze als een geschenk aan de bewoners om hun gevoel van saamhorigheid te versterken.”

Veel van de panden met het werk van Haring zijn in de loop der jaren toch afgebroken, uit naam van bouwzucht en stadsvernieuwing. Of de muurschilderingen werden simpelweg overgeschilderd. “Het is aan de stad Amsterdam om deze trend tegen te gaan en deze verborgen schat weer tot leven te brengen,” stelt Gruen. “Ook om de buurt weer te verrijken. De muurschildering in Amsterdam was een vreugdebaken in de stad, en de Keith Haring Foundation geeft volle steun aan de restauratie en het behoud van dit unieke werk.”

In Amsterdam is het ‘verdwijnen’ van openbare kunstwerken, zoals de muurschildering van Keith Haring, geen uniek fenomeen. Volgens kunsthistoricus Frans van Burkom van het Instituut Collectie Nederland is bij het opdelen van Amsterdam in stadsdelen het beheer en behoud van de openbare kunstcollectie ‘totaal geen overweging geweest’. Het overzicht raakte zoek, waardoor veel kunstwerken zelden nog werden onderhouden en verdwenen uit de gemeentelijke administratie. Dit betekende in veel gevallen pure kapitaalvernietiging.

In 2008 sprak Gijs van Tuyl, oud-directeur van het Stedelijk Museum, zich uit over het Haringdilemma. In een artikel op zijn weblog opperde hij om de schildering ‘met muur en al te verplaatsen naar de lifttoren van het nieuwe Stedelijk, naast het ezelsoor op het Museumplein.’ Maar dat bleek bouwtechnisch niet te realiseren te zijn. Van Tuyl suggereerde om het gebouw én de muur te behouden, waarbij hij de architectonische waarde van het pand benadrukte. “Het zou een trekpleister in Amsterdam West kunnen worden!”

Rothuizen is niet zo nostalgisch. “Keith is dood. En ik zou het ergens wel poëtisch vinden als dat kunstwerk zou worden vernietigd. Het is onzin om het hele pand te slopen, en dan die ene muur te laten staan als monument.” “Dat is juist tof!” roept Meulman. “Of maak er een broedplaats van, zoals Pakhuis de Zwijger. De Centrale Markthallen vormen een laatste blinde vlek in Amsterdam waar het gulzige woningkapitaal nog niet heeft toegeslagen. Dat ding staat symbool voor een belangrijke historische periode van de stad, toen de straatkunst écht onder de aandacht kwam.”

Op 17 april opent in het prestigieuze Museum Of Contemporary Art in Los Angeles de Art in the streets expositie, geheel gewijd aan graffiti en street art. “Dat wordt gezien als hét teken dat deze kunstvorm eindelijk is gearriveerd,” zegt Meulman. “Amsterdam heeft een essentiële rol gespeeld in de ontwikkeling van deze kunst, en binnen dat verhaal past die unieke muurschildering van Keith Haring. Wereldwijd heeft Amsterdam een ongelofelijk goed imago als kunststad. Maar als dit kunstwerk tegen de vlakte gaat verdienen we dat goede imago niet meer.”

///

Rothuizen & Meulman

Na het avontuur in Amsterdam werkte Rothuizen nog jarenlang als Harings assistent tijdens zijn werk in Europa, en later in New York. Tot 1990, toen Haring stierf aan de gevolgen van aids. Ook Meulman bleef met Haring bezig. Twee jaar later werd bij een inbraak zijn schetsboek gestolen, met daarin de tekening Radio man – gesigneerd ‘For Shoe’ – die Haring voor hem had gemaakt. Jaren later kreeg Meulman via via zijn schetsboek terug. Maar zo bleek, de Haring was eruit gesneden. In 1994 stuitte hij op een catalogus van veilighuis Christie’s, met daarin zijn Radio man. Hij protesteerde nog, maar tevergeefs. “Mijn tekening was al geveild, de aanbieder had een valse naam opgegeven, en de koper was anoniem. Maar ooit zal ik dat ding terugkrijgen!”

www.haring.com /www.janrothuizen.nl / www.calligraffiti.nl

[youtube]http://www.youtube.com/watch?v=mMddx5cLSUA&feature=related[/youtube]

Vreemde werelden op een vreemde schaal

Het Parool / Kunst & Media (5 april 2011)

De fotografen Cassander Eeftinck Schattenkerk en Ann Pettersson exposeren nieuw werk bij Seelevel Gallery. De foto’s in Hybride landschap proberen toeschouwers op het verkeerde been te zetten.

DANIËL BERTINA

 

Het lijkt op een mysterieuze druipsteengrot, of een donker oerwoud, marslandschap of een onderwaterfoto van Jacques Cousteau. Bijna goed. “Het zijn zoutkristallen op gips, karton en wol in een schoenendoos, gefotografeerd in mijn studio,” zegt Cassander Eeftinck Schattenkerk (Amsterdam, 1974). Hij gebaart naar een van zijn foto’s aan de muur van Seelevel Gallery. “Met een beetje rook erbij, voor de mysterieuze sfeer.”

Met zijn Zweedse collega Ann Pettersson (Stockholm, 1965) legt Schattenkerk zich toe op een bijzondere vorm van landschapsfotografie. Hun tentoonstelling Hybride landschap is tot en met 29 april te zien bij Seelevel Gallery aan de Tweede Kostverlorenkade. De locatie doet nu al bijna een jaar dienst als uitvalsbasis voor deze ‘guerrilla’ galerie, die om de zoveel tijd andere tijdelijke locatie in de stad betrekt.

Eén van Ann Petterssons foto’s is vanuit het vliegtuigraam genomen. Vanaf grote hoogte zijn de zandkleurige heuvels van Malaga te zien, met de zwarte olijfbomen en glooiende graanakkers. Maar het beeld doet ook denken aan een berg oude kleren op de rommelmarkt. Een ander werk toont een dromerig zeelandschap met vage horizontale lijnen en een dubbele horizon, waarbij ver in de achtergrond nog een bomenrij is te zien.

Pettersson trekt de natuur in om naar bijzondere beelden te zoeken. Terwijl Schattenkerk vooral decors bouwt in zijn studio, waar hij vervolgens een ‘chaosfactor’ op loslaat, zoals het proces van zoutkristallisering. Hij gebruikt van Photoshop minimaal, zij bewerkt haar surreële natuurfoto’s met overgave.

Ondanks de verschillende invalshoeken en werkmethodes lijken hun foto’s op hetzelfde effect te mikken. “We proberen allebei de toeschouwer op het verkeerde been te zetten,” zegt Pettersson. Schattenkerk: “De kijker kan bij ons nooit helemaal zien hoe groot het beeld op de foto eigenlijk is. Het zijn vreemde werelden, met een vreemde schaal.”

Achttien jaar geleden kwam Pettersson naar Nederland voor een studie aan de kunstacademie in Den Bosch. Eerst werkte ze meer met analoge fotografie, waarbij ze verschillende negatieven op elkaar legde om een nieuw beeld te maken. “Nu gebruik ik digitale technieken. Die maken veel meer mogelijk, maar het is ook een grotere opgave om steeds weer de juiste vorm van verbeelding te vinden.”

“Je kunt mijn werk landschapsfotografie noemen, maar is dat het wel? Er zijn bomen, wolken, heuvels en zonlicht te zien, maar het gaat meer om de associaties die het beeld oproepen. Die hebben vaak niets meer met landschappen te maken. Wij proberen mensen op een nieuwe manier naar hun omgeving te laten kijken. Zodat ze zich afvragen: ziet de ander wat ik zie?”

Schattenkerk studeerde fotografie aan de Rietveld Academie. Hij raakte gefascineerd door processen van organische groei, en zocht naar een manier waarop hij met huis-, tuin-, en keukenmaterialen zélf een fantasielandschap kon laten ontstaan. In zijn studio.

“Ik stuitte op een kinderspeeltje waarmee je met zout en water een nepkerstboompje kan ‘kweken’. Dat procedé heb ik op mijn eigen bouwsels toegepast, en het resultaat in close up gefotografeerd. Behoorlijk lo-fi allemaal.”

Op de foto’s in Hybrid landscapes zijn geen mensen te zien. Schattenkerk haalt zijn schouders op: “Als je mensen in beeld zet wordt de foto al gauw té anekdotisch. Dat probeer ik te vermijden. Het is wel merkwaardig dat mensen altijd proberen om iets van zichzelf in het beeld terug te vinden, ook bij abstracte landschappen.”

“De menselijke vorm wordt al gauw een maat der dingen,” zegt Pettersson. “Maar dat beperkt de vrijheid van associatie. Je kunt juist veel moois fotograferen zonder ooit een mens in beeld te brengen.”

www.seelevel.nl / www.schattenkerk.nl / www.annpettersson.nl

‘Hysterische reactie op klein gebaar’

Het Parool / Kunst & Media (2 april 2011)

Kunstenaar Ibrahim Quraishi uit Amsterdam deed in de Verenigde Arabische Emiraten mee aan een manifestatie voor de vermoorde demonstranten in Bahrein. Hij werd gearresteerd door de geheime dienst.

DANIËL BERTINA

 

In aanloop naar de tiende editie van de Sharjah Biënnale, een kunstfestival in de Verenigde Arabische Emiraten, hield kunstenaar Ibrahim Quraishi (Nairobi, 1973) op 16 maart met een aantal collega’s een artistieke manifestatie voor de zeven vermoorde demonstranten in buurstaatje Bahrein.

Quraishi – beeldend kunstenaar, choreograaf en docent bij onder andere de Theaterschool, Das Arts, Rietveld Academie en de Universität der Künste in Berlijn – werd gearresteerd door de geheime dienst, en beschuldigd van staatsondermijnend gedrag en vermeende sympathie met de sjiitische minderheid. Na een urenlang verhoor kwam hij met de schrik vrij.

“We wisten allemaal wat de risico’s waren, en ook de organisatie was op de hoogte,” zegt Quraishi, die een Amerikaans paspoort met een Franse verblijfsvergunning heeft. Hij zit weer veilig aan de spa rood in een Amsterdams café. “Het was eigenlijk een minuscuul gebaar waar volkomen hysterisch op is gereageerd.”

“Ik ben geboren in Kenia, mijn moeder is Oezbeekse, mijn vader komt uit Jemen en ik ben opgegroeid in Pakistan, Tunesië, en woonde in de Verenigde Staten en andere landen. Ik heb altijd het gevoel gehad nergens écht bij te horen. Maar zonder Westers paspoort had ik hier nu niet gezeten.”

De Sharjah Biënnale is sinds 1993 een van de meest prominente kunstmanifestaties in de Arabische wereld. Quraishi wilde daar zijn installatie Islamic violins (2008) laten zien. Met dit werk, bestaande uit tweeëntwintig violen die in zes dagen stuk voor stuk worden opgeblazen, won hij de Prix Jardin d’Europe. Maar Sharjah wees zijn verzoek af.

“Het klinkt cynisch, maar ik heb het idee dat veel van die golfstaatjes niet aan kunst doen vanuit enige artistieke overtuiging. Ik vermoed dat het een manier is om geld wit te wassen, en al die multinationals doen daaraan mee. Bij Art Dubai worden astronomische bedragen neergelegd voor verschrikkelijk lelijke decoratieve kunst. Weinig kunstenaars durven het aan om de lokale flamboyante wansmaak te bekritiseren.”

Toch reisde hij af naar Sharjah om mee te doen aan de March Meetings: drie dagen van debatten en workshops met internationale kunstenaars, voorafgaand aan de officiële opening van het festival. Onder de deelnemers ontstond al snel een politieke discussie in het licht van de recente revoluties. Maar er knaagde iets. “Het leek alsof wij daar meer zaten zodat de organisatie zichzelf op de borst kon kloppen,” zegt Quraishi. “Om aan Westerse media te laten zien dat er wel degelijk een open debat is in de Islamitische wereld.”

“Het viel me op dat niemand van ons – allemaal bevoorrechte ‘radicale’ kunstenaars, net als ik – de plaatselijke machthebbers wilde beledigen. Niemand wilde het hebben over dat een hele kleine rijke elite daar de absolute macht heeft, en dat vrouwen, immigranten en andersdenkenden zo goed als rechteloos zijn. Het was een debat in een vacuüm.”

Opvallend genoeg waren het vooral de gesluierde vrouwelijke medewerkers van de organisatie, die over de politieke en sociale problemen discussieerden. “Ze waren van top tot teen verhuld maar spraken over vrouwenrechten, de onderdrukking van de sjiieten, de revoluties in Egypte en Tunesië, de burgeroorlog in Libië en de moord op demonstranten in Bahrein. En ze waren verbaasd dat al die Westerse kunstenaars zich zo ontzettend passsief opstelden.”

Het idee voor de manifestatie was om vellen papier met de namen van de slachtoffers omhoog te houden. Niet als protest tegen de regering of het staatshoofd, maar gericht aan de kunstenaarscollega’s op de Biënnale. De meeste wilden niet meedoen. Uiteindelijk werden vijftig blaadjes met namen verspreid en om beurten getoond bij de ingang van het complex.

Vier mensen werden gearresteerd door de geheime dienst. Quraishi brak het zweet uit, terwijl zijn collega en twee curatoren van de Sharjah Biënnale probeerden de situatie te kalmeren. “Ik ben geen held. Ik was super gay gekleed en als de dood dat ze me zouden beschuldigen van homoseksueel gedrag, want daar staat een flinke celstraf op. Mijn ondervragers bleven bizar kalm en beleefd. Ook toen ze zeiden dat ik een ‘kalmeringsinjectie’ zou krijgen. Het was kafkaësk. Ik heb ze uiteindelijk kunnen overtuigen dat ik niet de aanstichter van de actie was, en dat ik een longkwaal heb en een dergelijke injectie niet zou overleven.”

Uiteindelijk werd hij vrijgelaten. De volgende dag zou hij het eerste vliegtuig richting Amsterdam nemen, maar de laatste avond zat hij nog knarsetandend aan bij het galadiner van de sjeik. “Met twee onheilspellende secret service agenten recht tegenover me, die alles scherp in de gaten hielden.” Quraishi grijnst: “That killed the conversation.”

www.ibrahimquraishi.org / www.lumentravo.nl/wp/?p=128

[youtube]http://www.youtube.com/watch?v=0xFe7yYn1fk[/youtube]

VERENIGDE ARABISCHE EMIRATEN – Bij de opening van de Sharjah Biënnale hield de Amsterdamse kunstenaar Ibrahim Quraishi een manifestatie voor de vermoorde demonstranten in Bahrein. Hij werd gearresteerd door de geheime dienst.

DANIËL BERTINA

“Ik heb een Amerikaans paspoort met een Franse verblijfsvergunning. Dat was essentieel,” zegt kunstenaar Ibrahim Quraishi (Nairobi, 1973). In aanloop naar de tiende editie van de Sharjah Biënnale, een kunstfestival in de Verenigde Arabische Emiraten, hield hij op 16 maart een artistieke manifestatie met een aantal collega’s voor de zeven vermoorde demonstranten in buurstaatje Bahrein. Quraishi werd gearresteerd door de geheime dienst, en beschuldigd van staatsondermijnend gedrag en vermeende sympathie met de Sjiitische minderheid. Na een urenlang verhoor en de nodige psychologische oorlogsvoering kwam hij met de schrik vrij.

“We wisten allemaal wat de risico’s waren, en ook de organisatie was op de hoogte,” zegt Quraishi. Hij zit weer veilig aan de spa rood in een Amsterdams café. “Het was eigenlijk een minuscuul gebaar waar volkomen hysterisch op is gereageerd. Ik ben geboren in Kenia, mijn moeder is Oezbeekse, mijn vader komt uit Jemen en ik ben opgegroeid in Pakistan, Tunesië, en woonde in de Verenigde Staten en andere landen. Ik heb altijd het gevoel gehad nergens écht bij te horen. Maar zonder Westers paspoort had ik hier nu niet gezeten.”

De Sharjah Biënnale is sinds 1993 een van de meest prominente kunstmanifestaties in de Arabische wereld. Quraishi – beeldend kunstenaar, choreograaf en docent onder andere bij de Theaterschool, Das Arts, Rietveld Academie en de Universität der Künste in Berlijn – wilde daar zijn installatie Islamic violins (2008) laten zien. Met dit werk, bestaande uit 22 violen die over een periode van 6 dagen stuk voor stuk worden opgeblazen, won hij de Prix Jardin d’Europe. Maar Sharjah wees zijn verzoek af.

“Het klinkt cynisch, maar ik heb het idee dat veel van die golfstaatjes niet aan kunst doen vanuit enige artistieke overtuiging. Ik vermoed dat het een manier is om geld wit te wassen, en al die multinationals doen daaraan mee. Bij Art Dubai worden astronomische bedragen neergelegd voor verschrikkelijk lelijke decoratieve kunst. Weinig kunstenaars durven het aan om de lokale flamboyante wansmaak te bekritiseren.”

Toch reisde hij af naar Sharjah om mee te doen aan de March Meetings: drie dagen van debatten en workshops met internationale kunstenaars, voorafgaand aan de officiële opening van het festival. Onder de deelnemers ontstond al snel een politieke discussie in het licht van de recente revoluties. Maar er knaagde iets. “Het leek alsof wij daar meer zaten zodat de organisatie zichzelf op de borst kon kloppen,” zegt Quraishi. “Om aan Westerse media te laten zien dat er wel degelijk een open debat is in de Islamitische wereld.”

“Het viel me op dat niemand van ons – allemaal bevoorrechte ‘radicale’ kunstenaars, net als ik – de plaatselijke machthebbers wilde beledigen. Niemand wilde het hebben over de olifant in de kamer: het feit dat amper twee procent van de bewoners daar de absolute macht heeft, en dat vrouwen, immigranten en andersdenkenden zo goed als rechteloos zijn. Het was een debat in een vacuüm.”

Merkwaardig genoeg waren het vooral de gesluierde vrouwelijke medewerkers van de organisatie, die over de politieke en sociale problemen discussieerden. “Ze waren van top tot teen verhuld maar spraken over vrouwenrechten, de onderdrukking van de Sjiieten, de revoluties in Egypte en Tunesië, de burgeroorlog in Libië en de moord op demonstranten in Bahrein. En ze waren verbaasd dat al die Westerse kunstenaars zich zo ontzettend passsief opstelden.”

Het idee voor de manifestatie was om alleen de namen van de slachtoffers omhoog te houden. Niet als protest tegen de regering of de sjeik, maar gericht naar al de kunstenaars op de Biënnale. De meeste wilden niet meedoen, maar uiteindelijk werden vijftig bordjes verspreid en getoond bij de ingang van het complex.

Toen Quraishi was gearresteerd door de geheime dienst brak het zweet hem uit, terwijl zijn collega en twee curatoren van de Sharjah Biënnale probeerden de situatie te kalmeren. “Ik ben geen held. Ik was super gay gekleed en als de dood dat ze me zouden beschuldigen van homoseksueel gedrag, want daar staat een flinke celstraf op. Mijn ondervragers bleven bizar kalm en beleefd. Ook toen ze zeiden dat ik een ‘kalmeringsinjectie’ zou krijgen. Het was Kafkaësk. Ik heb ze uiteindelijk kunnen overtuigen dat ik niet de aanstichter van de actie was, en dat ik een longkwaal heb en een dergelijke injectie niet zou overleven.”

Uiteindelijk werd hij vrijgelaten. De volgende dag zou hij het eerste vliegtuig richting Amsterdam nemen, maar de laatste avond zat hij nog knarsetandend aan bij het galadiner van de sjeik. “Met twee onheilspellende secret service agenten recht tegenover me, die alles scherp in de gaten hielden.” Quraishi grijnst: “That killed the conversation.”

www.ibrahimquraishi.org / www.lumentravo.nl/wp/?p=128

Tussen reli-kitsch en Hello Kittyfans

Het Parool / Kunst & Media (30 maart 2011)

Fotograaf Anoushka van Velzen verwondert zich over de menselijke drang naar ritueel en bedevaart. Haar overzichtstentoonstelling Desire for devotion is nu te zien in de projectruimte van Retort Art Space.

DANIËL BERTINA

Een pelgrim kruipt huilend over de straatstenen van Lourdes, gewapend met een enorme kaars en dikke kniestukken. Een winkeletalage staat vol met reflecterende plastic reli-kitsch, en duizenden mensen zwaaien enthousiast naar de processie van een Mariabeeld. De vervreemdende foto’s van Anoushka van Velzen (Bussum, 1966) tonen mensen, diep verzonken in hun rituelen van aanbidding.

Van Velzen bezocht Katholieke bedevaartsoorden in Frankrijk, Portugal en Nederland, begraafplaatsen en processies in Mexico, heidenen in Engeland, en obsessieve Hello Kitty verzamelaars en Shintotempels in Japan. De overzichtstentoonstelling van haar werk, Desire for devotion, is tot en met 24 april te zien in Retort Art Space aan de Aalsmeerweg.

“Ik heb zelf geen religieuze achtergrond, maar ik ben al heel lang met dit thema bezig,” vertelt Van Velzen. Ze wijst naar haar zwart-wit foto van een muur in de RoXY, bedekt met tientallen Christusbeelden. Een kunstwerk van Peter Giele. “Rituelen van aanbidding bieden houvast en veiligheid. Maar het verbaast me dat mensen bij zo’n diep religieuze gebeurtenis zoals een bedevaart ook allemaal prullaria verzamelen. De kitsch hoort erbij. Zoals de reflecterende Mariabeeldjes, de medaillons, de rozenkransen en kant-en-klare flesjes wijwater. Die details vind ik ontroerend en intrigerend.”

Van Velzen studeerde aan de  Akademie Vogue en deed een opleiding grafische vormgeving aan de Rietveld Academie, maar is als fotograaf grotendeels autodidact . In 2008 kwam haar fotoboek Tools of belief uit, met een voorwoord van priester Antoine Bodar. Het leverde haar een aantal projecten op in de Katholieke hoek, waaronder een vierdelig radioprogramma voor de KRO. “Ik heb mijn foto’s in diverse kerken tentoongesteld. Erg leuk dat mijn werk op die sacrale plekken heeft gehangen. Toch probeer ik mijn foto’s los te trekken van hun religieuze context.”

Mensen hebben een onuitwisbare drang om zich als uniek persoon van de rest te onderscheiden, zegt Van Velzen. “Maar we willen tegelijkertijd ook deel uitmaken van een groep, en meedoen in de rituelen die deze groep bevestigen. Dat contrast fascineert me.”

Op veel van de foto’s vallen de hoofden van de geportretteerden nét buiten beeld. Twee vrouwen dragen identieke regenjassen, ongetwijfeld ter plaatse gekocht, elk met een plastic tasje van de souvenirshop van Fátima: het Portugese dorpje waar in 1917 de Maagd Maria verscheen aan drie herderskinderen.

“Een gezichtsuitdrukking is heel bepalend voor het beeld, en dat is lang niet altijd de bedoeling,” legt Van Velzen uit. “Soms moet een foto juist anoniem blijven. Daarmee laat je het ritueel zien, en niet de persoon die het ritueel beleeft. Zo laat je mensen in hun waarde en bewaak je een respectvolle afstand.”

Als fotograaf moet je een beetje boven het onderwerp blijven hangen. “Ik moet altijd oppassen dat ik niet teveel meedoe. Af en toe kom ik er tussen met mijn camera, maar ik wil niet teveel ingrijpen. Daarom ensceneer ik nooit. Wel blijf ik vaak een paar weken op één bepaalde locatie om mooie details te ontdekken. Ik probeer zo vooral mijn eigen verbazing over te brengen.”

www.anoushkavanvelzen.nl

www.retortproject.nl

Desire for Devotion, t/m 24/4 in Retort Art Space, Aalmeerweg 103

Betaalbare ateliers worden zeldzamer

Het Parool / Kunst & Media (25 maart 2011)

AMSTERDAM – Betaalbare werkplaatsen voor individuele kunstenaars dreigen te verdwijnen. Dat was gisteren te horen tijdens een symposium over het Amsterdamse atelierbeleid.

DANIËL BERTINA

Stichting Woon- en Werkruimte voor Kunstenaars kreeg in het voormalige VVolkskrantgebouw in de Wibautstraat kunstenaars, vertegenwoordigers van de kunstvakbonden, stadsdelen, adviescommissies en kunstbroedplaatsen met elkaar in gesprek over de ‘lekken’ in het Amsterdamse atelierbeleid. Sinds de jaren negentig heeft Amsterdam een succesvol broedplaatsenbeleid, waarbij leegstaande kantoorpanden een tijdlang dienst doen als werkplek voor kunstenaars en creatievelingen. Toch is er na vijftig jaar nog steeds geen structurele oplossing voor het grote tekort aan betaalbare atelierruimte voor individuele kunstenaars.

Naast het organiseren van dit symposium verzorgde de stichting ook een bundel samen, ter ere van haar vijftigjarige jubileum. KunstWerkRuimte bevat diverse artikelen over de huisvesting voor kunstenaars. Het eerste exemplaar werd uitgereikt aan Caroline Gehrels, wethouder Cultuur.

“Het is hard nodig dat de centrale stad de regie gaat voeren,” stelt Thomas van Dalen, voorzitter van de Commissie Ateliers en (Woon)Werkpanden Amsterdam (CAWA). In Amsterdam is de relatie tussen het atelierbeleid, het broedplaatsenbeleid en het kunstenplan namelijk zwak. “Lang niet alle woningcorporaties, particuliere verhuurders en stadsdelen werken met ons mee, of hebben een helder overzicht van het aantal ateliers in hun beheer. Veel van deze instanties staan onder grote financiële druk, en hebben verschillende manieren van werken. Ook de hoeveelheid kunstenaars die een werkruimte zoeken is nog steeds niet in kaart gebracht.” Debatleider Frits Barend lacht verbaasd: “Amsterdam weet álles van haar bewoners, behalve hoeveel kunstenaars hier eigenlijk wonen.”

Jaap Draaisma, directeur van Urban Resort dat de broedplaats in het Volkskrantgebouw exploiteert, had het over de economische waarde van de kunstenaar. Met enige reserve: “Kunst belichaamt natuurlijk meer dan alleen economisch belang, maar kunstenaars zijn wel een onmisbare schakel in de creatieve industrie van deze stad.”

Broedplaatsen tonen hoe het ambacht van de kunstenaar succesvol kan samengaan met de industrie. “Denk aan de talloze kunstenaars in dit pand die toegepast werk voor de games- of reclamewereld maken. Of hen die hier creatieve ondernemers ontmoeten, om zo hun kunst als product op de markt te brengen.”

“Amsterdam trommelt zichzelf graag op de borst als internationale Kunstenstad,” zegt Van Dalen. “Ateliers en broedplaatsen vormen de infrastructuur die kunst en cultuur mogelijk maken. Maar door het gebrek aan deze plekken vluchten getalenteerde kunstenaars nu noodgedwongen de stad uit. Bijvoorbeeld richting Berlijn.” Of de ruimte blijkt onbetaalbaar dankzij de neoliberale marktwerking. Dat onderschrijft ook Martin Willems, voorzitter van de SWWK: “Onderzoek wijst uit dat tachtig procent van de kunstenaars nooit in staat zal zijn de commerciële huurprijs te betalen. Hoe goed hun kunst ook is.”

Archief /// Reddingsoperatie muurschildering Keith Haring

Het Parool Kunst & Media (17 september 2008)

Gemeente en Stedelijk Museum willen muurschildering Jan van Galenstraat behouden

DANIËL BERTINA

AMSTERDAM – De muurschilderingen van pop-artkunstenaar Keith Haring op het Stedelijk Museumdepot aan de Jan van Galenstraat zal worden gered. De gemeente en het Stedelijk Museum, dat een grote Keith Haringcollectie bezit, werken aan het behoud ervan.

Hoe dat moet gebeuren, is nog onduidelijk. Eén van de weinige overgebleven muurschilderingen van de in 1990 aan aids overleden New Yorkse graffitikunstenaar Haring werd in 2002 teruggevonden. Halverwege de jaren tachtig maakte Haring verscheidene muurschilderingen in de publieke ruimte, waarvan er wereldwijd nog maar enkele bestaan. Een daarvan, Crack is wack, is in Manhattan te zien. Het verborgen werk op de muur van het depot van het Stedelijk Museum op de Groothandelsmarkt is een van de weinige anderen. Ondanks verwoede pogingen van buurtbewoners en kunstliefhebbers is het werk nog steeds niet te zien.

Destijds gaf de stad opdrachten voor muurschilderingen in de openbare ruimte. Dit was vanwege de stadsrenovatie, waarbij oudere panden met kunst werden verfraaid. De werkgroep Kunst In Mokum (later opgegaan in het Amsterdamse Fonds voor de Kunsten) was de vermoedelijke uitvoerder.

“Het ging bij dit project niet om het scheppen van blijvende kunst, maar het versieren van panden die later vaak werden gesloopt of een andere bestemming kregen,” zegt Ton van Gestel van Stichting Kunst en Openbare Ruimte. “Veel van deze muurschilderingen zijn inmiddels verdwenen en vergeten. Soms duikt er weer een op.”

De aluminium plaat die over  het kunstwerk is geplaatst is aangebracht om vochtdoorslag tegen te gaan. Het pand doet ook dienst als opslagruimte voor het Amsterdams Historisch Museum. In 2011 zullen beide collecties zijn verplaatst en komt het leeg te staan.

De gemeente heeft als eigenaar van het pand het lot van het kunstwerk in handen. Mariska de Wit van juridisch adviesbureau artt. zegt dat het kunstwerk van Haring feitelijk in bezit is van de gemeente, omdat het is geschilderd op gemeentelijk eigendom. Als de gemeente gegronde redenen heeft tot sloop, en daarmee totale vernietiging van het kunstwerk, zou zelfs een beroep op schending van het auteursrecht niet helpen.

Françoise Kraaijenzank van het Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam laat weten dat de gemeente ‘zeker de intentie heeft’ om het kunstwerk voor de sloop te behoeden. Zij gaan in overleg met het Stedelijk Museum over de mogelijkheden voor het behoud van het werk. Het kunstwerk zal worden gered, maar hoe is nog onduidelijk.

Het ‘verdwijnen’ van openbare kunstwerken komt vaker voor. Volgens Frans van Burkom van het Instituut Collectie Nederland is bij het opdelen van de stad in stadsdelen het beheer en behoud van de openbare kunstcollectie ‘totaal geen overweging geweest.’ Het overzicht was zoek. Kunstwerken werden zelden nog onderhouden en verdwenen uit de administratie.

///

Oud Stedelijk Museum directeur Gijs van Tuyl blogde over de Keith Haring muurschildering, lees hier

Heer en meester van je eigen wereld /// Interview Paul Beumer

Paul Beumer toont in zijn schilderijen de obsessie met wellust en macht. Het werk is nu te zien bij Galerie De Expeditie.

 

DANIËL BERTINA


 

“Het zijn allemaal gruwelijke keizers,” zegt kunstenaar Paul Beumer (Amersfoort, 1982). Hij gebaart naar een van zijn schilderijen aan de muur van Galerie De Expeditie. Het is een felgekleurde collage van verf, foto’s en textiel, waarin uitgeknipte portretten en afbeeldingen van Romeinse tirannen zijn te herkennen. Standbeelden van historische heersers zoals Julius Caesar worden afgewisseld met foto’s van hedendaagse politici als Silvio Berlusconi – soms onherkenbaar ingekleurd met woeste, dikke slierten olieverf en druipende lakspetters. “Van kinds af aan ben ik geobsedeerd door macht en decadentie. Ik vond ook altijd de bad guys in films oneindig veel interessanter dan de helden.”

Beumer studeerde aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunst en werd in 2009 genomineerd voor de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst. Zijn recente solotentoonstelling, met de onmogelijke titel Watching the third world slide by through the prism of a champagne glass, is tot en met 26 maart te bekijken bij Galerie De Expeditie aan de Leliegracht.

Als kind verslond Beumer encyclopedieën en geschiedenisboeken, op zoek naar sappige verhalen over de enorme weelde aan het hof van de oude wereldrijken. “Die keizers hadden een onvoorstelbare macht en kenden daardoor geen grenzen. De Romeinse keizer Heliogabalus (203-222) was bijvoorbeeld een seksmaniak, prostitueerde zichzelf, en de legende gaat dat hij zijn dinergasten eens heeft verstikt onder een enorme berg rozenblaadjes.”

In die grenzenloosheid zit heel veel schoonheid, zegt Beumer. “Al die despoten werden gedreven door een honger naar méér macht. Het raakt aan de kern van het mens-zijn en de menselijke ambitie. Zo ervaar ik het ook. Ik maak kunst om mijn eigen lust te bevredigen. Als kunstenaar wordt je heer en meester over de wereld die je met het schilderij hebt geschapen. Dat is heel bevrijdend.”

Opvallend aan Beumers schilderijen is de manier waarop de verf is aangebracht, in lange slierten als dropveters. Hij gebruikt hiervoor een injectiespuit. Zoals in What an artist I die (2010), waarbij uitgeknipte plaatjes van klassieke standbeelden op een agressief roze achtergrond zijn geplakt. De gezichten zijn ‘overgetrokken’, en de verf heeft zich niet vermengd met de ondergrond. Zo lijken de personages – allemaal grote mannen met grote ego’s – zichzelf uit het schilderij te willen drukken.

Het kleurengebruik is bewust heel fel en agressief. “Ik haal veel inspiratie uit films zoals Satyricon (1969) of Caligula (1979). Door het extreme kleurgebruik krijgen die films iets engs. De special effects zijn ook sterk verouderd, waardoor het er allemaal niet nét echt, maar nét nep uit ziet. Zo ontstaat een hele akelige, vervreemdende sfeer. Zo’n effect probeer ik ook te scheppen met mijn werk.”

Beumer wil zorgen voor een weldadig gevoel van wellust en overdaad. “Alsof het voelt dat je na het bekijken van mijn schilderijen veel teveel hebt gegeten. Dat vind ik een mooi idee, maar realiseer me dat het in deze tijd van duurzaamheid lekker politiek incorrect kan overkomen.”

Een ander werk in Galerie De Expeditie heeft de merkwaardige titel I have little hair because my brain is so big it pushes the hair out (2010). Het is net als alle andere titels een letterlijk citaat van een beroemd persoon, ditmaal van de flamboyante Italiaanse premier en zakenman Silvio Berlusconi. “Hij heeft het echt zo gezegd! Dat is toch een prachtig decadente uitspraak?” lacht Beumer. “In mijn werk is een verstopte kritiek op onze fascinatie voor machthebbers en beroemdheden te lezen. Maar dat wil ik er niet te dik bovenop leggen.”

“Kunst is voor mij een manier om de echte wereld even opzij te schuiven, en te genieten van een zelfgeschapen droomwereld waar alles mogelijk is. Ik heb lol in dat struisvogelgedrag.”

www.de-expeditie.com / www.paulbeumer.blogspot.com

[youtube]http://www.youtube.com/watch?v=NJvVEt6F_Xw[/youtube]

 

De Stads Kunst Guerrilla’s Hamsterdam

Het Parool / Kunst & Media (10 maart 2011) /// extended version

AMSTERDAM – Vannacht werd het I Amsterdamlogo in het Vondelpark onder handen genomen door de Stads Kunst Guerrilla. Ook Louis Vuitton moest het ontgelden.

tekst DANIËL BERTINA / fotografie BAS UTERWIJK


Twee in één. Vannacht sloegen twee afzonderlijke facties van de heropgerichte Stads Kunst Guerrilla toe, op twee plaatsen in de stad. Eén SKG groep bespoot de chique winkelruit van modegigant Louis Vuitton in de P.C. Hooftstraat met de graffitislogan ‘All logo’s are public property’. “We steunen hiermee kunstenaar Nadia Plesner,” zegt een van de guerrillero’s, onder de verfspatten. “Zij is voor twee ton aangeklaagd, omdat ze met haar kunstwerk Darfurnica zogenaamd Louis Vuitton’s ‘intellectuele eigendom’ heeft geschonden. Belachelijk!”

In het Vondelpark moest ook het manshoge I Amsterdamlogo het ontgelden. De eerste letter is door middel van een extra constructie veranderd in een ‘H’, en de kreten ‘Legalise harddrugs’ (sic) en ‘SKG’ staat in strakke graffiti over de opzetletter gespoten. De rest is keurig witgeverfd. Een paar joggers moeten hartelijk om Hamsterdam lachen.

De titel verwijst naar een aflevering van de invloedrijke politieserie The wire (2004). Hierin besluit de eigenzinnige politiechef van Baltimore het gebruik en de verkoop van harddrugs tijdelijk toe te staan in een afgebakende achterbuurt, in navolging van het succesvolle gedoogbeleid van softdrugs in Amsterdam. De drugsdealers die nog nooit van Amsterdam hebben gehoord, verbasteren het experiment tot ‘Hamsterdam’.

“Het was echt een slapstick hoe ze daar met dat opzetstuk door het park liepen te stuntelen,” lacht een andere SKG-er, die tijdens de actie op wacht stond. “Net Laurel & Hardy die een piano verhuizen.”

I Amsterdam werd in 2004 als citymarketing geïntroduceerd. “Ooit was deze stad het boegbeeld van tolerantie,” legt een ander SKG-lid uit. “Nu lijkt het hele gedoogbeleid overboord te gaan, terwijl dàt juist de ultieme vorm van citymarketing is.”

Dit is niet de eerste keer dat I Amsterdam te grazen is genomen. Vorig jaar werden de letters A en M gestolen, en op marktplaats te koop aangeboden. Het bleek een promotiestunt van een PR- bureau in opdracht van Sony ter promotie van het computerspel Heavy rain. Ook werd het logo al eerder op legale wijze versierd door graffitikunstenaars om de street art in Amsterdam te promoten.

Eind jaren zeventig ontstond de Stads Kunst Guerrilla als anarchistische kunstenaarsgroep die met wild experimentele kunstprojecten in de openbare ruimte de stad wilden ontwrichten. De SKG werd eerder dit jaar heropgericht, om de ‘brave burgers van de republiek Amsterdam’ wakker te schudden uit de ‘welvaartslaap’- aldus hun eerste mission statement, dat via het internet werd verspreid.

De SKG liet in korte tijd een aantal keer van zich horen. De zijmuur van het Cobra Museum in Amstelveen (Liggend naakt met grote beer) en de trambaan pal voor veilinghuis Christie’s (Auction this) werden van graffitikunst voorzien. Het Cobra was woest en liet de muur vrijwel onmiddellijk schoonspuiten. Christie’s kon wel lachen om de graffiti voor hun deur, maar niet om de rookbom die later op de avond tijdens een feest van Lebowski Publishers nog voor enige opschudding zorgde.

“Die arrogante houding van die man van Christie’s met zijn opmerkingen over de graffitiscene viel bij mij helemaal verkeerd,” zegt een van de recente SKG-bekeerlingen ter verklaring voor zijn rookbomactie – waarmee hij op de betreffende avond zijn SKG collega’s overigens totaal verraste. “Jarenlang stond het werk van grote graffitikunstenaars zoals Dondi White in de depots te verstoffen, maar omdat Brad Pitt nu het werk van Banksy koopt is street art opeens commercieel interessant geworden.” Een ander grijnst hem toe: “Het bier was ook op, die avond. Wees eerlijk, dat heeft vast meegespeeld.”

[youtube]http://www.youtube.com/watch?v=BoiJRKwiC1Y[/youtube]

 

 

Cousteau jr. in voetsporen van vader

Het Parool / Kunst & Media (5 maart 2011)

In een nieuwe documentaire van National Geographic trekt Pierre-Yves Cousteau – de jongste zoon van duikpionier Jacques-Yves Cousteau – ten strijde tegen de ecologische kaalslag in de Middellandse Zee. Met behulp van het internet.

DANIËL BERTINA

 

Fel verlichte casino’s, Italiaanse midlifecrisisraceauto’s en een jachthaven vol protserige plezierboten. In deze decadente pracht en praal van belastingparadijs Monaco is het verwarrend om woorden als duurzaamheid, ecologisch bewustzijn en biodiversiteit te horen vallen. Toch werd hier op 13 en 14 februari de tweede editie van Monaco Blue Initiative gehouden. Onder leiding van prins Albert kwamen op deze topconferentie tientallen ministers, wetenschappers en zakenlieden samen om te lobbyen, en over de toekomst van de Middellandse Zee te spreken. Die zee is na eeuwen van overbevissing, vervuiling en bodemerosie zo goed als kaalgeslagen.

Om de discussie aan te zwengelen ging hier Secrets of the mediterranean: Cousteau’s lost world in première. Een gelikte documentaire die 8 maart in Nederland wordt uitgezonden op Nat Geo Wild, het digitale kanaal van National Geographic Channel. De film volgt de Spaanse wetenschapper Enric Sala en diens pleidooi voor het uitbreiden van Marine Protected Areas: een soort natuurreservaten in de zee.

Ook Pierre-Yves Cousteau (1983) werd bij de documentaire betrokken. Pierre-Yves is de jongste zoon van duiker, uitvinder, filmmaker en avonturier Capitain Jacques-Yves Cousteau (1910-1997), die met bekroonde films zoals The silent world (1956) en talloze natuurdocumentaires het rijke leven onder de zeespiegel vastlegde. In de film treedt Pierre-Yves Cousteau op als gezicht van de Cousteau Society: de non-profitorganisatie van zijn familie.

In de documentaire bezoeken Sala en Cousteau junior – sprekend zijn vader, minus het rode mutsje – plaatsen in de Middellandse Zee, ooit aangedaan door Capitain Cousteau en zijn duikteam. In Secrets of the mediterranean: Cousteau’s lost world vormen de actuele beelden van het kale en levenloze niemandsland onder de zeespiegel een schril contrast met de oude opnames van Capitain Cousteau. In zijn tijd krioelde de Middellandse Zee nog van het leven.

Maar er is hoop. In vier kleine natuurreservaten heeft het leven zich op verbazende wijze weten te herstellen. De film onthult met een bombastische soundtrack de onderwaterwereld van de Medes eilanden voor de kust van Spanje, Scandola bij Corsica, Cabrera in de Balearen en Ilsa Espardell, een eilandje in de buurt van Ibiza – allemaal bruisend vol zeldzame flora en fauna.

“Jacques Cousteau was mijn held, hij inspireerde me om deze documentaire te maken,” vertelt Sala bij het persontbijt, de dag na de première. “Dit is een goede manier om veel mensen te bereiken. Die Marine Protected Area’s lijken echt te werken en zijn goed voor de locale visserij en het toerisme. De schade is niet onomkeerbaar, maar we moeten nu in actie komen.”

Secrets of the mediterranean toont ook het verhaal van een zoon die in de voetsporen van zijn beroemde vader treedt – honderd jaar na diens geboorte. “Ik heb deze ervaring vooral gebruikt om mijn eigen project Cousteau Divers op te zetten: een soort Facebook voor hobbyduikers,” fluistert Pierre-Yves tijdens de onbegrijpelijke toespraak van de Sloveense minister van milieuzaken.

Op zijn laptop laat hij de prille website zien. Leden kunnen gratis een profiel aanmaken, hun duikfoto’s uploaden en informatie verzamelen over de biodiversiteit in de oceanen. “Hun opnames worden vergeleken met oude filmbeelden uit het enorme archief van mijn vader. We controleren de gegevens en geven betrouwbaarheidspunten, daarmee krijgen die hobbyduikers meer gezag en wordt hun input serieuzer genomen.”

De verzamelde informatie op Cousteau Divers biedt zo een actueel beeld van het leven in de oceanen, glundert Cousteau. “Dankzij dit sociale medium vergaren we een enorme berg bruikbare informatie, waar wetenschappers hun voordeel mee kunnen doen. De oude opnames van mijn vader worden samen met de nieuwe data van Cousteau Divers ingezet om het leven in de oceanen te beschermen. Daar zou mijn vader trots op zijn geweest.”

Na Jean-Michel (1938), diens zoon Fabien (1967), zijn oom Phillipe (1940) en diens zoon Phillpe Jr. (1980), tante Alexandra (1976) en nicht Céline (1972) is Pierre-Yves de jongste telg uit het geslacht Cousteau die zich op het duiken en de oceanografie heeft gestort. Eerder deed hij een dubbele masterstudie biochemie en ruimtestudies, en werkte voor NASA en de European Space Agency in Noordwijk. Het duiken werd hem met de paplepel ingegoten. Maar pas in 2009 besloot hij de studie van het heelal in te wisselen voor de zee, en sloot zich aan bij de Cousteau Society, bestuurt door zijn moeder Francine.

“Ik heb heel lang mijn zinnen gezet op de ruimtevaart,” vertelt Cousteau na afloop van de conferentie. Hij kijkt grijzend naar de immense octopus van papier-maché, die ondersteboven aan het plafond van het Oceanografisch Museum hangt. “Maar ik werd moe van het constante projectoverleg, de vergaderingen, bureaucratie en het gelobby voor geld binnen het wetenschappelijk wereldje. Op een duikvakantie realiseerde ik me: Wie houd ik voor de gek? Ik ben gek op duiken en mijn naam is Cousteau – daar moet ik iets mee.”

“Mijn vader stierf toen ik 16 jaar oud was. Hij was mijn held en ik zal zijn succes nooit kunnen evenaren, maar ik heb zélf geen sterambities. Ik wil mijn eigen leven leiden en me door anderen laten inspireren. Het is eervol genoeg om de filosofie van mijn vader door te geven.”

Secrets of the mediterranean: Cousteau’s lost world

Te zien op dinsdag 8 maart, Nat Geo Wild, 21.00 uur

www.cousteaudivers.org

www.natgeotv.com

Ballet voor generatie Facebook

Het Parool / Kunst & Media (4 maart 2011)

Op 8 oktober staat Rock the ballet in Theater Carré. Een dansvoorstelling vol hypertechnisch ballet, vermomd als spectaculaire MTV videoclip.

DANIËL BERTINA

 

Stuiterend zitten ze op de bank. Dansers Cheryl Smith en Chris McCarthy komen nét het podium van het Capitool Theater af. Ze zijn extatisch, want Rock the ballet was weer uitverkocht. Ook vanavond in Düsseldorf kregen ze een staande ovatie. McCarthy en Smith zijn dansers van de Bad Boys of Dance en de Pretty Girls of Dance: twee showdansgroepen geleid door balletdanser en regisseur Rasta Thomas, en zijn vrouw en choreograaf Adrienne Canterna. De creatieve twee-eenheid van Rock the ballet.

Sinds 2008 is deze dansshow op wereldtournee, en wordt al sinds de première door de internationale pers bejubeld. Op de muziek van popiconen U2, Lenny Kravitz, The Black-Eyed Peas, Michael Jackson en Prince tonen zeven hypertechnische balletdansers hun virtuoze lichaamsbeheersing in een verzameling korte dansscènes, die doen denken aan spectaculaire MTV videoclips. Rock the ballet is dinsdag tot en met zaterdag te zien in Theater Carré.

“Als Bad Boys of Dance komen onze heel verschillende achtergronden en dansstijlen samen,” vertelt McCarthy, die een half uur eerder nog met salto’s over het podium sprong. “Wat deze show zo bijzonder maakt is dat iedere danser de ruimte krijgt voor zijn eigen inbreng. Alles zit qua techniek heel solide in elkaar, en elke beweging heeft een officiële term. We doorbreken de barrière tussen klassiek ballet en de commerciële showdanswereld.” Smith knikt gretig: “Maar al die techniek zit wel een beetje verstopt onder goede popmuziek en een dikke laag fun. Het podium is onze speeltuin.”

In 2007 vormde Rasta Thomas – echte naam Rasta Kuzma Ramacandra – de dansgroep Bad Boys of Dance, met het doel om verschillende dansstijlen, acrobatiek en zijn liefde voor vechtsport te vermengen. Thomas had al op jonge leeftijd furore gemaakt als een van de beste balletdansers van zijn generatie. Als tiener won hij prestigieuze prijzen waaronder de Special Jury Prize op de Paris International Dance Competition, hij was onder andere lid van het Le Jeune Ballet de France, danste bij American Ballet Theater, het Nationale Ballet van China, Dance Theater of Harlem en het Kirov Ballet in St. Petersburg. Ook zijn jeugdliefde Adrienne Cantera timmerde flink aan de weg als ballerina en choreograaf.

In Düsseldorf wordt iedere ingewikkelde sprong, salto, pirouette of karatetrap van de zes Bad Boys en één Pretty Girl wild aangemoedigd, zowel door het publiek als de dansers zelf. Het lijkt een groepje breakdansers die elkaar proberen af te troeven, maar dan gewapend met de techniek van klassiek geschoolde ballerina’s.

“Wij hebben allemaal ooit als kinderen voor de spiegel staan dansen,” zegt McCarthy. “Deze show gaat over het herontdekken van dat prille enthousiasme voor dans. We brengen 21ste-eeuws ballet voor de Facebookgeneratie. Het is geen voorstelling die over de hoofden van het publiek zal schieten.”

“Soms zijn we echt performers die kunstjes doen,” zegt Smith, die eerder in haar carrière al te zien was in tv-programma’s zoals So you think you can dance en Dancing with the stars. “Er wordt ook van ons gevraagd om kunstenaars te zijn, en het publiek te ontroeren. Het is een uitdaging om de balans te vinden. We voeden ons met de energie van het publiek en willen de mensen inspireren.”

Rock the ballet schuwt Grote Gebaar niet. Zo deinzen Thomas en consorten er niet voor terug om scènes over liefdesverdriet te dansen op de dramatische klanken van U2’s With or without you, of Jacques Brels Ne me quitte pas. Op Right Said Freds clubhit I’m too sexy worden de gespierde bovenlijven ontbloot, en ook Queens iconische stamper We will rock you komt voorbij – zoals de naam van de voorstelling al doet vermoeden.

Ieder land heeft zijn eigen theaterregels, zegt McCarthy. “Soms moeten we wel de grappen wat aanpassen, zoals onze dans met de opblaaspoppen. De ene keer vindt men het heel flauw, terwijl we die scène in andere landen juist moeten aandikken.”

Rock the ballet is exclusief te zien in Theater Carré van 8 t/m 12 maart.

www.rocktheballet.com.au / www.theatercarre.nl