Het mysterie van de crime scene / kunstenaar Jeremiah Day

Het Parool / Kunst & Media (11 september 2010)

De Amerikaanse kunstenaar Jeremiah Day exposeert bij Ellen de Bruijne Projects. Zijn fotoserie LA Homicide toont mysterieuze crime scenes in South Central Los Angeles. De achterkant van de Amerikaanse Droom.

DANIËL BERTINA

“Op elke hoek in elke straat is hier een goedkope slijter te vinden – wat zegt dat over een stad?” vraagt kunstenaar Jeremiah Day. Hij neemt een trek van zijn sigaret, en gebaart naar een van zijn foto’s aan de galeriemuur van Ellen de Bruijne Projects.

Voor zijn nieuwe fotoserie LA Homicide liet de Amerikaanse kunstenaar Jeremiah Day (Boston, 1977) zich inspireren door de mysterieuze omgeving rond plaatsen delict in de beruchte, grauwe sloppenwijken van Los Angeles. LA Homicide is tot en met 10 oktober te bekijken bij Ellen de Bruijne Projects aan de Rozengracht.

De foto van een drankwinkel in South Central Los Angeles toont een dik rasterwerk, dat het raam moet beschermen tegen vandalisme. Door de reflectie van bierlogo’s in de etalageruit lijkt het bijna een altaar. Boven in beeld valt nog net een bordje te lezen: op straat mag absoluut geen drank worden geconsumeerd.

“Tijdens de rellen in 1992 zijn al die drankwinkels platgebrand – dat is niet zo verwonderlijk.” Day grijnst. Links van de foto ligt op de vloer van de galerie een neonbuis – fel en hoerig rood licht weerkaatst tegen de kalkwitte muur.

In 2007 ontdekte Jeremiah Day op de website van de L.A. Times het weblog The Homicide Report, gestart door journaliste Jill Leovy. Een namenlijst met dodelijke slachtoffers van ‘normaal’ straat- en bendegeweld, waaraan de papieren krant geen aandacht meer wilde besteden.

“Vaak waren die posts niet meer dan een naam en een stip op een Google Maps kaartje,” zegt Day. “Die verborgen verhalen vond ik fascinerend.” Hij besloot een aantal van de crime scenes te gaan bezoeken en de omringende buurt te fotograferen. Als monument voor de ‘anonieme’ doden. Dat werd LA Homicide.

 

LA Homicide bestaat uit twee delen: de fotoserie, en een performance waarin Day met improvisatiedans probeert de verhalen ook in beweging uit te beelden. In een hoek van de galerie toont een kleine televisie een opname van een aandachtig dansende Day. 10 oktober is de dans ook live te bekijken.

“Mijn werk lijkt op een documentaire, maar ik probeer met die beelden ook een nieuw verhaal te vertellen en te spelen met de verbeelding van de kijker. Beide delen van LA Homicide zijn raar,” grijnst Day. “De foto’s laten niet zien wat er écht is gebeurd, en die dans ook niet. Het is een uitdaging om de dans integer te houden – dat het niet stompzinnig wordt.”

Jeremiah Day woonde twaalf jaar in Los Angeles, volgde een kunstopleiding aan de universiteit van Californië, en werkte als invalsleerkracht op basisscholen in South Central. Hij hield er een zwartgallig gevoel voor humor aan over. “Jarenlang heb ik mezelf ingezet voor lokale initiatieven en buurtwerk. Maar ik raakte steeds meer verbitterd over de hopeloosheid van de situatie, en mijn mislukte pogingen om met mijn kunst de politiek te beïnvloeden.”

In 2003 vertrok hij ‘totaal verslagen en cynisch’ richting Amsterdam voor een residentie aan de Rijksacademie. Hij exposeerde in Londen, Venetië, Dublin en zijn huidige woon- en werkplaatsen Amsterdam en Berlijn. Vorig jaar maakte hij het Krakersmonumentin het Westelijk Havengebied. Binnenkort start hij als onderzoeker aan de Vrije Universiteit Amsterdam en de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht.

Los Angeles – de stad der engelen – heeft nog steeds een mystieke allure, aldus Jeremiah Day. “Jarenlang was de stad hét paradijs van de arbeidersklasse waar iedereen een huis met een tuintje kon kopen. Maar ook haar succesvolle gangster rappers werden wereldberoemd. Die achterbuurten tonen een mentaliteit van onverschilligheid en hebzucht die je overal ter wereld ziet. Toch gaat me niet alleen om het afbranden van die Amerikaanse Droom. Ik wil ook de schoonheid en het mysterie van die stad tonen.”

Ellen de Bruijne Projects

The Homicide Report

“I AM SO PROUD OF U…” / Zachary Oberzans documentairetheater

Voorstelling: Your brother. Remember? door Zachary Oberzan
Gezien: 14 juni, Terschellings Oerol Festival
Door: Daniël Bertina /
Corpus Kunstkritiek

De Amerikaanse muzikant en theatermaker Zachary Oberzan maakte een one man show over de relatie met zijn oudere broer Gator. Een complexe collage van homevideo’s, fragmenten uit legendarische knok- en horrorfilms, muziek, spel en documentaire.

In een kerk op het eiland Terschelling zit Zachary Oberzan in een klein, smetteloos wit zaaltje op een stoel. Aan weerszijden geflankeerd door ficussen en een akoestische gitaar op een standaard. Oberzan – onopvallend uiterlijk, atletisch postuur – kijkt rustig de zaal in. Achter hem hangt een projectiescherm. Even lijkt hij een voorganger die zich voorbereidt op een avondje preken. Hij begint te praten; Amerikaans met een raar accent. Een vreemde, onsamenhangende monoloog die later in verschillende vormen terug zal komen. Het blijkt een imitatie te zijn van de Belgische actieheld Jean-Claude van Damme. Dit is het ontregelende begin van Your brother. Remember?, een ontwapenende voorstelling over twee broers en hun gedeelde liefde voor stompzinnige knokfilms.

Wat God verboden heeft
Twintig jaar geleden keek Zachary Oberzan (1974) ontzettend op tegen zijn oudere, veel stoerdere broer Gator (genoemd naar een alligator). De twee verschilden veel, maar hadden een gedeelde fascinatie voor waardeloos geacteerde maar toch zeer vermakelijke actiefilms, zoals Kickboxer (een draak van een film met in de hoofdrol de legendarische vechtersbaas en vrouwvriendelijke womanizer, The Muscles from Brussels: Jean-Claude van Damme), Enter the Ninja (een obscure knokfilm over, zoals de titel al zegt, moorddadige ninja’s) en Faces of Death (een onsmakelijke en zwartkomische cult horrorfilm in de vorm van een fictieve documentaire vermengd met archiefbeelden van echte moordpartijen). De twee broers, af en toe bijgestaan door hun jongere zus, verslonden deze films.

Gewapend met een simpele videocamera begonnen ze voor de grap een aantal van de meest
memorabele scènes na te spelen. In de huiskamer, rollend door de sneeuw en vechtend in de keuken. Twintig jaar later heeft Zachary zich ontwikkeld als theatermaker, muzikant en acteur, terwijl broer Gator zichzelf bijna te gronde richtte. Zachary vertrok richting New York en werd lid van de experimentele theatergroep Nature Theatre of Oklahoma. Gator kwam een slordige zestig kilo aan, deed alles wat God verboden heeft, belandde meerdere keren in het gevang en raakte verslaafd aan de harddrugs en methadon.

Überkitsch
Voor Your brother. Remember? benaderde Zachary zijn aan lager wal geraakte broer om samen met hem al deze oude, melige scènes opnieuw te filmen, twintig jaar na dato. De voorstelling bestaat voor een groot deel uit een videomontage van een aantal zeer genietbare – want überkitsch – fragmenten uit Kickboxer, afgewisseld met hun grofkorrelige reconstructies uit de vroege jaren negentig, en de recente imitaties van deze scènes. In mindere mate deden de Oberzans hetzelfde met een aantal tenenkrommend stompzinnige scènes uit Faces of Death en Enter the Ninja – die ook af en toe in korte fragmentjes voorbij komen.

Vorig jaar stortte Oberzan zich nog op actieheld Rambo met zijn theatervoorstelling Rambo
Solo (Nature Theater of Oklahoma, 2009). Daarna volgde zijn deconstructie van de eerste Rambo film (First Blood) in de vorm van het zelfgemaakte Flooding with love for the kid (2009), waarin hij in zijn eentje de zesentwintig personages uit de film vertolkte en alles opnam op de paar vierkante meter van zijn New Yorkse appartementje.

Dat klinkt complex, maar Your brother. Remember? is nog veel ingewikkelder. Kickboxer is, los
van al het ram- en beukwerk, een verhaal over de liefde en loyaliteit tussen twee broers: eentje timide (Jean-Claude), de ander arrogant en zelfverzekerd. De oudere broer gaat naar Thailand om tegen de heersende kampioen Muay Thai te vechten: de enge Tong Po (getooid met kale kop en lange vlecht en tatoeages). Hij wordt verrot geslagen en raakt verlamd, jongere broer JC zweert wraak en gaat in de leer bij een oude meester om de Thaise stijl te leren.

Volgen de nodige goedbedoelde martelingen en trainingen – waaronder de memorabele scène
waarin de meester JC opdraagt om met blote schenen een bamboeboom om te trappen. JC weigert en de oude man pepert hem in: “Your brother. Remember?” waarna JC al schreeuwend met woeste trappen de boomstam halveert. JC blijkt een spijkerharde kerel te zijn geworden, hij slaat een bevallige Thaise schone aan de haak, en haalt revanche door kleerkast Tong Po uit te dagen en een ongenadig pak slaag te geven.

Practical jokes
De twee Oberzans vonden elkaar in hun liefde voor dit gewelddadige melodrama, en de zelfgemaakte scènes zijn ontwapenend en geestig. De drie verschillende ‘tijden’ leveren een hilarisch, maar ook pijnlijk contrast op. De scène dat JC al huilend van woede de boom doormidden hakt met zijn scheen – en vervolgens bont, blauw en bloedend ter aarde stort – wordt versneden met een scène van de gespierde en graatmagere Gator als tiener (petje achterover, blote bast) die op aansporing van een piepjonge Zachary (gehuld in kimono / badjas) de huiskamerficus kapot schopt. Daarna springt het beeld naar dezelfde Gator, nu een dikke 120 kilo, die woest puffend zijn best doet om de plant te raken zonder zichzelf een hartaanval te bezorgen.

Los van de filmbeelden steekt Oberzan vanaf zijn stoel een aantal monologen af – gericht naar
het publiek en gespeeld als het personage Jean-Claude van Damme, inclusief vet Waals Amerikaans accent. Een groot deel van deze teksten blijkt later woord voor woord afkomstig te zijn uit brieven die Gator aan Zachary schreef over zijn leven in de bak, en de ranzige practical jokes die hij daar met de bewakers uithaalde. De Kickboxer-beelden worden ook nog onderbroken door documentaireachtige talking-head interviews met Gator en hun zusje. Hoe kijken ze terug kijken op hun relatie? En hun herinneringen aan vroeger? En hoe hebben ze het Your brother. Remember? project ervaren?

Af en toe neemt Zachary Oberzan live de gitaar ter hand en speelt een paar liedjes, ook uit die
periode. De voorstelling is daardoor als geheel vrij statisch, maar de filmbeelden zijn zo fascinerend, dat Oberzans performance nergens verveelt, ook al komt hij gedurende de voorstelling nauwelijks van zijn stoel.

Mockumentary
Opvallend is verder dat Zachary Oberzan in zijn voorstelling ook refereert aan de film JCVD. In deze bizarre film van Mabrouk El Mechri uit 2008 speelt Jean-Claude van Damme zichzelf: een aan lager wal geraakte, cokeverslaafde actieheld op leeftijd, die het allemaal niet meer aan kan en gedoemd is tot een carrière in c-films. Een soort mockumentary die doet denken aan die andere zelfreferentiële metafilm: Adaptation (Spike Jonze, 2002).

Oberzan neemt de sleutelmonoloog uit JCVD – waarin Jean-Claude van Damme, overigens in
prachtig spel, zijn tekortkomingen direct aan de kijker opbiecht – en speelt deze eerst woord voor woord en gebaar voor gebaar na, om later met precies dezelfde gebaren en met hetzelfde accent een brief van Gator te spellen. Zo wordt het duidelijk dat Oberzan de tragische levensloop van hun geliefde Jean- Claude van Damme vergelijkt met de werdegang van die andere held: zijn broer Gator.

[youtube]http://www.youtube.com/watch?v=i_LMzRierKE[/youtube]

Eindstrijd
Wat met al die homevideo’s begint als kolder, krijgt steeds meer een akelig realistisch randje, ook door de eerdergenoemde interviews die met de filmbeelden zijn versneden. Langzaam sijpelt het echte leven de voorstelling binnen. Op het hoogtepunt van de eindstrijd uit Kickboxer, waarin Van Damme zijn rivaal Tong Po alle hoeken van de ring laat zien, krijgt de zwaarlijvige Gator tijdens het naspelen van de knokpartij plotseling acute ontwenningsverschijnselen. Schuddend en trillend van de hartkloppingen valt hij zijn zus huilend in de armen. Dit is geen kinderspel meer.

In een andere sleutelscène interviewt Zachary zijn broer, en hij vertelt Gator dat hij altijd zijn grote inspiratie is geweest om te gaan acteren. “Meen je dat nou echt?” zegt Gator, zichtbaar aangedaan. “Weet je, ik heb altijd ontzettend veel bewondering voor je gehad,” vervolgt hij, en hij voegt eraan toe: “Ik heb door mijn verslaving leren acteren. Door goed te acteren kon ik drugs bij mensen lospeuteren.” Overigens zit Gator nu weer in de bak. Een fragment van zijn handgeschreven brief aan Zachary wordt geprojecteerd: ‘I am so proud of U.’

Een nieuwe tijd
Your brother. Remember? is een van de vreemdste, maar ook een van de meest ontwapenende voorstellingen die ik in tijden heb gezien. Het is een documentaire in theatervorm, een heel persoonlijk verhaal, en tegelijkertijd ook een feest der herkenning voor iemand die met de kitsch van The Muscles from Brussels is opgegroeid. De voorstelling is vrijwel geheel uit filmbeelden opgebouwd, toch is de theatercomponent onmisbaar. Juist het ongemakkelijke contrast tussen de energieke filmbeelden en de stoïcijns voor zich uit starende, spaarzaam bewegende Oberzan zorgt ervoor dat de voorstelling in het hier en nu blijft.

Dit contrast zorgt voor een prachtige, tragische afsluiting van Your brother. Remember?. Oberzan speelt een akoestische, verstilde versie van het liedje Video killed the radio star, terwijl de credits van de filmbeelden over het projectiescherm rollen. Dit is een iconisch nummer van het obscure Britse new wave bandje The Buggles, waarmee in 1981 de geboorte van muziektelevisiezender MTV werd ingeluid. Na dit historische moment zou de jongerencultuur voorgoed veranderen naar een hypersnelle beeldcultuur. De oude garde had afgedaan en er kwam een nieuwe tijd. Een nieuwe tijd waarin de ooit zo succesvolle, maar nu te gronde gerichte radiostars zoals Gator maar moeilijk hun plaats kunnen vinden.

Your brother. Remember?
Concept, spel, regie: Zachary Oberzan
Met: Gator Oberzan op video
Tekst: Zachary & Gator Oberzan
Productie: a coproduction by Kunstenfestivaldesart, Noorderzon Performing Arts Festival/Grand Theatre Groningen and brut Wien
Première: 9 mei 2010

In de schaduw van Bacchus / De Helaasheid der Dingen

Corpus Kunstkritiek

Voorstelling: De Helaasheid der Dingen door Afslag Eindhoven

Gezien: 13 juni 2010, Loods Kinnum, Terschellings Oerol Festival

Door: Daniël Bertina

 

Afslag Eindhoven maakte een magistrale toneelbewerking van Dimitri Verhulst’s autobiografische roman De Helaasheid der Dingen. De mistroostige ellende van het opgroeien in de Vlaamse modder komt heel dichtbij. Dankzij het geweldige, intense spel.

Roy Orbinson’s Only the lonely schalt door de ruimte. Loods Kinnum op Terschelling ligt vol met een dikke laag bruin zand en zompige modder. Her en der staan plasjes smerig water en overal liggen rondslingerende emmers. Op een omgekeerde barkruk rust een televisietoestel. Een drieluik van manshoge panelen omringt de tv – als een soort zithoekje. Op de panelen staat een grote zwart-wit foto met paardenkoppen; van die echte Vlaamse knollen, het ultieme symbool van het platteland. Als onheilspellende casinoverlichting is met rode neonbuis het woord ‘Helaas’ in sierlijke, dunne lijnen op de achtermuur bevestigd. Een lichtgrijze, laaghangende nevel zorgt voor een broeierige, claustrofobische sfeer, ondanks de omvang van de hoge loods. Scherp zijlicht geeft de indruk dat de personages in de koplampen van voorbijrazende auto’s staan.
In dit aandachtvretende toneelbeeld zien we een zoon, Dimitri Verhulst (Martijn Crins), die het graf van zijn onlangs gestorven vader Pierre bezoekt. Dimitri heeft zich als enige in zijn familie los gevochten van de allesomvattende, zuigende modder. Hij staat bij een grote klomp aarde, een soort termietenhoop. Vanuit de schemerige achtergrond komt de zwaarlijvige Pierre (Rogier Schippers) aanzwalken. Een straalbezopen geestverschijning; hij kan bijna niet meer op z’n poten staan, z’n broek zakt af en z’n pens komt onder zijn te korte shirt uit, maar hij nadert. Vader en zoon gaan een moeizaam gesprek aan. Het gesprek dat ze niet durfden te voeren toen Pierre nog leefde. Dit is de proloog van De Helaasheid der Dingen, door theatergezelschap Afslag Eindhoven.

Drinkebroers
Afslag Eindhoven maakte in het najaar van 2009 een toneelversie van de veelgeprezen roman De Helaasheid der Dingen (2006) van de Vlaamse schrijver Verhulst. Verhulst’s verslag van zijn jeugd in het gehucht Reetveerdegem op het Vlaamse platteland raakte een snaar. De roman werd een bestseller, meerdere malen bekroond en in 2009 ook succesvol verfilmd. Onlangs ging de voorstelling in reprise.
Met ‘God schiep de dag en zij sleepten zich erdoorheen’ als lijfspreuk toont Verhulst in de roman zijn eigen familie. Ondanks het slopende alcoholisme en de mistroostige ellende is er veel liefde en broederschap in de familie. Vader Pierre en nonkel Petrol – twee drinkebroers die nog bij hun bejaarde moeder Maria inwonen – slijten hun dagen in de geest van Bacchus. Dimitri groeit op in hun schaduw. Oma Maria is er om de zatlappen uit de goot te trekken, schijnbaar alleen maar opdat ze zich de volgende dag weer met volle overgave in de roes kunnen verliezen. De alom aanwezige modder en blubber zijn niet af te wassen, zo maakt de voorstelling duidelijk. Iedereen die valt, wordt besmeurd. Een symbool voor de onvermijdelijke en onuitwisbare achtergrond van de familie.
Een prachtige illustratie hiervan is het moment dat Pierre – rock bottom – half in een delirium om een opname in een ontwenningskliniek smeekt. Hij valt, klampt zich vast aan de poten van een omgevallen tafeltje, probeert zichzelf omhoog te hijsen maar zakt steeds weer onderuit. Grote klodders slijm en snot bungelen aan zijn kin, de tranen stromen. Hij wordt door een dokter meegenomen naar een cabine, hoog achter in de loods. We zien Pierre in een korte, stille scène afkicken – de dokter trekt hem de kleren uit, boent hem een beetje schoon en trekt hem een maatpak aan. Even later keert Pierre gezond en wel terug, haar achterover gekamd, gehuld in een zwart maatpak en idem zonnebril. Als een rockster. Maar al gauw zijn de kreukels en de moddervlekken ook op dit pak goed zichtbaar. Het vuil sijpelt door zijn kleding heen. Het duurt ook niet lang voordat Pierre weer naar de fles grijpt – het slijk kruipt waar het niet gaan kan.

Belgje spelen
Grootmoeder Maria wordt gespeeld door een kaalgeschoren man (Huub Smit), in een uit lange, samengeknoopte en samengeraapte lappen bestaande soepjurk. Hij lijkt een aan lager wal geraakte zen-monnink, en gedraagt zich – in tegenstelling tot de rest van de driftkoppen – opvallend kalm. Als een heilige: een Mariafiguur. Overigens een prachtige, zeer beheerst gespeelde rol – zeker in contrast met het woeste gebrul van de rest van de cast. Onbaatzuchtig bekommert Maria zich om haar nageslacht. Fysiek blijkt de acteur die deze rol speelt ook heel sterk: moeiteloos sleurt hij zijn medespelers aan hun nekvel uit de ellende, soms met meerderen tegelijk. Het is een simpel idee, net als de enorme zandbak waarin de acteurs rondstampen, maar het werkt.
De acteurs spelen vrijwel alles frontaal en naar het publiek toe. Ze demonstreren de personages. Elke keer als een personage de scène betreedt, neemt hij kort een pose aan ter  introductie. Het is ook opvallend dat de personages bijna nooit direct met elkaar spreken. Ze communiceren met elkaar via de toehoorders in het publiek. Natuurlijk, er wordt gezopen, gevochten en ze vallen elkaar in de armen, maar dit alles gebeurt met wanhopige onmacht en vol verwondering. Een performanceachtige speelstijl die ‘lucht’ schept in de heftigheid van de voorstelling. Elke figuur blijkt vooral met zichzelf te strijden, en met de klei. Ze tonen hun onmacht aan het publiek, in plaats van zich terug te trekken achter de vierde wand.
Los van deze stilering heeft het spel zélf een adembenemende intensiteit. De platte Vlaamse teksten worden uitgesproken door Nederlandse acteurs – op de rol van nonkel Petrol na (gespeeld door Dries Alkemade). Gelukkig leidt het nergens tot karikaturaal ‘Belgje spelen’. Met een zeldzame intensiteit storten de acteurs zich in de figuren, zodat de schijnbare overdaad in deze voorstelling – de dwingende aanwezigheid van die honderden kilo’s modder en zand die alles besmeuren, de zware, tragische thematiek, de heftige speeltekst – nergens in plat melodrama vervalt.
Als Dimitri op een gegeven moment vermoedt dat hij vader zal worden, gaat hij door het lint (uit angst dat hij net als zijn vader zal worden?). Schreeuwend begint hij de witte emmers van hard plastic die over het toneel verspreid staan, stuk te smijten. Met scherpe knallen spatten ze in stukken uiteen. De bezoekers op de eerste drie rijen zitten in de vuurlinie, en moeten soms wegduiken voor de scherven. Het is deze constante urgentie en dreiging in het spel, de wanhoop waarmee de personages zich tot het publiek richten en de worsteling om contact te maken – met elkaar en met de toeschouwers, die De Helaasheid der Dingen scherp en fascinerend houdt.

Ikoon
In de eindscène neemt de moegestreden Dimitri afscheid van zijn – inmiddels – volkomen seniele oma Maria. Het is een zoet afscheid van zijn roots. En tegelijkertijd toont het de onmogelijkheid om deze roots echt los te laten. Dat is ‘Helaas’. En melancholiek. Want ondanks het alcoholisme en de uitzichtloze klerezooi van het leven in Reetveerdegem is de familie Verhulst diep, diep met elkaar verbonden. En ze houden van elkaar.
Oma Maria bevindt zich nog steeds – letterlijk en figuurlijk – in de cocon van het platteland. Ze zit in het midden van het manshoge driedelige paneel, dat nu doet denken aan een Russisch orthodox heiligendrieluik. Maria eindigt als ikoon. Een heilige van het authentieke, oprechte platteland. Maar ook totaal seniel en nog uitsluitend geobsedeerd door chocola. Heel pijnlijk, heel lief. Dimitri bedankt zijn grootmoeder voor de levenslange bescherming. De legendarische zin klinkt, die ook in de film veel indruk maakte: “Nu heb ik een lieve vriendin. Maar ’k heb eerst wel een kindje bij een ander moeten maken.”
Ook dit beeld zorgt ervoor dat De Helaasheid der Dingen meer biedt dan smakelijk, maar – toegegeven- weinig subtiel theater-van-de-zelfkant. Deze voorstelling toont hoe elke nieuwe generatie van hun ouders een erfelijke molensteen krijgt omgehangen, en hoe ieder hem zelf moeten leren dragen. Vastberaden loopt Dimitri weg van zijn verleden, naar buiten, de nooddeur van de loods uit, het felle daglicht in.

De Helaasheid der Dingen
Afslag Eindhoven / co-productie Productiehuis Brabant
Concept en regie: Yvonne van Beukering
Bewerking: Pietjan Dusee
Regie- en spelcoaching: Gerrie Fiers
Spel: Rogier Schippers, Martijn Crins, Dries Alkemade, Marjolein Buijs, Huub Smit, Rob van Gestel
Première: 10 augustus 2009, de Gruyterfabrieken, Festival Boulevard, Den Bosch
www.afslageindhoven.nl

Schetsen uit een superheldenlaboratorium

www.domeinvoorkunstkritiek.nl

Het Rotterdamse V2_Institute for the Unstable Media houdt zich bezig met de kruisbestuivingen tussen kunst, technologie en nieuwe media. Op zogenaamde Test_Lab avonden presenteren kunstenaars en nieuwe media techneuten hun werk aan elkaar en aan het publiek. Een terugblik op twee van deze bijeenkomsten.

DANIËL BERTINA

 

Het heeft iets van een verstopt superheldenlabotarorium. In een hoge loods aan de Eendrachtsstraat in Rotterdam ligt het V2_Institute for the Unstable Media. Om de paar maanden organiseert V2 hier de zogenaamde Test_Labs: presentatieavonden waarop verschillende (nieuwe media) kunstenaars en techneuten hun werk aan elkaar tonen en toelichten. Zoals de naam al suggereert: vrijwel alles wat hier wordt gepresenteerd is een work in progress en nog niet helemaal uitgekristalliseerd. De Test_Labs tonen verschillende schetsen, prototypes en ideeën – die vervolgens in een bijna theatrale vorm worden gepresenteerd. Publiek is welkom en mag gratis naar binnen.

Wortels

Het initiatief van de Test_Labs stamt uit 2006. De wortels van V2 als ‘interdisciplinair centrum voor kunst en mediatechnologie’ liggen echter in de kraakbeweging van de jaren tachtig, toen grondleggers Alex Adriaansens en Joke Brouwer een experimenteel multimediacentrum begonnen in een kraakpand in Den Bosch. Sindsdien heeft V2 zich ontwikkeld tot een ‘internationaal medialaboratorium’ en organiseert presentaties, workshops, tentoonstelling en onderzoek.

Bezoekers (van leek tot freak) van V2 in Rotterdam worden ontvangen in een informele, forumachtige setting. En, van harte aangemoedigd om met de gedemonstreerde interactieve (kunst)werken te spelen, met elkaar in discussie te gaan en feedback te geven om zo de evolutie van het werk te bespoedigen. Althans, dat is de gedachte. Samen met een aantal collega-critici bezocht ik twee van deze Test_Lab: Intimate Interfaces – over de rol van intimiteit in private en publieke ruimtes (december 2009) en Test_Lab: Tools for Propaganda – over hoe technologie de menselijke blik op de wereld kan beïnvloeden (maart 2010). Er was een opvallend verschil tussen beide avonden: de een toonde vooral rauw experiment, de ander grotendeels kant-en-klare projecten.

Intimate, foto: Lotte Stekelenburg

Wat was er te zien?

Intimate Interfaces toonde een aantal technische vondsten, die zich nog erg in het spannende onderzoekstadium bevonden. De avond begon desoriënterend met de surreële lezing van de Italiaanse filosoof, activist en mediatheoreticus Franco ‘Bifo’ Berardi. Zijn hyperactieve tirade was zó onsamenhangend en onbegrijpelijk – de politieke implicaties van het verschil tussen connectivity en connectablily, bent u daar nog? – dat ik even dacht dat we hier te maken hadden met een geniale persiflage. Dat bleek niet het geval.

Toch was er veel interessants te beleven. Karen Lancel en Hermen Maat lieten een handvol nieuwsgierige toeschouwers zich hullen in hun Tele Trust Data Veil: een soort boerka behangen met allerlei sensoren, waarmee de drager zich zowel kan afsluiten van de buitenwereld én door een Wifi verbinding via het internet met andere Data Veil dragers kan communiceren.

“Al sinds de jaren negentig werken we samen met V2,” vertelt Karen Lancel in een terugblik op de avond. “We gebruiken die presentatiemomenten om technische aspecten van onze draagbare interfaces verder te ontwikkelen. De techniek is bij ons zowel het medium als de inhoud – het vertelt een verhaal over sociale beleving en ontmoeting. De Tele Trust Data Veil is een stap in een groter onderzoek naar de werking van het lichaam als herinneringsruimte.”

“Onze presentatie van de Tele Trust Data Veil verliep in technisch opzicht goed, maar we misten het sociale aspect. We hebben de Data Veil later ook op straat tussen het winkelende publiek getoond en op verschillende festivals. Het is belangrijk om het werk in verschillende contexten te laten zien en de publieksreacties te verwerken. We hebben die avond wel hele interessante, technische feedback gekregen. Op basis daarvan hebben we nu een applicatie gemaakt voor touchphones (zoals de Iphone) en personal devices zoals Twitter, waarmee de buitenstaanders op allerlei manieren contact kunnen maken met de persoon in de sluier. Bijvoorbeeld door ze te strelen, op afstand. In augustus presenteren we de Data Veil op de Wereld Expo 2010 in Shanghai. Ik ben heel benieuwd naar hoe het Chinese publiek op de Data Veil zal reageren.”

Analoog

Vreemde eend in de bijt tussen al deze techneuten was de Australische body architect Lucy McRae. Zij gaf een PowerPoint-presentatie van haar lichaamskunst en werkervaring bij de experimentele Probes denktank van Philips Design. Hier werkte ze aan zogenaamde sensitive technologie, in de vorm van mode en juwelen die kunnen reageren op de emotionele gesteldheid van de drager.

McRae’s meer actuele werk als zelfstandig kunstenaar – niet langer onder contract bij Philips – blijkt echter opvallend analoog. Denk daarbij aan surrealistische fotoportretten van modellen, beplakt met duizenden tandenstokers of een videoclip waarin een huid van honderden wattenstaafjes met veelkleurige inkt wordt besprenkeld. Als menselijke kameleon. Het is een bewuste keuze om nu vooral analoog te werken, aldus McRae. Deels vanwege het feit dat hightech toepassingen van haar ideeën op eigen initiatief veel moeilijker te realiseren zijn. Op het Test_Lab in december voelde ze zich naar eigen zeggen een beetje een buitenstaander. Wat haar rol tijdens de avond – als kritische evaluator van het werk van de andere makers – overigens wel ten goede kwam.

Bare Conductive, foto: Jan Sprij

Bewegingsmuziek

De Britse kunstenaars Isabel Lizardi en Matt Johnson van Bare Conductive gaven de meest theatrale demonstratie op Test_Lab: Intimate Interfaces. Twee spelers, deels ingesmeerd met een speciaal daarvoor ontworpen geleidende zwarte verf, dansten over een aantal vloersensoren – aangesloten op een versterker en geluidsprogramma. Door fysiek contact te maken ontstond zo een soort abstracte, elektronische ‘bewegingsmuziek’.

Over de kwaliteit van de dans en de voorgebrachte kakofonie van geluid was natuurlijk wel wat af te dingen, maar dat was op deze avond totaal niet relevant. Een presentatie zoals die van BearConductive toont de mogelijkheden die nieuwe technologie geïnteresseerde professionals uit dans en theater te bieden heeft. Het publiek – grotendeels bestaande uit collega-techneuten, studenten en kunstenaars – deed in ieder geval enthousiast mee.

Gevraagd naar een reactie op de avond is ontwerper Matt Johnson zeer te spreken over Intimate Interfaces: “Voor ons was het Test Lab een ideale setting om ons werk te tonen. V2 gaf ons een mogelijkheid om onze technologie tot het uiterste te pushen en nieuw materiaal uit te proberen. We kregen enthousiaste publieksreacties. Daarnaast kregen we ook hele specifieke, technische adviezen van bezoekers en collega-ontwerpers. Het V2 Test_Lab format draait om experiment en schept zo een hele veilige omgeving voor demonstraties en performances die soms verre van perfect zijn. Onze toepassing van de Bear Conductie inkt was bijvoorbeeld voor ons gevoel maar deels geslaagd, maar de enthousiaste reacties en waardevolle gesprekken na afloop maakten heel veel goed. We zijn tot ver na sluitingstijd blijven hangen.”

Digiprop

Met de vrolijk anarchistische Test_Lab: Intimate Interfaces in het achterhoofd was Test_Lab: Tools for Propaganda, drie maanden later te zien in V2, eigenlijk een stuk braver. De avond begon met een weliswaar informatieve maar droge lezing door de Italiaanse mediacriticus Alessandro Ludovico over het fenomeen spam, en de macht van Googles persoonsgebonden datavergaring. Daarna werden er een aantal projecten getoond die – zeker in vergelijking met de voorgaande Test_Lab – al veel meer ‘af’ waren. Of zelfs al technisch sterk verouderd, zoals in het geval van de Franse mediakunstenaar Maurice Benayoun en zijn fotoanimatie World Skin, a Photo Safari in the Land of War, stammend uit 1998. Volgens kenners is World Skin een monument in de geschiedenis van de interactieve virtual reality kunst en werd ooit bekroond met de Golden Nica op het Prix Ars Electronica festival. Ongetwijfeld binnen een overzicht van de historische ontwikkeling van de nieuwe mediakunst wel interessant, maar misschien niet op z’n plaats in de experimentele sfeer van zo’n Test_Lab.

Schouderophalen

Andere werken op Tools for Propaganda waren vooral amusant. Zoals de onzinversie van wikipedia – Uncyclopedia – die op een aantal computers kon worden bekeken. Deze website maakt gebruik van de open source zoekmachine van wikipedia om bij elke ingevoerde term een enorme berg komische flauwekul te produceren. Om u een idee te geven, zo leest de Uncyclopedia op haar startpagina: ”Wik’ may be confused with ‘Wiki wiki’, which is the onomatopoeia for turntable scratching. It must not be confused with ‘wee-wee’ which is something completely different.’ – Leuk als commentaar op de wikipediafisering van de wereld. Maar het biedt de bezoeker niet veel meer dan een moment van grijnzend schouderophalen.

En wat te denken van de Zwitserse kunstenaar Marc Lee en zijn mediazoekmachine Breaking The News – Be a News-Jockey? Waarmee de bezoeker in staat wordt gesteld om de mediastroom van nieuwsbeelden en berichten op het internet met één muisklik en een aantal zoektermen om te vormen tot een nieuwe collage van beeld, tekst en geluid. Als het officiële nieuws u niet aanstaat of niet vermakelijk genoeg is, bouwt u met Breaking The News – Be a News-Jockey een nieuwsonderwerp geheel naar eigen smaak.

Dit werd gevolgd door een presentatie van het Artvertiser apparaat van de Nieuw Zeelandse ontwerper Damian Stewart. Met één blik door deze uit z’n krachten gegroeide verrekijker kan de gebruiker de schreeuwerige reclamebulletins overal op straat vervangen door beeldende kunst naar keuze. Gevraagd of dit een voorstudie was voor een antikapitalistische Adbuster-applicatie voor de Iphone hield Steward zich echter op de vlakte.

Onaf?

Waar Intimate Interfaces een aantal interessante, en vooral uitdagende mogelijkheden toonde waarop cutting edge techniek een kunstzinnige toepassing kan krijgen, had Tools for Propaganda vooral de toon van gezagsondermijnende, cultuurkritische grap. De laatste leek niet – of in veel mindere mate – uit te zijn op feedback en wisselwerking met kunstenaars en bezoekers; wat de eerdere Test_Lab avond nu juist zo charmant maakte. Terugkijkend op beide Test_Labs is het de vraag welke presentatievorm van dit soort onaffe, experimentele kunstprojecten het meest effectief is. Ik neig naar de eerste.

www.v2.nl

www.bareconductive.com

Lucy McRae

Kunstlawine op het winkelcentrum / FAT FORM

Het Parool / Kunst & Media (26 juli 2010)

Zaterdag ging het kunstproject Fat Form van start. Een week lang videokunst, performance, mode, sculpturen en hiphoptalent – op het dak van winkelcentrum Kraaiennest in Amsterdam Zuidoost.

DANIËL BERTINA

“We zoeken naar een vorm van een festival die zó fat is, dat alle stijlen en culturen erin passen,” zegt kunstenaar en dj Daniela Bershan (Zweibrucken, 1980) op het dak van winkelcentrum Kraaiennest, terwijl tientallen collega’s koortsachtig werken aan de presentaties van hun werk. In amper drie weken tijd stampte een artistieke viereenheid – naast Bershan bestaande uit geestverwanten Robert Dupic, Kaleb de Groot en Jonas Ohlsson – hier het Fat Form kunstproject uit de grond.

Een samenwerking met het Kwakoe Festival werd op het laatste moment afgeblazen. De stichting Straat van Sculpturen – bekend van de Blijmer Biënnale – schoot te hulp en bood het dak van winkelcentrum Kraaiennest als festivallocatie. Een week lang komen hier experimentele videokunst, installaties, performance, mode, schilderkunst, sculpturen en hiphoptalent samen. Fat Form duurt tot en met zondag 1 augustus.

Optredens van hiphophelden zoals Grote Prijs van Nederland winnaars Dret & Krulle en M.O. & Brakko – geboren en getogen in K-City (lees: Kraaiennest) – worden afgewisseld met woest experimentele beeldende kunst, waaronder het werk van zes Braziliaanse kunstenaars die begin deze maand als artists in residence werden ondergebracht bij stichting FLATstation.

“Die Brazilianen hebben hele spannende manieren gevonden om met de ruimtelijke en sociale problemen in de achterbuurten (favelas) van hun stad om te gaan,” zegt Bershan. “We hebben hun expertise naar de Bijlmer gehaald.”

Het resultaat: architectonische tekeningen en schilderijen, geïnspireerd op de Bijlmer, door Carlos Antonio de Mattos en graffiti van Guga Ferraz. Dit in combinatie met ter plekke gemaakte sculpturen van Kaleb de Groot, Ad de Jong, Manja Hunger, en Bershan zelf.

Het project probeert schijnbaar onverenigbare werelden te verenigen, door alles dwars door elkaar heen te programmeren. Bershan: “We brengen al die vrije radicalen samen.”

Naast Brazilië is ook Zweden vertegenwoordigd op Fat Form, met de video-installatie van de Zweeds-Nederlandse kunstenaar Magnus Monfeldt (Avesta, 1973). Hij toont de Nederlandse première van Kära mor och far (‘lieve moeder en vader’, 2010): deel twee in een trilogie over zijn fascinatie voor westernverhalen en klassieke oorlogsfilms.

In het eerste deel van zijn vervreemdende trilogie, Big Game (2008), toonde Monfeldt een confrontatie tussen een cowboy en een bizon, gefilmd in een Zweeds bizonreservaat in Monfeldts geboortestadje. In deel drie, You’ll never walk alone, reist hij met zijn chronisch zieke vader naar een oude Sergio Leone filmset in Spanje. Daar speelt vader de dubbelrol van indiaan en cowboy: een mens in strijd met zichzelf.

In de film Kära mor och far, die op Fat Form wordt vertoond, jaagt Monfeldt – verkleed als hippieachtige Zweedse indiaan annex Vietnam veteraan – op een hoogblonde cowboy in het wilde westen van het Kroatische berglandschap. In een voice-over dicteert de indiaan een (denkbeeldige) brief aan zijn familie.

“Het is een soort verkapt bericht aan mijn eigen ouders in Zweden – dat het goed met me gaat, als kunstenaar hier in Amsterdam,” grijnst Monfeldt. “Ik gebruik mijn herinneringen aan bestaande films en vervorm het tot een nieuw verhaal.”

De vier artistieke leiders van Fat Form wilden al jaren een groot kunstproject in hun eigen buurt organiseren. “We zijn een beetje moe van het stigma dat op de Bijlmer rust,” zegt Daniela Bershan. “Er heerst hier een enorm inspirerende zelfredzaamheid en creativiteit. Kijk naar het succes van de lokale hiphoppers die nu landelijk doorbreken. Het is een unieke tijd voor Zuidoost.”

“De verschillende elementen van Fat Form houden elkaar in de tang. Zo worden bezoekers een beetje gedwongen om naar elkaar te kijken. Veel van mijn kunst gaat over dat soort confrontaties en controleverlies: ik breng onbeheersbare elementen samen die op organische wijze gaan groeien. Fat Form is hetzelfde op grotere schaal.”

www.fatform.com

www.magnusmonfeldt.com

www.myspace.com/babaelectrolonely

Het internet als godsgeschenk / Rafaël Rozendaal

Het Parool /  Kunst & Media (16 juli 2010)

Met de titel Yes, for sure toont internetkunstenaar Rafaël Rozendaal twee van zijn werken in het Nederlands Instituut voor Mediakunst. ‘Het internet is mijn museum.’

DANIËL BERTINA

“Van jongs af aan vond ik computers erg leuk, want het had iets totaal onbereikbaars,” zegt kunstenaar Rafaël Rozendaal, terwijl hij in de donkere expositieruimte van het Nederlands Instituut voor Mediakunst aan het toetsenbord van een computer rommelt. “Het programmeren bleek makkelijker dan gedacht. Ik was altijd al bezig met striptekenen en fotografie maar ik dacht vaak in korte, bewegende beelden. Die ideeën zijn het best met computers uit te voeren.”

Rafaël Rozendaal (Amsterdam, 1980) is internetkunstenaar. Hij studeerde aan de audiovisuele richting van de kunstacademie Maastricht en legde zich vanaf 2000 toe op het maken van digitale kunstwerken. Via zijn website plantte hij zijn kunst op het wereld wijde web, voor iedereen toegankelijk. Daarnaast exposeerde hij in galeries in Tokio, Moskou, New York, Taipei en Athene.

In de tentoonstelling Yes, for sure zijn twee grote projecties van Rozendaals werk te zien, Color flip (2008) – waarbij de bezoeker met een muis de kleuren in het digitale schilderij kan ‘omslaan’, en Yes, for sure (2010) – een digitale impressie van het strand en de zee.

De twee werken – geselecteerd door curator Petra Heck – zijn met elkaar verbonden door tientallen spiegels op de vloer die het licht van de projecties weerkaatsen. Als een grote legpuzzel. Yes, for sure is tot en met 20 augustus te bekijken in het Nederlands Instituut voor Mediakunst aan de Keizersgracht.

Rozendaal maakt interactieve en cartooneske digitale schilderijen, waarbij de bezoeker – al spelend met de muis en de cursor –beeld en geluid in beweging kan zetten. Een soort geestige computerspelletjes, geïnspireerd door tekenfilms en grote werken uit de moderne en klassieke schilderkunst.

Zie de vrolijk trillende pudding (Jello time, 2007), het bloedende beeldscherm (Fatal to the flesh, 2004), de eindeloze rij van deuren die je dicht kunt smijten (Big long now, 2006), of de bewegende versie van Piet Mondriaans Victory boogie woogie (Electric boogie woogie, 2009).

In 2005 ontdekte hij een manier om zijn digitale kunst te kunnen verkopen: als website. De naam van de nieuwe eigenaar wordt in de domeinnaam verwerkt en het kunstwerk blijft online te bekijken – ook op Rozendaals eigen website, die gemiddeld 1.2 miljoen bezoekers per maand trekt.

Hij grijnst: “En dat terwijl veel musea blij mogen zijn met 200.000 bezoekers met jaar. Het internet is mijn museum.”

Vorig jaar nam Rozendaal deel aan het internetpaviljoen op de Biënnale van Venetië. Verschillende jonge kunstenaars – samengebracht door hun liefde voor het internet – waren uitgenodigd om een bijdrage te leveren als officieel satellietprogramma van deze internationale kunstmanifestatie.

Internet. Een godsgeschenk, volgens Rafaël Rozendaal, die het woord op de binnenkant van zijn onderlip heeft laten tatoeëren. “Ik houd van de anarchistische vrijheid, toegankelijkheid, interactie en snelheid die het internet biedt. Er staat niemand tussen het kunstwerk en het publiek. Er is geen ruis.”

“Mijn kunst is het resultaat van een combinatie van een sociale daad – het feit dat ik het gratis laat zien – en ijdelheid, want ik wil natuurlijk dat zoveel mogelijk mensen mijn werk bekijken en kopen.”

Rozendaal verklaart de liefde voor het medium vanuit zijn diepe wantrouwen van autoriteit. Ook binnen de kunstwereld. “Het lijkt soms alsof kunst bestaat bij de gratie van de tentoonstelling, of omdat iemand vanuit de museale wereld er een stempel van goedkeuring op heeft gezet. Op het internet heb je dat niet. Een goed idee kan je meteen aan de wereld laten zien.”

Naast internetkunst maakt Rozendaal ook tekeningen, meestal als voorstudie van een digitaal werk. “Ik houd enorm van tekenen, omdat het ontzettend snel gaat. Elk idee komt er onmiddellijk uit. Schilderen is erg technisch, het zou me teveel tijd kosten om dat allemaal onder de knie te krijgen. Het leven is me daarvoor gewoon té kort.”

Het maken van een internetkunstwerk bestaat uit drie procent vermaak, de rest is pure doodsangst, vertelt Rozendaal. Hij heeft nog van alles liggen dat niet is geslaagd. Heel frustrerend.

“Ik ben nog steeds aan het werken aan mijn nerveuze, zwetende watermeloen (Unlike the rest, 2007), want tot nu toe ziet hij er alleen maar nat uit. Ooit wil ik een website maken die zich schaamt wanneer hij wordt bekeken – probeer dat maar eens te verbeelden.”

“Als kunstenaar ben je eigenlijk heel kwetsbaar,” zegt Rafaël Rozendaal. “Er is altijd de angst dat het je nooit zal lukken.” Hij wijst naar zijn zee-animatie in Yes, for sure. “Lijkt eenvoudig, maar daar is heel veel angst aan vooraf gegaan.”

www.newrafael.com

Als een vreemde je aanstaart / Life Streaming, door Dries Verhoeven

Kunstenaar Dries Verhoeven presenteerde zijn nieuwste werk, Life Streaming, op het Festival aan de Werf in Utrecht. Bijzonder ervaringstheater over een ontmoeting met een wildvreemde, 8765 kilometer verder weg. Dankzij het internet.

MARK ZAREMBA en DANIËL BERTINA

Het water komt onverwacht. Kreten van ontsteltenis klinken als de eerste klotsende stromen de voeten nat maken. Sommige mensen grijpen hun spullen van de grond, in de ijdele hoop ze droog te houden. Tot hun opluchting stijgt het water niet verder. Ze kijken elkaar aan. Voor zich zien ze de totale verwoesting. Nadat Sri Lanka in 2004 was getroffen door de reusachtige vloedgolf van de tsunami, bleven langs de kust duizenden lege huizen zonder ramen, deuren of dak achter. Als geraamtes. Verspreid over Zuidoost-Azië vielen honderdduizenden doden.

Alleen dit is niet echt Sri Lanka. Het is een simulatie. We zitten met dertien andere bezoekers in een grote container op een grasveldje vlakbij de Utrechtse Stadsschouwburg, ieder in een callcenter-achtig hokje, achter een computer met webcamera en koptelefoon. Op het beeldscherm worden we hartelijk toegelachen door vijftien performers in Ski Lanka.

Dit is Life Streaming: het bijzondere ervaringstheater van kunstenaar Dries Verhoeven. Een voorstelling over oprecht menselijk contact, in een wereld die door het internet in toenemende mate is verbonden. De voorstelling ging zaterdag 22 mei in première op het Festival aan de Werf, en reist in juni naar het Lift Festival in Londen. Van 7 t/m 18 augustus is Life Streaming weer in Nederland te zien op Theaterfestival Boulevard in Den Bosch. De voorstelling is Engelstalig.

In Life Streaming vallen twee verschillende werelden samen, hemelsbreed zo’n 8765 kilometer van elkaar verwijderd. Voorafgaand waren we verwelkomd door Dries Verhoeven zelf. En gewaarschuwd: ”U mag ook uw schoenen uittrekken”. We namen plaats in de container, ieder in zijn eigen hokje. Koptelefoon op.

”Araru, Aribaru,” zingen de Sri Lankanen. Een mantra voordat de show echt begint. Op het scherm verschijnen hokjes, met daarin bewegende beelden van zingende monden: 14 mannen, 1 vrouw. Ze knijpen hun neus dicht. Dan wordt iedere toeschouwer individueel met zijn contactpersoon verbonden, en wordt het stil in de container. Een blanco beeldscherm. De zin ”Dit verhaal gaat over jou en mij” verschijnt letter voor letter in beeld.

”10:04, jouw tijd”
”Dit zijn de eerste woorden die ik je schrijf.”
”We hebben allebei geen schoenen aan.”
”Ik ken je niet.”

Er verschijnt een afbeelding van een jongen in T-shirt met kort donker haar en grote, diepe ogen. Hij zit geposeerd achter een tafel, alsof hij wacht op het afdrukken van een foto. Maar het is een filmopname. “Dit ben ik.” Het duurt even voordat het duidelijk wordt dat het de bedoeling is om een gesprek met deze wildvreemde aan te gaan. Voorzichtig beginnen de bezoekers in Utrecht terug te tikken.

Al snel blijkt dat Life Streaming veel meer is dan een anonieme internetchat. Het gesprek met de Sri Lankanen wordt af en toe onderbroken door filmbeelden, muziek, geluidseffecten en fragmenten van een poëtische tekst over de schoonheid van Sri Lanka en haar inwoners. De voorstelling volgt een duidelijke structuur van proloog, twee hoofdstukken, een intermezzo, een derde deel en een epiloog. Zoals de titels van de hoofdstukken al aangeven (van 112 meter verwijderd van de kust, tot het laatste deel: 10 meter tot de kust) bewegen we ons naarmate de voorstelling vordert steeds meer richting water.

We maken contact, 75 minuten lang. Kumudithe, een fragiel ogende jongen van een jaar of twintig, woont nog bij zijn ouders. Hij verloor zijn beste vriend bij een zelfmoordaanslag. Waren dat de Tamil Tijgers? Ja, hij knikt. Wassa, student in Colombo, vertelt dat de kapotte huizen – verwoest door de tsunami – met opzet blijven staan. ”Het herinnert ons eraan dat niets blijvend is. Het water kan ieder moment terugkomen. Toch bouwen we geen dijken, want we geloven dat het water moet kunnen gaan waar het gaan wil. Niemand wil dat een vloedgolf die op zijn huis had moeten komen bij iemand anders dood en verderf aanricht. Die golf is voor jou bedoeld.”

Plotseling wordt er gevraagd: ”Waar woon je?” De Sri Lankanen zoeken het adres op via Google Maps, zoomen in, en wijzen met een muis aan wat ze interessant vinden. ”Waar kun je hier zwemmen?” Even later wordt het gesprek persoonlijker: ”Heb jij weleens een dierbare verloren? Ik ben heel bang dat het water terugkomt. De mensen in dit land geloven dat je na je dood kan terugkeren als een kat, of een koe. Wat denk jij?”

Als intermezzo doen we een lullig dansje op de klanken van een Hindi popsong. Op het beeld verschijnt weer het rasterwerk met de vijftien Sri Lankanen, swingend van links naar rechts. In Utrecht doen we mee.

Er verschijnen ook tekstfragmenten die van te voren zijn opgesteld, omdat ze als blokken in één keer op het scherm verschijnen, in plaats van woord voor woord. Ze lijken aan te sturen op een vraag om financiële steun, zoals: ”Hoeveel geld heb je op je rekening?” – begeleid door bombastische filmmuziek. Maar dan neemt Wassa het weer over en begint over iets anders. ”Zal ik je een kaart sturen?”

”Weet je, ik wil jouw medelijden eigenlijk helemaal niet,” zegt Kumudithe, terwijl hij glimlachend achterover leunt. ”Weet je wat ik wil? Ik wil dicht bij de zee kunnen slapen, en het ruizen van de golven horen.” ”Maar van de overheid mag niemand meer binnen 100 meter van het strand wonen,” zegt Wassa. ”Alleen toeristen mogen daar slapen, die hebben toch een verzekering.”

Het beeld verspringt naar een video opname van Kumudithe onder de blauwe dekens in een hotelbed. Zo lezen we: slechts tien meter verwijderd van de vloedlijn. ”Hoe zou dat water voelen?” grijnst hij. Ergens in onze container gaat een stortbak open en warm zeewater gutst over onze voeten. ”Dit was een fijn gesprek, dank je wel.” De Sri Lankanen zetten hun koptelefoons af. Achter hen zijn er deuren opengegaan. Langzaam wandelen ze van ons vandaan, het strand op, de zee in.

Dries Verhoeven schept met Life Streaming een bijzonder gevoel van intimiteit en afstand, vaak tegelijkertijd. Je bent je als toeschouwer constant bewust van dit contrast, maar soms valt het heel even weg. Deze interactie een terugkerend thema zijn werk. Verhoeven begon zijn carrière als theatervormgever en maakte prachtige decors voor regisseurs Ira Judkovskaja, Marcus Azzini en Lotte van den Berg. Sinds 2002 is hij zich gaan ontwikkelen tot zelfstandig kunstenaar.

Zijn voorstellingen bevinden zich op het grensgebied tussen theater en beeldende kunst, waarbij toeschouwers vaak een hele actieve rol in de voorstelling hebben. Zo toonde hij de vorige editie van het Festival aan de Werf zijn filminstallatie De Grote Beweging (2006), waarin nietsvermoedende bezoekers zélf een voor een het beeld in kwamen gewandeld. Ervaringstheater, zoals hij het noemt.

Door deze insteek heeft Verhoevens altijd een duidelijke sociaal-maatschappelijke dimensie. Hij probeert, door de toeschouwers onderdeel te maken van de voorstelling, hen bewust te maken van zijn of haar context. In de visie van Verhoeven staat de mens niet alleen, maar is een actief, vormend onderdeel van het geheel, en draagt daarom ook een verantwoordelijkheid ten opzichte van de rest van de wereld.

Life Streaming is zo een spannend – want subtiel – commentaar op ontwikkelingshulp. ”Waarom denken wij altijd dat mensen in landen als Sri Lanka onze hulp nodig hebben?,” zegt Dries Verhoeven (1976) na afloop. Volgens hem is dit de belangrijkste vraag in de voorstelling. ”Ik ben er twee maanden geweest. Vaak werd ik door wildvreemden aangestaard. Wat moet je van me, dacht ik. Maar misschien was dat gewoon nieuwsgierigheid. Door mijn publiek 75 minuten met een persoon in Sri Lanka te laten praten kunnen dat soort gevoelens worden afgetast.”

Het feit dat de performers uiteindelijk heel duidelijk zeggen dat ze niet zitten te wachten op ons medelijden, nadat we eerder juist hebben ingebeeld hoe afschuwelijk zo’n tsunami wel niet moet zijn, is heel ontnuchterend. Ontwikkelingshulp is in veel gevallen anoniem en vaak een manier om het eigen geweten te sussen, of het is een verkapte vorm van culturele arrogantie: wij Westerlingen zullen die achterlijke sloebers wel even laten zien hoe ze hun land moeten opbouwen. Juist door het persoonlijke contact maakt Life Streaming veel meer indruk dan een zwaar aangezet reclamespotje met huilende kinderen.

Toch is dit een beperkt engagement, want het is de vraag hoeveel bezoekers uiteindelijk ook echt de stap maken om zich duurzaam in te spannen voor de Sri Lankanen. Zeker wanneer deze zeggen onze hulp eigenlijk niet te willen. Life Streaming is een voorstelling die uiteindelijk een fascinerend gevoel van onbehagen veroorzaakt, omdat uiteindelijk de economische, culturele en geografische kloof tussen de Nederlandse bezoekers en de performers in Sri Lanka onoverbrugbaar is. Daar kan geen enkele high speed internetverbinding iets aan veranderen.

Verhoeven weet dan ook niet of het project in materiële zin iets oplevert voor de Sri Lankanen. ”Misschien zijn er mensen die geld overmaken, wie weet. Ik praat zo weinig mogelijk met mijn bezoekers na afloop. Veel mensen willen de ervaring met zich meenemen en voor zichzelf houden. Sommigen komen uit zichzelf naar me toe om te vertellen dat het mooi of bijzonder was.”

De spelers krijgen overigens gewoon betaald voor hun werk. Ze zijn geworven toen Verhoeven in Sri Lanka was. ”Het zijn vooral studenten die elkaar via Facebook tipten voor deze klus. Ze vinden het leuk, houden er een mooie ervaring aan over en verdienen er ook nog wat aan. Sommigen komen er zelfs helemaal voor uit de hoofdstad naar de oostkust gereisd.”

Life Streaming biedt – niets meer en niets minder – een tijdelijke, persoonlijke ervaring van verbondenheid. Sommige bezoekers zijn na afloop duidelijk geëmotioneerd door het contact. Er is mogelijkheid om nog wat laatste berichten achter te laten. Daar wordt veel gebruik van gemaakt, de toetsen blijven ratelen. Sommigen wisselen zelfs contactgegevens uit. Langzaam beginnen de eerste mensen met de broekspijpen omhoog getrokken naar de uitgang te waden – in gedachten verzonken. Het water is nog steeds niet weg.

www.festivaladwerf.nl
www.gatindetijd.nl
www.domeinvoorkunstkritiek.nl

 

The Simple Things in Life, aldus Miguel Narings

Het Parool / Kunst & Media (13 juli 2010)

Filmmaker Miguel Narings volgde zijn gepensioneerde vader in diens wanhopige zoektocht naar liefde in Thailand en de Filippijnen. Zijn tragikomische documentaire The simple things in life is het resultaat van tien jaar werk.

DANIËL BERTINA

“Ik wilde altijd al filmen, maar het heeft een tijd geduurd voordat ik ook echt de stap durfde te zetten,” zegt filmmaker Miguel Narings. “Dus heb ik tien jaar in een videotheek gewerkt. Door dat werk heb ik wel allerlei mensen ontmoet die me verder hebben geholpen.”

Tien jaar lang werkte Miguel Narings (Amsterdam, 1971) aan zijn zelfgemaakte documentaire The simple things in life. Een pijnlijk, maar ook zeer geestig portret van zijn (bijna) gepensioneerde vader Jan en diens worsteling met het leven, de drank, en de zoektocht naar ware romantiek. Onlangs waren voorvertoningen van te zien in Rialto en De Balie.

Gewapend met camera volgt Narings junior zijn vader, die zich – al stuntelend, met blind enthousiasme – in diverse romances met Aziatische vrouwen stort. Na diverse teleurstellingen in Thailand ontdekt vader Narings zijn internetbruid op de Filippijnen.

Tegelijkertijd toont de film de moeizame communicatie – en liefde – tussen vader en zoon. Als Frans Bromet in jonge jaren bestookt Miguel Narings van achter de camera zijn vader met zuigende, sarcastische opmerkingen. Typisch Amsterdamse humor.

“Toen ik mijn vader terugzag na de eerste keer Thailand had ik hem nog nooit zo verliefd, vrolijk en gezond gezien,” vertelt Narings. “Gelukkig zag ik wel meteen dat hij niet een vieze ouwe man was geworden: hij reisde niet naar Azië om daar de sekstoerist uit te hangen – het ging hem echt om de liefde. Hoe verkrampt dan ook.”

Al snel ontstond er een vicieuze cirkel. Na elke vakantie kreeg zijn vader smeekbrieven van zijn geliefde, stuurde bakken met geld, kreeg ruzie en de relatie ging uit. Pa reisde dan zo snel mogelijk weer af naar Thailand om een nieuwe vriendin te zoeken.

“Op een gegeven moment zei mijn vader doodserieus: ‘Miguel, Thailand is een enorme fout geweest. Dit jaar ga ik naar de Filippijnen om te trouwen met mijn internetbruid.’ Dàt verzin je toch niet?” roept hij verbijsterd. “Ik moest dit rare patroon wel gaan vastleggen.”

Het was een poging om zijn vader wakker te schudden. “Dat zelfbedrog vond ik fascinerend. Het leven op Planeet Narings is natuurlijk veel leuker dan op acht hoog in een flatje van de G-buurt in de Bijlmermeer. En bij hem thuis was het enorme rotzooi, niet bepaald een Jan des Bouvrie interieur. Ik kan me goed voorstellen dat hij daaraan wilde ontsnappen.”

Uit eigen zak schraapte Miguel Narings het geld bij elkaar om de The simple things in life te realiseren. Onmisbaar waren de vriendendiensten van editor Nina Stam en muzikant Tjeerd Bomhof – die de filmmuziek schreef. “Er is heel veel tijd en liefde in deze film gaan zitten.”

Narings zette als autodidact de eerste voorzichtige stappen in het filmvak, toen hij via-via werd benaderd om de eerste videoclips voor (hiphop) artiesten als Opgezwolle, Voicst en The Opposites te maken. Daarnaast acteerde hij in een paar korte films en reclames, en bedacht samen met Dennis van de Ven een aantal sketches voor de absurdistische televisieserie Nieuw Dier.

Samen met Benjamin Landshoff maakte hij vorig jaar de voetbalkomedie Piet Kluit, een man met ballen. Een uit de hand gelopen grap, aldus Narings. “Ik was zo ontzettend gretig dat ik het allemaal voor een schijntje heb gedaan. Ook bij Nieuw Dier konden me niets betalen, dus mocht ik meespelen. Maar volgens mij ben ik er vaker uitgeknipt dan dat ik te zien ben geweest.”

Miguel Narings geeft toe dat hij wroeging had om The simple things in life te maken. Een onderbuikgevoel: “Eigenlijk is het krankjorum dat ik inzoom op mijn huilende vader in plaats van hem te troosten. Tijdens het draaien werd ik heel erg geconfronteerd met mijn eigen opvoeding.”

“Ik heb altijd last gehad van faalangst, omdat mijn vader me weinig doorzettingsvermogen heeft meegeven. Hij heeft me nooit echt aangemoedigd om iets van m’n leven te maken. Dit project heeft ons wel dichter bij elkaar gebracht. Vreemd dat ik nu juist door deze film iets uit m’n schulp kan kruipen.”

www.miguelnarings.com

The Simple Things in Life op Facebook